2005
Dankbaar voor de raad van hen die op leeftijd zijn
Mei 2005


Dankbaar voor de raad van hen die op leeftijd zijn

Mogen wij meer inzicht in en meer waardering voor de kracht van getuigenissen hebben, vooral als die gegeven worden door hen die op leeftijd zijn.

Geliefde broeders en zusters, nu we uitkijken naar de slotwoorden van president Gordon B. Hinckley aan het eind van deze fijne algemene conferentie, hoop ik van harte dat wij allen beseffen hoe gezegend we zijn dat we van de profeten en apostelen van de Heer de wijze gedachten en aanmoedigingen hebben gekregen die ons bij gehoorzaamheid zullen leiden op het pad dat naar onze Heiland voert. We behoren vooral dankbaar te zijn dat we in een tijd leven dat onze kerkleiders, van wie velen al op leeftijd zijn, voortdurend openbaring en inspiratie ontvangen om het koninkrijk dagelijks te leiden.

Als jongeman heb ik op papier een krachtige aanmoediging gekregen om te bewijzen dat ik een gehoorzame zoon was, zodat ik, als ik op oudere leeftijd advies en raad nodig had, naar mijn ouders zou gaan om wijsheid, troost en leiding te ontvangen — ook toen ze op leeftijd waren gekomen. Mijn vader is ruim twintig jaar geleden overleden. Hij was een grote en voorbeeldige bron van wijsheid in mijn leven, en afgelopen maandag hebben we mijn moeder naast haar eeuwige metgezel begraven. Ze is 101 geworden. In haar honderdste levensjaar bevestigde ze haar levenslange getuigenis met de woorden: ‘Het evangelie is een levenswijze; het maakt deel uit van het plan om verbittering te vermijden. Ik geloof meer dan ooit dat dit leven goed is, maar dat het komende leven beter is.’ (‘Growing Old Graciously: Lessons from a Centenarian’, The Religious Educator 5, nr. 1, 2004, p. 11.)

Mijn moeder zei vaak dat ze iedere dag voor mij en ons gezin bad. Toen ze dichter bij de sluier kwam, werden haar gebeden erg vurig en zinvol. Mijn beide ouders, en mijn dierbare schoonouders, hebben tot het einde toe volhard of volharden tot het einde op rechtschapen paden, waardoor ze voor hun nakomelingen een erfgoed van trouwe toewijding nalaten.

In De Ster van januari 1990 staan de volgende woorden van president Ezra Taft Benson: ‘De Heer kent en houdt van de ouderen onder zijn volk. Dat is altijd zo geweest, en veel van de zwaarste taken heeft Hij op hun schouders gelegd. In verschillende bedelingen heeft Hij zijn volk geleid door profeten die al op gevorderde leeftijd waren. Hij heeft hun wijsheid en levenservaring nodig, de geïnspireerde leiding van hen die door de jaren heen hun trouw aan zijn evangelie hebben bewezen.’ (‘Tot de ouderen in de kerk’, p. 3.)

Door deze woorden ben ik gaan nadenken over de grote toespraken, zegeningen, getuigenissen en aanmoedigingen van profeten en apostelen door de eeuwen heen, vooral als ze oud en hoogbejaard waren of zich voorbereidden om in het stof neder te dalen. Sommige van de afscheidswoorden zijn de opmerkelijkste en meest geciteerde teksten. In Mozes 6:57 zegt Henoch bijvoorbeeld onmiskenbaar: ‘Welnu, leer dit uw kinderen: dat alle mensen overal zich moeten bekeren, anders kunnen zij geenszins het koninkrijk Gods beërven, want niets wat onrein is, kan (…) in zijn tegenwoordigheid wonen.’ Deze fundamentele beginselen van het evangelie werden vanaf de tijd van Adam en Eva keer op keer van generatie op generatie doorgegeven, zoals in de Schriften staat vermeld.

Jozef die naar Egypte was gevoerd, gaf het volk van Israël de volgende raad: ‘Ik ga sterven; God zal zeker naar u omzien en u uit dit land voeren naar het land, dat Hij Abraham, Isaak en Jakob onder ede beloofd had’ (Genesis 50:24).

Generaties later, toen de profetie van Jozef vervuld zou worden, sprak Mozes een zegen over alle stammen van Israël uit en droeg hij de leiding over aan Jozua, die het volk terug naar het beloofde land leidde. Toen zijn leven ten einde liep, sprak Jozua de onsterfelijke woorden: ‘Kiest dan heden, wie gij dienen zult. (…) Maar ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen’ (Jozua 24:15).

Latere profeten, zoals Jeremia, Jesaja en Maleachi, lieten ook onuitwisbare getuigenissen achter en profeteerden over de komst van de Messias en zijn eeuwige verzoening.

We vinden een soortgelijk patroon in het Boek van Mormon, met de nadruk op de laatste toespraken van Nephi, Jakob en koning Benjamin, die met zijn toespraak een innerlijke verandering in het hele land tot stand bracht; en niet te vergeten de meesterlijke woorden van Abinadi, die moedig sprak terwijl hij maar al te goed wist dat zijn dagen geteld waren: ‘Leert hun dat de verlossing door Christus de Heer komt, die de eeuwige Vader zelf is’ (Mosiah 16:15). En de lijst gaat verder met Alma en zijn zoon Alma, en Helaman, de zoon van Helaman, die zijn zoons waardevol advies gaf: ‘En nu, mijn zonen, bedenkt, bedenkt, het is op de rots van onze Verlosser, die Christus is, de Zoon Gods, dat gij uw fundament moet bouwen (…) die een vast fundament is; en als de mensen op dat fundament bouwen, kunnen zij niet vallen’ (Helaman 5:12).

