Al uw kinderen zullen leerlingen zijn
Kinderen moeten weten dat ze door geloof in de Heiland en gehoorzaamheid aan Hem vrede in deze roerige wereld kunnen vinden.
Wij zijn diep geraakt door de recente rampen in de wereld. Vooral het lijden van onschuldige kinderen drukt zwaar op ons gemoed. We hebben kinderen ontmoet zonder familieleden om hen te verzorgen, te beschermen en lief te hebben. We verlangen er in ons hart naar om hen te helpen — om op de een of andere manier hun leed te verlichten en hun enige hoop te bieden. We zijn dankbaar voor de kansen die wij hebben om hulp te verlenen. De inzet van velen die deze kinderen helpen, is bemoedigend.
Maar we hoeven niet ver te kijken om kinderen in andere, maar evenzeer moeilijke omstandigheden te vinden. Misschien zien we, zonder het te weten, kinderen in onze eigen omgeving over het hoofd. Zijn we ons bewust van de hachelijke omstandigheden waarin onze eigen kinderen zich bevinden? We kunnen over het algemeen wel bepalen of er in hun lichamelijke behoeften wordt voorzien, maar hoe staat het met hun geestelijke behoeften? Zijn ze op de hoogte van het licht en de vrede van het evangelie van Jezus Christus? In de Schriften staat: ‘En al uw kinderen zullen leerlingen des Heren zijn; en groot zal de vrede van uw kinderen zijn.’1
Kinderen hebben behoefte aan de vrede die ze voelen wanneer ze weten dat zij een liefdevolle hemelse Vader hebben, die zijn Zoon Jezus Christus gezonden heeft om de wereld licht en hoop te geven. Wij, volwassenen, hebben de taak om de kinderen tot die vrede en dat licht te voeren.
Het geestelijke licht van sommige kinderen in de wereld wordt afgebeeld op een schilderij van de Deense schilder Carl Bloch. Dat schilderij illustreert op prachtige wijze een verslag dat we in Johannes 5 vinden. Christus, de genezer en trooster, staat in het midden van het schilderij. Hij haalt een deken van een man af die al vanaf zijn geboorte ziek is. De man wacht op het wonder bij het bad Betesda, maar hij heeft niemand om hem te helpen. Terwijl de man wacht en op een wonder hoopt, staat Christus bij hem met de macht om hem te genezen.
Op het schilderij zien we verschillende mensen op de achtergrond, die geen van allen naar Christus kijken. De Heer is in hun midden, maar slechts een enkeling herkent Hem. Het lijkt wel of alle anderen met hun dagelijkse beslommeringen bezig zijn, zich niet bewust van de grote macht van Jezus en het wonder dat in hun aanwezigheid plaatsvindt. Een jong kind en een vrouw, wellicht zijn moeder, bevinden zich in het gezichtsveld van Jezus, maar net als de anderen kijken ze ergens anders naar. Hoewel de Heiland vlakbij is, slaagt de vrouw er niet in om het kind tot Hem te brengen. Ik vraag me af of ook wij de kans gemist zouden hebben om tot Christus te komen. Worden we door onze dagelijkse beslommeringen afgeleid en wordt ons geestelijk zicht afgestompt, zodat we ons niet concentreren op wat belangrijk is? Ik vraag me af of wij soms kansen laten liggen om iets over de Heer te leren en zijn liefde te ervaren. Laten wij kansen liggen om met anderen — vooral met kinderen — te praten over wat het allerbelangrijkste is, het evangelie van Jezus Christus? We hebben allemaal kinderen en jongeren in groepjes verward zien zitten wachten om te weten wat het allerbelangrijkste is.
Ik kan dit kind en zoveel andere kinderen de woorden bijna horen uitroepen die velen van ons hebben gezongen: ‘Leer mij te wand’len in ’t licht van de Heer.’ U kent de woorden:
Leer mij te wand’len in ’t licht van de Heer;
leer mij te bidden tot Hem altijd weer,
dat ik mijn oog op het goede steeds richt. Leer mij,
leer mij te wand’len in ’t licht’2
Leren we onze kinderen de pracht, kracht en wonderen van het evangelie van Jezus Christus kennen, voelen en zich daarin verheugen? President Hinckley heeft ons gevraagd: ‘Laten we onze kinderen vertellen over Hem die we de Heer Jezus Christus noemen. Laten we onze kinderen in de geweldige, verlossende beginselen van het evangelie onderwijzen.’3 Kinderen moeten weten dat ze door geloof in de Heiland en gehoorzaamheid aan Hem vrede in deze roerige wereld kunnen vinden.
