2005
Geroepen en gekozen
November 2005


Geroepen en gekozen

Wie zo geroepen, gesteund en aangesteld zijn, hebben recht op onze steun.

Dierbare broeders van de priesterschap, ik wil allereerst onze waardering uitspreken voor alles wat u doet om het werk van de Heer wereldwijd verder uit te breiden. Ik wil het vanavond hebben over de gewijde ambten van de priesterschapsleiders die zijn ‘geroepen en gekozen’1 om de kerk in deze tijd te leiden. Dit jaar is om minstens twee redenen bijzonder: ten eerste vieren we de tweehonderdste geboortedag van de profeet in december, en ten tweede, vierde president Gordon B. Hinckley afgelopen juni zijn 95ste verjaardag. Ik getuig dat de profeet Joseph Smith was geroepen en gekozen als de eerste profeet van deze bedeling, en dat president Gordon B. Hinckley nu de profeet, ziener en openbaarder van deze kerk is.

Toen Mike Wallace president Hinckley een paar jaar geleden interviewde voor het televisieprogramma 60 Minutes zei hij: ‘[Sommige mensen zullen zeggen] dat deze kerk door oude mannen gerund wordt.’ Daarop antwoordde president Hinckley: ‘Het is juist geruststellend dat er een ervaren man aan het hoofd staat; iemand met inzicht die niet met elke leerstellige wind meewaait.’2 Als dus iemand onder u vindt dat de huidige leiding te oud is om de kerk te leiden, kan president Hinckley u nog wel het een en ander vertellen over de wijsheid die met de jaren komt!

Van de 102 apostelen in deze bedeling zijn er slechts dertien langer in functie geweest dan president Hinckley. Hij is langer werkzaam als apostel dan Brigham Young, president Hunter, president Lee, president Kimball en vele anderen. Zijn leiderschap werkt zeer inspirerend. Zelf heb ik soms weleens het gevoel dat ik op de rand van de eeuwigheid sta. Ik hoop dat u mij dat vergeeft. Ik ben nu 85 en de op twee na oudste van alle algemene autoriteiten die nu leven. Dat is geen verdienste van mij. Ik ben gewoon blijven leven.

Ik ben van mening dat er in de geschiedenis van de kerk nog nooit zoveel eensgezindheid is geweest onder de broeders van het Eerste Presidium, het Quorum der Twaalf en de andere algemene autoriteiten van de kerk die geroepen en gekozen zijn en nu leiding aan de kerk geven. Daar is voldoende bewijs voor. De huidige leiding van Gods aardse koninkrijk heeft de inspiratie van de Heiland langer dan enig andere groep genoten. Wij zijn de oudste groep die ooit de kerk heeft geleid.

Ik ga nu bijna een halve eeuw om met een paar van die mannen en ik kan daardoor, denk ik, zonder enig voorbehoud zeggen dat die broeders zonder uitzondering goed, eerzaam en betrouwbaar zijn. Ik ken hun inborst. Zij zijn de dienstknechten van de Heer. Hun enige wens is hun ontzagwekkende roeping groot te maken en het koninkrijk Gods op aarde op te bouwen. De algemene autoriteiten nu in functie zijn op de proef gesteld en loyaal gebleken. Sommigen zijn lichamelijk niet meer zo kwiek als vroeger, maar hun hart is heel zuiver, hun ervaring omvangrijk, hun verstand scherp en hun geestelijke wijsheid zo diep dat het een genoegen is om in hun gezelschap te zijn.

Ik wist niet wat me overkwam toen ik 33 jaar geleden als assistent van de Twaalf werd geroepen. Een paar dagen later gaf president Hugh B. Brown mij de raad om altijd in harmonie te blijven met de presiderende broeders. President Brown ging er verder niet op in. Hij zei alleen: ‘Blijf de presiderende broeders trouw.’ Volgens mij bedoelde hij daarmee dat ik de raad en leiding van de president van de kerk, het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf diende op te volgen. En dat was iets dat ik met mijn hele hart wilde doen.

Anderen zijn het wellicht niet met die raad eens, maar ik geef u die toch in overweging. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de goddelijke inspiratie die we krijgen grotendeels afhankelijk is van de mate waarin we in harmonie zijn met de president van de kerk, het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf — die allen zijn gesteund, zoals ook vandaag is gebeurd, als profeet, ziener en openbaarder. Ik zou niet weten hoe we ten volle in harmonie met de Geest van de Heer kunnen zijn als we niet in harmonie zijn met de president van de kerk en de andere profeten, zieners en openbaarders.