Deze en andere profeten uit het Boek van Mormon, waaronder Mormon zelf, schreven voor onze tijd. Zij wisten dat wij hun kennis en wijsheid in deze gevaarlijke tijden nodig hadden. Het Boek van Mormon zelf eindigt met de weergaloze opdracht van Moroni, de zoon van Mormon: ‘Ja, komt tot Christus en wordt vervolmaakt in Hem en onthoudt u van alle goddeloosheid; en indien gij u van alle goddeloosheid onthoudt en God liefhebt met al uw macht, verstand en kracht, dan is zijn genade u genoeg’ (Moroni 10:32).

Er staan soortgelijke ‘laatste getuigenissen’ in het Nieuwe Testament, zoals de belangrijke woorden van Paulus: ‘Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik het geloof behouden’ (2 Timoteüs 4:7). Daarmee verklaarde hij dat hij tot het einde toe had volhard.

We krijgen veel inzicht in de groei van de grote senior apostel Petrus: ‘Omgordt u (…) met nederigheid, want God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd’ (1 Petrus 5:5–6).

En de grootste persoon aller tijden is de herrezen Heer zelf, die zijn apostelen en volgelingen als volgt instrueerde: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (Matteüs 28:19–20).

Wat een overvloed aan overtuiging en kennis vinden we in deze teksten. Kunnen we er inspirerende rode draden in vinden? Ik denk dat we die gemakkelijk kunnen herkennen:

  • Dat Christus, de Zoon van God, leeft en onze Heiland en Verlosser is.

  • Dat we Hem moeten volgen en onze liefde voor Hem moeten laten blijken door Hem indachtig te zijn en zijn geboden te onderhouden.

  • Dat we door zijn verzoening in staat zijn om ons te bekeren en van zonden gereinigd te worden.

  • Dat wij zijn verbondsvolk zijn en altijd de verbonden moeten naleven die we hebben gesloten.

  • Dat we zijn evangelie over de hele wereld moeten verspreiden.

  • Dat we geloof moeten hebben, ons moeten bekeren, ons moeten laten dopen, en tot het einde toe moeten volharden.

In onze bedeling herhalen de hedendaagse profeten van de herstelling deze beginselen keer op keer. In de leringen van John Taylor staat dat ‘Hij als de Zoon des Mensen alles doorstond wat een mens van vlees en bloed zou kunnen doorstaan. Als de Zoon van God overwon Hij alles en steeg Hij voor eeuwig op naar de rechterhand van God.’ (Leringen van kerkpresidenten: John Taylor [2001], p. 44).

Een van mijn lievelingsuitspraken is van president Spencer W. Kimball:

‘Aan het getuigenis van deze grote mannen en apostelen vanouds — onze broeders die dezelfde Meester dienden — voeg ik mijn eigen getuigenis toe. Ik weet dat Jezus Christus de Zoon van de levende God is, en dat Hij voor de zonden van de wereld werd gekruisigd.

‘Hij is mijn Vriend, mijn Heiland, mijn Heer, mijn God.

‘Met heel mijn hart bid ik dat de heiligen een eeuwig erfgoed bij Hem in het celestiale koninkrijk zullen ontvangen.’ (‘An Eternal Hope in Christ’, Ensign, november 1978, p. 73.)

Onze hedendaagse profeet, president Gordon B. Hinckley, blijft ons met zijn krachtige overtuiging leiden, zoals hij onlangs tijdens een ringconferentie zei: ‘Ik heb een waarlijk, brandend en levenskrachtig getuigenis van de waarheid van dit werk. Ik weet dat God, onze eeuwige Vader, leeft en dat Jezus de Christus is, mijn Heiland en Verlosser. Hij staat aan het hoofd van deze kerk. Ik wil alleen maar zijn werk bevorderen zoals Hij dat wil.’ (‘Inspirerende gedachten’, Liahona, oktober 2003, p. 5).

Als samenvatting van de getuigenissen van alle oude en hedendaagse apostelen en profeten hebben we de onsterfelijke woorden van de profeet Joseph Smith:

‘En nu, na de vele getuigenissen die van Hem zijn gegeven, is dit het getuigenis, het laatste van alle, dat wij van Hem geven: dat Hij leeft!

‘Want wij zagen Hem, ja, ter rechterhand Gods; en wij hoorden de stem getuigen dat Hij de Eniggeborene des Vaders is’ (LV 76:22–23).

Ik wil nederig de waarheid van de voornoemde getuigenissen bevestigen en mijn eigen getuigenis daar aan toevoegen. Ik weet dat onze hemelse Vader letterlijk de Vader van onze geest is en dat Jezus Christus onze Heiland, Verlosser en Heer is; en dat Hij onze Vriend is als we zijn geboden onderhouden. (Zie Johannes 15:14.) Mogen wij, als we de Schriften bestuderen, meer inzicht in en meer waardering voor de kracht van getuigenissen hebben, vooral als die gegeven worden door hen die veel wijsheid hebben en op leeftijd zijn. Dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Afdrukken