2005
‘Als Christus mijn mogelijkheden had gehad…’
November 2005


‘Als Christus mijn mogelijkheden had gehad…’

Onze Heiland, Jezus Christus, leert ons hoe belangrijk het is om naar verdwaalden op zoek te gaan.

Vele jaren geleden, toen onze oudste kinderen zes, vier en twee waren, besloten mijn vrouw en ik ze een onverwachte vraag te stellen. Wij hadden als gezin dagelijks in het Boek van Mormon gelezen.

Mijn vrouw vroeg: ‘Wie was die man ook alweer die naar het bos ging om te jagen, maar in plaats daarvan de hele dag en nacht bad?’

Toen het een tijdje stil bleef, probeerde ze een beetje te helpen: ‘Zijn naam begint met een E… e… e… e.’

Vanuit de hoek van de kamer riep onze tweejarige: ‘nos!’

Het kind dat in de hoek zat te spelen — van wie we dachten dat het te klein was om het te begrijpen. Enos! Het was Enos die naar het bos was gegaan om te jagen, maar van wie de ziel hongerde. Hoewel er in zijn verslag niet staat dat hij in het bos verdwaald was, leren we dat Enos als een veranderd man uit het bos kwam — en toen het welzijn van zijn broeders wenste.

In het Nieuwe Testament leert onze Heiland, Jezus Christus, ons hoe belangrijk het is om naar verdwaalden op zoek te gaan.

‘Wie van u, die honderd schapen heeft en er één van verliest, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?

‘En als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders’ (Lucas 15:4–5).

Sinds de val van Adam verkeren alle mensen in een verloren en gevallen staat. Net als velen van u werd ik ‘gevonden’ door twee getrouwe zendelingen. In 1913 onderwezen de zendelingen C. Earl Anhder en Robert H. Sorenson mijn grootouders in Kopenhagen in het evangelie van Jezus Christus en doopten hen. Mijn ouders brachten mij het belang van hard werken, eerlijkheid en integriteit bij. Maar in slechts één korte generatie werden we inactief in de kerk en ging de kennis van het evangelie aan ons verloren. Ik kan me nog herinneren dat ik op jonge leeftijd door vriendjes werd uitgenodigd om mee naar het jeugdwerk te gaan. Mijn eerste ervaringen met de kerk waren in het jeugdwerk.

Enkele maanden vóór mijn twaalfde verjaardag werd er op een zaterdagmiddag op de voordeur geklopt. Enkele van mijn vrienden — diakenen die een wit overhemd en een stropdas droegen — nodigden me uit om naar mijn eerste priesterschapsbijeenkomst te gaan. Op weg naar de Tabernakel op Temple Square liep onze leider naast me. We waren op weg naar de priesterschapsbijeenkomst van de algemene aprilconferentie.

Lloyd Bennett was mijn scoutleider. Hij haalde me zaterdags vaak op om naar het kantoor van de scouting te gaan om insignes en andere benodigdheden te kopen. In de auto raakten we altijd aan de praat. Hij werd een goede vriend. Net als veel anderen nam Lloyd Bennett tijd voor die ene.

Die geweldige vrienden en leiders begrepen de recente raad van ouderling M. Russell Ballard om er ‘nog één’ te vinden (‘Nog één’, Liahona, mei 2005, p. 69), en beseften wat ze daarvoor moesten doen. Soms is het degene in de hoek, van wie we het niet verwacht hadden.

Toen ik achttien was, had ik ook een ervaring als Enos, toen ik in mijn legerbarak in Fort Ord (Californië) neerknielde. Toen de lichten uit waren (…) en ik op de harde vloer geknield zat, vond ik net als Enos mijn weg. Ik moest op zending gaan. Ik was heel dankbaar dat zoveel mensen me hadden geholpen om erachter te komen wie ik was en om Christus en zijn evangelie te leren kennen. Ik ging begrijpen dat ik door middel van onze Heiland, Jezus Christus, mijn weg naar huis moest vinden.

‘En Hij komt in de wereld om zijn volk te verlossen; en Hij zal de overtredingen op Zich nemen van hen die in zijn naam geloven; en die zijn het die het eeuwige leven zullen hebben, en niemand anders zal het heil deelachtig worden.’ (Alma 11:40.)

