2005
Nog één
Mei 2005


Nog één

We hebben meer hardwerkende zendelingen met een groot getuigenis nodig om meer kinderen van onze hemelse Vader te onderwijzen.

Broeders en zusters, enkele weken geleden genoten mijn vrouw en ik van een opdracht om de zendelingen in het opleidingscentrum voor zendelingen in Provo toe te spreken. We waren blij hun stralende, enthousiaste gezichten te zien en de Geest van de Heer te voelen. Deze geweldige zendelingen worden goed voorbereid om de boodschap van de herstelling van het evangelie van Jezus Christus in de wereld te verkondigen. We danken ouders, bisschoppen, ringpresidenten en vooral onze jonge mensen dat zij gehoor geven aan de oproep van de profeet waardoor er een diepgaandere geestelijke voorbereiding plaatsvindt om de Heer te dienen.

Toen we ‘de lat hoger legden’ wat zendingswerk betreft, zei president Gordon B. Hinckley: ‘Dit is hard werken. Je moet er sterk en vitaal voor zijn. Je moet er een scherp verstand voor hebben. Het vereist geloof, verlangen en toewijding. Het vereist reine handen en een zuiver hart.’

Hij zei verder dat ‘de tijd is gekomen om de normen te verhogen voor hen die een roeping ontvangen als afgezant van de Heer Jezus Christus. (…) Wij kunnen gewoon niet toestaan dat zij die het niet waardig zijn, de wereld ingaan om de blijde boodschap van het evangelie te brengen.’ (‘Zendingswerk’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 11 januari 2003, p. 18.)

Nu vragen we om meer gekwalificeerde zendelingen, jongemannen die zijn voorbereid om gehoor te geven aan de oproep van onze profeet en van wie we verwachten ‘dat ze zelfdiscipline zullen betrachten, dat ze boven de normen van de wereld zullen leven, zonde zullen vermijden en in al hun activiteiten het hoogste niveau zullen nastreven.’ (‘Zendingswerk’, p. 18.)

Het werk van de Heer in onze 339 zendingsgebieden breidt zich uit. Daarom moeten we ervoor zorgen dat iedere jongeman van twaalf tot diaken wordt geordend en dat waardig is; iedere jongeman van veertien tot leraar; iedere jongeman van zestien tot priester; en dat iedere jongeman van 18 of 19 het Melchizedeks priesterschap waardig is en dat ontvangt. Dat kunnen we doen door het hart van onze jongemannen te vullen met liefde voor de Heer, met begrip en waardering voor zijn verzoening en met een duidelijk beeld van de wonderbaarlijke herstelling.

Als onze jongeren het belang van de herstelling van het evangelie begrijpen en weten dat God onze hemelse Vader is, die van zijn kinderen houdt, dat Jezus de Christus is, en dat zij samen aan Joseph Smith zijn verschenen om deze laatste bedeling van de volheid der tijden in te luiden, zullen ze hun bijdrage willen leveren om het evangelie aan de wereld te verkondigen. Als onze jongeren het Boek van Mormon als een tastbaar bewijs van de herstelling beschouwen, zullen ze vervuld worden met een verlangen om hun deel te doen en deze waarheden aan de kinderen van onze hemelse Vader te verkondigen.

We vroegen de zendelingen in het opleidingscentrum waar ze in de aanloop naar hun zending het meeste bij gebaat zouden zijn geweest. Ze hadden het liefst gezien dat ze:

  • Door gerichte schriftstudie de leer beter hadden leren kennen.

  • Oprechter hadden leren studeren en bidden.

  • Gedisciplineerder waren geweest en harder gewerkt hadden.

  • Beter hadden geweten wat er van hen verwacht werd.

  • Meer gelegenheid hadden gehad om les te geven.

  • Meer diepgaande gesprekken met hun bisschop en ouders hadden gehad.

Broeders en zusters, samen kunnen we eenvoudig en krachtig het evangelie van Jezus Christus aan al onze jongeren in de kerk verkondigen. Samen met de ouders kunnen we ze voorbereiden op een zending en een dienstbaar leven. Laten we naar al onze waardevolle jongeren op zoek gaan, of ze actief zijn of niet, en het licht van Christus ontsteken dat zij in zich hebben. President Boyd K. Packer heeft gezegd: ‘Het licht van Christus is zo algemeen als het zonlicht. Waar een mens is, daar is de Geest van Christus. Die Geest bevindt zich in iedere ziel. (…) Hij inspireert alles dat de mensheid tot zegen is. Hij voedt de goedheid zelf.’ (‘Het licht van Christus’, Liahona, april 2005, p. 13.)