Toen ik diaken was, nam mijn vader mij en mijn oudere broer mee naar de algemene priesterschapsbijeenkomst in de Tabernakel. Ik herinner me nog hoe bijzonder ik het vond om voor de eerste keer in de nabijheid van de profeet van God, president Heber J. Grant, en de andere profeten en apostelen te zijn. Ik luisterde aandachtig naar hun boodschap en nam hun woorden zeer serieus. Door de jaren heen zijn de onderwerpen van toen vele malen herhaald. Ik verwacht dat sommige onderwerpen ook in deze conferentie opnieuw worden behandeld. Ze zijn van wezenlijk belang voor ons eeuwig heil, en we hebben die herhaling nodig.

Vanaf het begin van de wereld zijn er in de geschiedenis vele voorbeelden opgetekend van mensen die niet in harmonie met de profeten waren. In de beginperiode van deze bedeling zijn verschillenden uit de Twaalf, tot hun leedwezen, niet loyaal gebleven aan de profeet Joseph Smith. Lyman E. Johnson, lid van het oorspronkelijke Quorum der Twaalf, was een van hen. Hij werd geëxcommuniceerd wegens onrechtvaardig gedrag. Later zou hij zijn geestelijke ondergang betreuren. Hij heeft gezegd: ‘Ik zou mijn rechterhand willen geven als ik er weer in kon geloven. Toen was ik vol van vreugde en blijdschap. Mijn dromen waren aangenaam. Als ik ’s ochtends ontwaakte, was ik welgemoed. Ik was dag en nacht gelukkig, vol vrede en blijdschap en dankbetoon. Maar nu is er uitermate veel duisternis, pijn, verdriet en ellende. Ik heb sindsdien geen gelukkig moment meer gehad.’3 Hij is in 1856 op 45-jarige leeftijd om het leven gekomen bij een sleeongeluk.

Ook Luke S. Johnson was in 1835 in het oorspronkelijke Quorum der Twaalf geroepen. In 1837 zorgden financiële speculaties ervoor dat hij geestelijk verzwakte. Toen hij er jaren later op terugkeek, zei hij: ‘Ik werd het duister ingezogen en ik was op mijzelf aangewezen. Ik verloor de Geest Gods en veronachtzaamde mijn plicht; het gevolg was dat ik op 3 september 1837 in een conferentie te Kirtland (…) van de kerk werd afgesneden.’ In december 1837 sprak hij zich publiekelijk tegen de kerk uit, waarna hij in 1838 wegens afvalligheid werd geëxcommuniceerd. Hij had acht jaar lang een dokterspraktijk in Kirtland. In 1846 keerde hij met zijn gezin terug in de schoot van de kerk. Hij zei toen: ‘Ik heb aan de kant van de weg gestaan en het werk van de Heer op afstand gadegeslagen. Maar mijn hart is bij dit volk. Ik wil weer verenigd worden met de heiligen; met hen de wildernis intrekken en tot het einde toe in hun gezelschap blijven.’ Hij liet zich in maart 1846 herdopen en is in 1847 met de eerste groep pioniers naar het westen getrokken. Hij is in 1861 op 54-jarige leeftijd in Salt Lake City als trouw lid gestorven.4

Mijn raad aan de leden van de kerk is om de president van de kerk, het Eerste Presidium, het Quorum der Twaalf en de andere algemene autoriteiten met hun hele hart en ziel te steunen. Als ze dat doen, bevinden ze zich in een veilige haven.

President Brigham Young herinnerde zich dat hij de profeet Joseph Smith vaak had horen zeggen dat het zaak was dat hij ‘voortdurend bad, geloof oefende, zijn godsdienst naleefde en zijn roeping grootmaakte om de manifestaties van de Heer te ontvangen en standvastig in het geloof te blijven.”5 Iedereen zal te maken krijgen met de beproeving van ons geloof. Die beproeving kan op verschillende manieren komen. Misschien bent u het niet altijd eens met de raad die de kerkleiders u geven. Ze zijn niet uit op populariteit. Ze proberen ons te behoeden voor de rampspoed en teleurstellingen die het gevolg zijn van ongehoorzaamheid aan Gods wetten.

Tevens dienen wij onze plaatselijke leiders te steunen, omdat ook zij zijn ‘geroepen en gekozen’. Ieder lid van deze kerk kan raad krijgen van een bisschop of gemeentepresident, een ring- of zendingspresident, en de president van de kerk en zijn medewerkers. Geen van deze broeders hebben om hun roeping gevraagd. Geen van hen is volmaakt. Toch zijn het dienstknechten van de Heer, door Hem geroepen bij monde van hen die recht hebben op inspiratie. Wie zo geroepen, gesteund en aangesteld zijn, hebben recht op onze steun.

Ik heb bewondering en respect voor elke bisschop die ik ooit heb gehad. Ik heb altijd geprobeerd geen vraagtekens te plaatsen bij hun raadgevingen, maar die op te volgen. Als gevolg daarvan heb ik mij altijd beschermd gevoeld tegen ‘het valse spel der mensen, in hun sluwheid’.6 Dat was omdat ieder van die geroepen en gekozen leiders uit hoofde van hun roeping recht hadden op goddelijke openbaring. Gebrek aan respect voor kerkelijke leiders heeft bij velen geleid tot hun geestelijke verzwakking en ondergang. We dienen elke veronderstelde zwakheid, fout of tekortkoming in de mannen die ons presideren over het hoofd te zien en het ambt dat zij dragen te eerbiedigen.

