2005
Video: ‘Werktuigen in de handen Gods’
November 2005


Video: ‘Werktuigen in de handen Gods’

In de algemene ZHV-bijeenkomst is een video uitgezonden waarin president Gordon B. Hinckley de geschiedenis van de ZHV bespreekt. In deze videofilm zien we de profeet Joseph Smith, Emma Smith, Lucy Mack Smith en andere zusters die de ZHV bijwonen in het rode stenen huis.

President Hinckley: De groei van de zustershulpvereniging van twintig leden tijdens de oprichting op 17 maart 1842 in de kolonistenstad Nauvoo tot ruim vijf miljoen leden 160 jaar later, met leden in grote en kleine woonplaatsen over de hele wereld, is een uitzonderlijk en opmerkelijk verhaal.

De elementen waaruit de zustershulpvereniging is gegroeid, dateren van vóór de oprichting ervan. Die elementen omvatten het natuurlijke instinct van de vrouw om het algemeen belang te bevorderen, mensen in nood te helpen en hun eigen verstand en talenten te ontwikkelen. Om die reden verenigde Joseph Smith hen in een vereniging.

Joseph Smith: Deze ‘zustersvereniging kan de broeders ertoe aanzetten om goede werken te verrichten ten behoeve van de armen — op zoek naar mensen die hulp nodig hebben, en in hun behoeften voorzien — om hulp te verlenen bij het verbeteren van de normen en waarden en bij het versterken van de deugden in de samenleving.’1

President Hinckley: Uit dat eenvoudige begin is volgens mij een van de grootste en doelmatigste organisaties in haar soort over de hele wereld gegroeid.

Tijdens die eerste bijeenkomst, toen Emma als presidente werd voorgesteld, zei ze dat ‘ieder lid zich moest beijveren om goede daden te doen’.2 Dat was toen de houding, en dat is het nog steeds. En dat moet het leidende beginsel blijven in alle toekomstige generaties — dat ‘ieder lid zich moet beijveren om goede daden te doen’.

Emma Smith: ‘We gaan iets bijzonders doen. (…) We verwachten buitengewone gebeurtenissen en dringende verzoeken.’3

Joseph Smith: ‘Deze vereniging krijgt instructies door middel van de orde die God heeft vastgesteld — door de leiders die zijn aangesteld.’4

‘Het is natuurlijk dat vrouwen gevoelens van naastenliefde hebben. U krijgt nu de kans om te handelen volgens de gevoelens die God in uw boezem heeft geplaatst. Het zou geweldig zijn als u deze beginselen naleeft! Indien u van de u gegunde voorrechten gebruik maakt, kunnen de engelen niet anders dan uw metgezel zijn. (…) Geen oorlog (…) geen wanklank, geen tegenstrijdigheid, maar zachtmoedigheid, liefde en reinheid. Dat zijn de dingen die ons grootmaken. (…)

‘En de zegeningen uit de hemel zullen op ons neerdalen. (…)

‘Als u naar huis gaat, spreek nooit een onvriendelijk woord, maar laat vriendelijkheid en naastenliefde van nu af aan de kroon op uw werk zijn. (…)

‘Als u in onschuld, deugdzaamheid en goedheid toeneemt, laat uw hart dan opzwellen, laat het ten opzichte van anderen groter worden — u moet lankmoedig zijn en de fouten en dwalingen van de mens verdragen. Hoe waardevol is de ziel van de mens. (…)

‘(…) En nu geef ik u in de naam van God de sleutel, en deze vereniging zal zich verheugen, en vanaf dit moment zult u met kennis en intelligentie gezegend worden — dit is het begin van betere tijden voor deze vereniging.’5

President Hinckley: Die profetische uitspraak is anderhalve eeuw lang een handvest geweest voor de zustershulpvereniging van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Lucy Mack Smith, de moeder van de profeet, heeft tegen de zusters in Nauvoo gezegd:

Lucy Mack Smith: ‘We moeten elkaar liefhebben, voor elkaar zorgen, elkaar troosten en instructies ontvangen om allemaal in de hemel terug te keren.’6

President Hinckley: Uit de geschiedenis van de organisatie blijkt dat de vrouwen in de kerk niet hebben hoeven wachten om met elkaar in de hemel de zoete vruchten te proeven van de activiteiten die zij beschreef.

Op aarde hebben ze veel van de hemel geproefd, want tijdens hun leven hebben ze elkaar liefgehad, getroost en onderricht. Wie kan de wonderbaarlijke invloed op het leven van miljoenen vrouwen inschatten, van wie de kennis is toegenomen, het inzicht is vergroot, het leven is verruimd, en van wie het begrip van de zaken Gods is verrijkt door de talloze goede lessen die in de bijeenkomsten van de zustershulpvereniging zijn gegeven?

Wie kan de vreugde beoordelen die deze vrouwen ontvangen als ze bij elkaar komen, in de wijk of gemeente met elkaar omgaan, elkaars leven verrijken door dierbare en waardevolle vriendschappen? Wie kan zich ook maar enigszins de ontelbare daden van naastenliefde voorstellen die zijn verricht, het voedsel dat op lege tafels is gezet, het geloof dat in wanhopige tijden van ziekte is geoefend, de wonden die zijn verbonden, de pijn die door liefdevolle handen en geruststellen woorden is verlicht, de troost die ten tijde van overlijden en eenzaamheid is verleend?

Over de zustershulpvereniging heeft president Joseph F. Smith ooit gezegd: ‘Deze organisatie is door God opgericht, goedgekeurd, ingesteld en verordineerd om de mensen voor het heil van hun ziel te bedienen. Daarom is er geen enkele organisatie die ermee vergeleken kan worden, (…) die dezelfde plaats kan innemen. (…)

‘(…) Stel de zustershulpvereniging op de eerste plaats, maak haar tot de hoogste, beste en meest oprechte organisatie ter wereld. U bent daartoe geroepen door de stem van de profeet van God, om de grootste, de beste, de zuiverste en meest toegewijde vereniging te zijn.’7

Ik bid dat God de zustershulpvereniging van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zal zegenen. Moge de geest van liefde, waardoor de leden al anderhalve eeuw gemotiveerd worden, blijven groeien en in de hele wereld gevoeld worden. Mogen hun goede werken talrijke mensen ten goede beïnvloeden, waar ze ook verricht worden. En mogen generaties vrouwen door deze vereniging van God licht en begrip, onderwijs en kennis, en eeuwige waarheid ontvangen, in alle landen op aarde. Mogen zij allemaal beseffen wat hun grote verantwoordelijk en zegen is — om ‘een werktuig in de handen Gods’ (Alma 26:3) te zijn en dit grote werk te verrichten.

Noten

  1. ZHV-notulen, 17 maart 1842, archieven van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, p 7.

  2. ZHV-notulen, 17 maart 1842, p. 13.

  3. ZHV-notulen, 17 maart 1842, p. 12.

  4. ZHV-notulen, 28 april 1842, p. 40.

  5. ZHV-notulen, 28 april 1842, pp. 38–40.

  6. ZHV-notulen, 24 maart 1842, pp. 18–19.

  7. Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith (1998), p. 184.