We weten dus dat iedereen het licht van Christus in zich heeft. Als ouders, leerkrachten en leiders is het onze verantwoordelijkheid om dat licht in onze jongeren aan te wakkeren totdat de vlam van het getuigenis diep in hun hart en ziel brandt. Vervolgens moedigen wij hen aan die vlam te gebruiken om het licht van Christus in anderen aan te wakkeren.

Uiteraard is de tegenstander daarvan op de hoogte en doet hij zijn uiterste best om sommige jongeren te beïnvloeden de leringen van de kerk te veronachtzamen. Daarom moeten ouders, leiders en leerkrachten samen overleggen en iedere jongeman en jongevrouw kennen — stuk voor stuk. Of ze actief zijn of niet, we moeten ze leren kennen.

Het is waar dat de lat hoger is gelegd voor onze zendelingen. Maar dat houdt in dat de lat ook hoger is gelegd voor ouders en leiders. We moeten ons geloof en onze inspanningen vergroten en iedere jongeman de kans geven om dienstbaar te zijn.

President Hinckley heeft ook zijn bezorgdheid uitgesproken: ‘We hebben meer zendelingen nodig. De boodschap om de lat hoger te leggen bij de vereisten voor zendelingen was geen signaal om minder zendelingen te sturen, maar was een oproep voor ouders en leidinggevenden om eerder aan de slag te gaan om jongemannen voor te bereiden op zendingswerk en te zorgen dat zij daarvoor in aanmerking komen. Alle jonge mannen die naar de kerknormen leven, en die er fysiek en emotioneel toe in staat zijn, dienen zich voor te bereiden op dit uiterst belangrijke werk.’ (‘Aan de bisschoppen van de kerk’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 19 juni 2004, p. 27.)

En over jonge zendelingzusters heeft de president gezegd: ‘Er zijn wat misverstanden geweest rond een eerdere aanwijzing met betrekking tot alleenstaande zusters die een zending vervullen. Wij hebben een aantal jonge vrouwen nodig. Zij doen fantastisch werk. Zij [komen bij mensen binnen die geen mannelijke zendelingen willen binnenlaten]. Maar we moeten er wel aan denken dat jonge zusters niet onder de verplichting staan om een zending te vervullen. Zij moeten niet denken dat zij een plicht hebben die vergelijkbaar is met die van jonge mannen, hoewel sommigen zelf wel graag op zending willen’ (‘Aan de bisschoppen van de kerk’, p. 27.)

Broeders en zusters, er moet enorm veel werk verricht worden. De Geest van de Heer is in veel landen werkzaam. Deuren die voorheen gesloten waren, worden opengedaan. We hebben meer hardwerkende zendelingen met een groot getuigenis nodig om meer kinderen van onze hemelse Vader te onderwijzen die nu binnen ons bereik zijn. Ze zijn onze broeders en zusters, en wij hebben de verantwoordelijkheid om ze in de boodschap van de herstelling te onderwijzen.

We weten dat er belangrijke dingen gebeuren in het leven van hen die getrouw een voltijdzending vervullen. Zendingswerk is niet gemakkelijk, maar het is zeker de moeite waard. Zij die de Heer dienen en hun zending eervol afsluiten, hebben een dienstbaar leefpatroon ontwikkeld dat in hun eigen leven en in het leven van hun nakomelingen een zegen zal zijn. Zij zijn beter voorbereid om sterke leiders en leerkrachten in de organisaties van de kerk te worden. Zij zijn beter voorbereid om een rechtschapen vader of moeder te worden — in staat om hun kinderen in het evangelie te onderwijzen. Het werk van de voltijdzendelingen is een zegen voor de zendelingen zelf en voor hen die door de zendelingen gevonden en onderwezen worden.

We hebben een verzoek aan de bisschoppen en gemeentepresidenten. We zijn ons bewust dat u al weet wie aan de vereisten voldoen en zich voorbereiden om dit jaar op zending te gaan. We vragen de leiders in iedere unit om met ouders te praten, in gebed te gaan en minimaal nog één jongeman te vinden die, naast degenen die toch al gaan, op zending kan worden geroepen. Als de meer dan 26 duizend wijken en gemeenten alle zendelingen sturen die toch al zouden gaan — plus nog één — zal het aantal voltijdzendelingen toenemen. Dan zullen we een stap dichter bij ons doel komen om het evangelie aan alle natiën, geslachten, talen en volken te verkondigen. Uiteraard moeten deze zendelingen de gedragsnormen naleven en moeten ze getrouw, gezond en volledig toegewijd zijn. Wellicht moet er nog één worden geroepen die nu nog niet klaar is. Daarom vragen we ouders en ring- en wijkleiders om op het onderscheidingsvermogen van de Heilige Geest te vertrouwen en erachter te komen wie ze kunnen helpen om dit jaar voor een roeping in aanmerking te komen.