Hoe onderwijzen we onze kinderen? We kunnen het voorbeeld van de Heiland volgen. In het Boek van Mormon lezen we dat de herrezen Heiland aan de mensen op het westelijk halfrond verscheen. Toen Hij het volk onderrichtte, verzamelde Hij de kinderen om Zich heen. Hij knielde neer en bad met en voor de kinderen. Hij zegende de kinderen één voor één. Hij genoot van hun aanwezigheid en opende de hemelen zodat de kinderen vanuit de hemel onderricht konden worden.
Wanneer u met uw kinderen de maaltijd gebruikt, ze betrekt bij het gezinsgebed, de schriftstudie en de gezinsavond, volgt u het voorbeeld van de Heiland, doordat u ze onderricht en liefhebt. Laat ze weten dat u er als gezin naar streeft om de geboden te onderhouden en een eeuwig gezin te worden. En tijdens gesprekken onder vier ogen kan de Geest ons influisteren om de juiste vragen te stellen of de juiste woorden te spreken zodat onze kinderen het licht van de Heer kunnen voelen en begrijpen. Als wij de gelegenheden scheppen, zal de Geest ons leiding geven.
We hebben prachtige, vaardige kinderen in ons midden. Met onze hulp kunnen ze vrede in dit leven en in de komende wereld vinden.
Kinderen moeten ervaren wat het licht van Christus is, zodat ze voor dat licht kunnen kiezen en de duisternis kunnen weerstaan. Mozes had een wonderbaarlijke ervaring toen hij een gedaanteverandering onderging en God met zijn geestelijke ogen zag. Toen Mozes door God onderwezen was en zijn heerlijkheid en werk had gezien, kwam Satan met duisternis en verwarring bij hem. Omdat Mozes het licht en de heerlijkheid van God had ervaren, wist hij wat het verschil was. Hij weerstond Satan onverschrokken en zei: ‘Wie zijt gij? Want zie, ik ben een zoon van God.’4
Kinderen behoren met het licht van het evangelie vervuld te zijn, zodat ze op momenten van verleiding kunnen zeggen: ‘Ik weet wie ik ben. Ik ben een kind van God. Ik weet wat mij te doen staat. Ik moet me laten dopen, de Heilige Geest ontvangen en de geboden naleven.’ Dan kunnen kinderen ook zeggen: ‘Ik weet wie ik kan worden. Ik kan een rechtschapen jongevrouw worden’ of ‘Ik kan een rechtschapen jongeman worden en het priesterschap van God ontvangen’. Kinderen die met deze kennis en dat licht vervuld zijn, kunnen beslissen om de duisternis te verwerpen en zich op het licht en de vrede van het evangelie te richten.
Kinderen die het evangelie in hun hart hebben, erkennen de hand van de Heer in hun leven. Kinderen weten vaak meer dan wij veronderstellen en kunnen veel meer dan wij soms denken. Ik heb geleerd dat kinderen die het licht van het evangelie hebben ook geloof hebben. Zij twijfelen niet. De elfjarige Samantha zei: ‘Ik weet dat het evangelie waar is omdat ik het kan voelen.’ De driejarige Benjamin zei: ‘Ik weet dat onze hemelse Vader mijn gebed hoort omdat Hij van me houdt.’ Kinderen die het licht van het evangelie hebben, zeggen: ‘Ik weet dat de Heilige Geest mij in mijn leven leidt, omdat ik me gelukkig voel als ik naar zijn influisteringen luister.’
Sam begint de gevoelens te begrijpen die van de Heilige Geest afkomstig zijn. Toen zijn moeder vroeg: ‘Wie is de Heilige Geest?’, antwoordde hij: “Dat is dat warme gevoel binnen in mij.’ Sam begreep ook dat toen zijn broertje van twee weken ziek was, het de Heilige Geest was die hem aanmoedigde om de Heer om hulp te vragen.