Er is een tijd geweest, alweer wat jaren geleden, dat wijken door middel van evenementen geld inzamelden om wijkuitgaven en activiteiten te bekostigen die nu worden gedekt door de unittoelage die de kerk verstrekt. We hadden bazaars, braderieën, diners en andere dergelijke activiteiten. In die tijd had mijn wijk een bisschop die zich met hart en ziel inzette voor zijn roeping.

Volgens een lid uit een naburige wijk was een smijtmachine de manier om veel geld binnen te halen. De deelnemers konden tegen betaling proberen met een honkbal een mechanische arm in beweging te zetten. Als men de roos trof kantelde het stoeltje op de machine, waarna de persoon die erop zat in een grote bak met koud water plonsde. Onze wijk besloot deze machine in te zetten en iemand merkte op dat er meer mensen zouden meedoen als de bisschop plaatsnam op het stoeltje. Onze bisschop was een sportieve kerel, en omdat hij verantwoordelijk was voor de geldinzameling, was hij bereid op het stoeltje plaats te nemen. Al gauw begon men ballen te kopen en naar de schietschijf te gooien. Verschillende mensen wisten de roos te raken, en de bisschop kreeg een nat pak. Dat ging zo een half uurtje door en hij begon te bibberen van de kou.

Hoewel sommigen vonden dat dit heel leuk was, vond mijn vader het maar niks dat het ambt van bisschop zo te grabbel was gegooid en voorwerp was van spot of zelfs minachting. Zelfs al was het ingezamelde geld bestemd voor een goede zaak, weet ik nog goed dat ik mij ervoor schaamde dat sommige mensen niet meer respect toonden voor zowel het ambt als de man die dag en nacht voor hen klaarstond, zoals het een goede herder betaamt. Als dragers van het priesterschap van God dienen wij in ons gezin, aan onze vrienden en onze collega’s het goede voorbeeld te geven en de leiding van de kerk te steunen.

De heilige Schriften, maar ook de plaatselijke en algemene autoriteiten van de kerk, voorzien de leden van de kerk van een vangnet van raad en leiding. Zo hebben de algemene autoriteiten zo lang als ik leef vanaf dit en andere spreekgestoeltes erop aangedrongen naar ons inkomen te leven, geen schulden te maken, een appeltje voor de dorst te bewaren, want vroeg of laat krijgen we dorst. Ik heb tijden van grote economische moeilijkheden meegemaakt, zoals de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog. Wijs geworden door die ervaringen doe ik wat ik kan om mijzelf en mijn gezin te beschermen tegen de gevolgen van dergelijke rampen. Ik ben de algemene autoriteiten dankbaar voor hun wijze raad.

De president van de kerk zal de leden van de kerk nooit op een dwaalspoor brengen. Dat zal nooit gebeuren. De raadgevers van president Hinckley steunen hem volledig, zo ook het Quorum der Twaalf Apostelen, de Quorums der Zeventig en de Presiderende Bisschap. Daardoor worden de presiderende raden van de kerk, zoals ik eerder heb gezegd, gekenmerkt door harmonie, door liefde voor onze president en voor elkaar.

Het priesterschap is een schild. Het is een schild tegen het kwaad van de wereld. Dat schild moet schoon worden gehouden; anders zal onze visie op ons doel en de gevaren om ons heen beperkt zijn. Het schoonmaakmiddel is persoonlijke rechtschapenheid, maar niet iedereen is bereid de prijs te voldoen om hun schild schoon te houden. De Heer heeft gezegd: ‘Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.’7 We worden geroepen als men ons de handen oplegt en ons het priesterschap verleent, maar we worden pas uitverkoren als we God onze rechtschapenheid, onze getrouwheid en onze toewijding hebben getoond.

Broeders, dit werk is waar. Joseph Smith heeft de Vader en de Zoon gezien. Hij heeft van Hen instructies gekregen en die opgevolgd. Dat was het begin van dit grote werk, waarvan de verantwoordelijkheid nu op onze schouders rust. Ik getuig plechtig dat het van goddelijke oorsprong is. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. LV 55:1.

  2. Discourses of President Gordon B. Hinckley, Volume 1: 1995-1999 (2005), p. 509.

  3. Geciteerd in Brigham Young, Deseret News, 15 augustus 1877, p. 484.

  4. Zie Susan Easton Black, Who’s Who in the Doctrine & Covenants (1997), pp. 156–157.

  5. Discourses of Brigham Young, onder redactie van John A. Widtsoe (1954), p. 469.

  6. Efeziërs 4:14.

  7. Matteüs 22:14.