Als u de hand naar hen uitsteekt, houd dan de ervaring van een vriend van mij in gedachten. Hij had nooit een eigen paard gehad totdat hij met een fantastische vrouw trouwde die van paarden hield. Om indruk op zijn bruid te maken, zei hij op een avond dat hij naar de wei ging om een veulen te temmen. Hij woog meer dan het veulen. Hij wist meer dan het veulen. Hij veronderstelde dat hij alleen maar aan het touw hoefde te trekken en dat het beest hem vroeg of laat zou volgen. Hij was ervan overtuigd dat het een korte en eenvoudige procedure zou zijn.

Hij maakte het touw aan de halster vast, ging voor het veulen staan en trok. Het veulen verzette zich. Mijn vriend trok harder, en het veulen verzette zich krachtiger. Dus trok hij erg hard. Toen viel het veulen om. Dat herhaalde zich enkele malen totdat mijn vriend tot de volgende conclusie kwam: in slechts vier of vijf minuten had hij het veulen geleerd om te vallen. Hij hoefde alleen maar voor het veulen te gaan staan, het touw beet te pakken en het veulen ging liggen.

Zijn vrouw, die had staan kijken, stelde uiteindelijk voor om niet vóór het veulen te gaan staan en te trekken, maar het touw om het veulen heen te binden en er gewoon naast te lopen. Tot zijn ergernis lukte dat.

Het lijkt wel of we ons allemaal verzetten als we geduwd of getrokken worden, of als iemand zegt wat we moeten doen. Maar als iemand een arm om een jongeman heen slaat en naast hem loopt, is hij eerder geneigd om mee te lopen met een verlangen om te dienen. Houd dat in gedachten als u het getuigenis versterkt van nog één die kan dienen.

Mag ik u drie ideeën ter overweging geven om een rijke traditie van zendingswerk in uw gezin, ring, wijk of gemeente te vestigen?

Ten eerste: zorg ervoor dat alle jongeren begrijpen wie zij zijn. Vanaf hun allereerste dagen in het jeugdwerk zingen de kinderen ‘Ik ben een kind van God’. (Lofzang 195.) Zorg ervoor dat zij inzien wat het daadwerkelijk betekent om een kind van God te zijn. Herinner ze eraan dat ze in deze bijzondere tijd in de wereldgeschiedenis de volheid van het evangelie ter beschikking hebben, omdat ze in het voorsterfelijk leven moedige keuzen hebben gedaan. Onze jongeren moeten voor waarheid en deugd staan. Zij moeten inzien wat voor zegeningen zij kunnen ontvangen als zij uit liefde voor hun hemelse Vader en de Heer Jezus Christus bereid zijn om op zending te gaan.

Ten tweede: onderwijs ze in de leer. Hoewel activiteiten en gezellige bijeenkomsten belangrijk zijn in het programma voor de jongeren, leidt de leer tot bekering en toezeggingen. Onze jongeren mogen van hun ouders en hun leiders en leerkrachten in de kerk verwachten dat zij erop toezien dat zij het evangelie van Jezus Christus kennen en begrijpen. De Heilige Geest zal in hun hart van de waarheid getuigen en het licht van Christus in hun ziel ontsteken. En dan hebt u nog één goed voorbereide zendeling. Gisteren zei ouderling Richard G. Scott dat het nieuwe materiaal dat de zendelingen gebruiken, Predik mijn evangelie, een goed hulpmiddel kan zijn.

Ten slotte zien we in dat het voor sommige jongemannen en jongevrouwen wellicht niet verstandig is om de ontberingen en vereisten van een voltijdzending te aanvaarden. Als priesterschapsleiders je vrijstellen van een voltijdzending, verzoeken wij jou en je familieleden om deze beslissing te accepteren en verder te gaan met je leven. Je kunt je voorbereiden om aan de verlossende verordeningen van de tempel deel te nemen en andere manieren te vinden om dienstbaar te zijn. En we vragen alle leden om al onze getrouwe jongeren in hun verschillende kerkroepingen te steunen, ze lief te hebben, te begrijpen en te helpen.

Broeders en zusters, ik geef u nog mijn getuigenis van de goddelijke zending van de heer Jezus Christus, en bid dat Hij ons allen zal zegenen in onze inzet om meer jongeren en echtparen te inspireren en motiveren om een voltijdzending te vervullen. In de naam van Jezus Christus. Amen.