Toen de profeet Jesaja uit het Oude Testament onze tijd zag waarin het evangelie volledig zou zijn hersteld, zei hij:

‘Zo zegt de Here Here: Zie, Ik zal mijn hand opheffen tot de volken en mijn banier omhoog heffen voor de natiën; in hun armen zullen zij uw zonen brengen, en uw dochters zullen op de schouder gedragen worden’ (Jesaja 49:22).

Als wij voor die ene zorgen, broeders en zusters, zien we de vervulling van die profetie. Begrijpt u dat ook u in armen en op schouders gedragen wordt — gedragen naar de veiligheid?

Wat zou onze Heiland doen met de mogelijkheden die wij hebben om die ene te beïnvloeden? Laten we ons de vraag stellen: ‘Als Christus mijn mogelijkheden had gehad, wat had Hij dan gedaan?’ Dan zullen onze beslissingen meer op Christus zijn gericht.

Ik weet dat onze geliefde ouderling Neal A. Maxwell altijd op zoek was naar die ene. Want hij werkte, net als Nephi, ‘ijverig om te schrijven’, en ons ‘ertoe te bewegen in Christus te geloven en met God te worden verzoend’ (2 Nephi 25:23). Ik weet dat ouderling Maxwell meer dan één keer contact opnam met de mensen, zelfs die ene, die hij tot Christus wilde brengen.

Of we nu jeugdwerkleerkracht, jongemannenleider, jongevrouwenleidster, scoutleider, huisonderwijzer, huisbezoekster of gewoon een vriend zijn, de Heer zal ons gebruiken. Maar dan moeten we wel luisteren om die ene te zoeken en te vinden.

Wat ben ik dankbaar voor de beslissing om op zending te gaan. Dat was een ommekeer in mijn leven. Jongemannen, jullie hebben het voorrecht om te dienen, om ijverig te werken. Blijf de geboden onderhouden, bereid je voor om het evangelie te verkondigen; stel niet uit, maar ga aan het werk! Jongevrouwen, jullie kunnen zoveel doen om het koninkrijk op te bouwen. Dierbare gepensioneerden: wij hebben u nodig!

Ons gezin had het voorrecht om in Canada met geweldige, toegewijde zendelingen, zendelingzusters en zendelingechtparen te werken. Van hart tot hart, van geest tot geest, en met de kracht van de Heer, gingen zij op zoek naar die ene; en ze vonden hem of haar. Dat doen veel zendelingen over de hele wereld.

‘En aldus waren zij een werktuig in de handen Gods om velen tot de kennis der waarheid te brengen, ja, tot de kennis van hun Verlosser’ (Mosiah 27:36).

Eenieder van ons kan iets voor een ander betekenen, zelfs in eeuwige zin, maar alleen wanneer we in actie komen; we moeten iets doen; we moeten ijverig werkzaam zijn. Misschien voelt u zich geïnspireerd om iemand uit te nodigen terug naar de kerk te komen, of voor het eerst naar de boodschap van het herstelde evangelie te luisteren. Geef daar dan gehoor aan. Waarom nodigen we niet allemaal iemand uit om morgen naar de stem van een profeet te komen luisteren? Wilt u dat doen? Wilt u dat vandaag doen? Met geloof en een gewillig hart (zelfs een verlangen), moeten we erop vertrouwen dat de Geest ons ‘in het uur zelf, ja, op het moment zelf, [zal ingeven] wat [wij zullen] zeggen’ (LV 100:6). Dat weet ik zeker.

Wat ben ik dankbaar dat ik weer tot de bediening ben geroepen, deze keer in Australië. Ik spreek mijn diepe liefde en waardering uit voor mijn vrouw en onze negen zendingsactieve kinderen, voor hun liefde en steun. Ik geef mijn oprecht getuigenis dat de volheid van het evangelie op aarde is hersteld, dat Joseph Smith een profeet van God is en dat het Boek van Mormon het woord van God is. We worden geleid door een hedendaagse profeet — president Gordon B. Hinckley. En ik weet dat God leeft en dat Jezus de Christus is, onze Heiland en Verlosser. We worden naar huis gedragen in de liefdevolle armen en op de krachtige schouders van de Herder. Net als Enos zeg ik nederig: ‘Ik moet tot dit volk prediken (…) en het woord verkondigen volgens de waarheid die in Christus is. (…) En ik heb mij erin verheugd boven hetgeen der wereld is’ (Enos 1:26). Van deze waarheden getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.