Kunt u de gemoedsrust van die kinderen voelen?
Om kinderen te onderwijzen, is meer dan een verlangen nodig. Het vraagt inzet van ons. Ik noemde net de lofzang ‘Leer mij te wand’len in ’t licht van de Heer’, geschreven door zuster Clara McMaster. Zuster McMaster heeft mij ooit verteld dat ze, toen zij lid van het algemeen jeugdwerkbestuur was, de opdracht kreeg om een lied over het onderwijzen van kinderen te schrijven. Dat vond ze een verantwoordelijke taak en ze bad om erachter te komen hoe ze moest beginnen en hoe ze die taak kon volbrengen.
Na veel moeite leverde ze haar werk in en kreeg ze te horen dat het nog niet goed genoeg was. Haar werd niet verteld wat ze moest veranderen, alleen dat ze moest blijven proberen tot het goed was. Ze was geestelijk uitgeput en wist niet hoe ze verder moest. Ze probeerde opnieuw leiding van de Heer te ontvangen, bracht veranderingen aan en leverde een nieuwe versie in. Dat herhaalde zich drie keer totdat ze uiteindelijk te horen kreeg dat het goed was en dat ze niets meer hoefde te veranderen.
Hoewel er veel momenten waren waarop zuster McMaster de moed wilde opgeven, werkte ze ijverig aan haar opdracht, in de hoop dat het lied de kinderen tot zegen zou zijn. Haar geïnspireerde muziek wordt in veel landen en talen door volwassenen en kinderen gezongen. Deze lofzang vertegenwoordigt het verlangen van mijn hart — dat al Gods kinderen leren wandelen in het licht van het evangelie van Jezus Christus. De lofzang begint met de smeekbede van een kind: ‘Leer mij te wand’len in ’t licht van de Heer’, en eindigt met de vaststelling: ‘Blij nu, blij nu, wij wand’len in ’t licht.’5
Er is tijd en moeite voor nodig om kinderen te leren, maar we mogen niet afgeleid worden of de moed opgeven. Onze kinderen hebben de vervulling van deze belofte nodig: ‘En groot zal de vrede van uw kinderen zijn.’6 Zorg ervoor dat geen kind zich hoeft af te vragen of onze hemelse Vader en Jezus Christus hem of haar liefhebben. Laat alle kinderen weten wie ze zijn, wat ze moeten doen, en wie ze kunnen worden.
Ik ben dankbaar voor iedereen die de helpende hand naar kinderen uitsteekt, die hen liefheeft en ze bijbrengt dat ze ondanks hun aardse omstandigheden vrede in het licht van het evangelie kunnen vinden en de beloften van de Heer kunnen ontvangen.
Ik wil me nu graag richten tot alle kinderen op de hele aarde. Sommigen van jullie heb ik hier ontmoet, enkele anderen ver weg, in Afrika, de Filipijnen, Korea en onlangs nog in de Oekraïne en Rusland. Ik heb jullie bezocht in het jeugdwerk of zelfs in kinderziekenhuizen. Ik hoop dat jullie weten hoeveel je ouders, je jeugdwerkleerkrachten en vooral jullie hemelse Vader en Jezus Christus van jullie houden.
Neem alleen genoegen met de voorrechten en zegeningen die je van je hemelse Vader kan krijgen. De normen die je hanteert in je kleding, je taalgebruik en je gedrag zijn uiterlijke kenmerken van je innerlijke toezegging om het plan van onze hemelse Vader te volgen.
Jullie hebben meer invloed op mij dan jullie denken. Ik wil jullie bedanken voor de vreugde en de hoop die jullie in mijn hart brengen, en in het hart van jullie jeugdwerkleidsters, maar vooral in het hart van jullie ouders. Vergeet alsjeblieft niet om de mensen te bedanken die van je houden en je onderwijzen. Ik weet, en ik wil jullie laten weten, dat jullie een kind van God zijn, dat jullie hemelse Vader van jullie houdt, en dat je altijd en overal tot Hem kunt bidden. Streef er altijd naar om aan Jezus Christus te denken en Hem na te volgen. Dat zal je licht en vrede in je hart brengen en je vervullen met hoop op het eeuwig leven. Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.