2005
Wie staat bij ’s Heren vaan?
Mei 2005


Wie staat bij ’s Heren vaan?

De Heer moet weten op wie Hij kan rekenen.

Vanavond wil ik me bij mijn toespraak laten leiden door een lofzang die ons tot dienstbetoon aanzet: ‘Wie staat bij ’s Heren vaan? Daar komt het thans op aan!’ (Heilige lofzangen, nr. 154.)

In deze bedeling van de volheid der tijden, nu wij ons voorbereiden op de laatste strijd tegen Satan en de wederkomst van Christus op aarde, is het belangrijk om te weten wie er bij ’s Heren vaan staat. De Heer moet weten op wie Hij kan rekenen.

Je zou hopen dat iedere priesterschapsdrager in de gelederen van het leger van de Heer dienstbetoon zou verrichten. Momenteel staan er zo’n drie miljoen priesterschapsdragers op de ledenlijst van de kerk, gelijkelijk verdeeld over de Aäronische en de Melchizedekse priesterschap.

Helaas zijn er veel te veel van deze mannen, jong en al wat ouder, vermist, afwezig zonder verlof, absent.

Op een dag zaten ze eerbiedig stil terwijl mannen met het juiste gezag hun de handen op het hoofd legden om hun het priesterschap te verlenen. Die dag sloten ze allemaal een verbond met de Heer dat ze gehoorzaam en dienstbaar zouden zijn.

Om het belang van die verbonden te begrijpen, moeten we ons de vraag stellen: ‘Wat is het priesterschap?’ Iedere wakkere diaken kent het antwoord op die vraag: het priesterschap is de macht om in Gods naam te handelen.

Wat betekent dat voor de diakenen, leraren en priesters? Ten eerste betekent het dat je het avondmaal mag ronddienen, klaarzetten en zegenen. Is dat iets bijzonders? Absoluut!

Wie heeft volgens de Schriften de eerste keer het avondmaal bediend? Uiteraard is het antwoord: de Heer Jezus Christus. De avond voor zijn lijden in de hof van Getsemane heeft Christus het avondmaal bereid, gezegend en aan zijn discipelen rondgediend. Dus als we deze heilige verordening verrichten, vertegenwoordigen we in feite de Heiland. Dat is bijzonder!

Toen Johannes de Doper op 15 mei 1829 het priesterschap van Aäron aan Joseph Smith en Oliver Cowdery verleende, zei hij: ‘Aan u (…) verleen ik (…) het priesterschap van Aäron, dat de sleutels omvat van de bediening van engelen en van het evangelie van bekering en van de doop door onderdompeling tot vergeving van zonden’ (LV 13:1). Dat is een belangrijke verantwoordelijkheid voor mannen van iedere leeftijd. Met die opdracht staan we zeker bij ’s Heren vaan.

En hoe zit dat met het Melchizedeks priesterschap? In afdeling 84 van de Leer en Verbonden staat: ‘En dit hogere priesterschap bedient het evangelie en houdt de sleutel van de verborgenheden van het koninkrijk, namelijk de sleutel van de kennis Gods’ (vs. 19). Dit priesterschap omvat de macht om te besturen en te leiden, om te zegenen en te genezen, om te onderwijzen en te verzegelen. Door dienstbetoonactiviteiten van de priesterschap staan praktiserende broeders zeker bij ’s Heren vaan.

Een van de grootste voorbeelden van de verzegelbevoegdheid is het verhaal van Nephi, de zoon van Helaman. Omdat hij ijverig het woord van God aan zijn Nephitische broeders verkondigde, gaf de Heer hem verzegelbevoegdheid zodat ‘wat gij ook op aarde verzegelt, in de hemel verzegeld zal zijn; en wat gij ook op aarde ontbindt, in de hemel ontbonden zal zijn’ (Helaman 10:7). Nephi zou in iedere bedeling een machtig leider in het leger van de Heer zijn geweest.

Wat een blijk van vertrouwen dat onze hemelse Vader ons een deel van zijn macht geeft, zodat wij Hem kunnen helpen bij zijn grote werk dat zich over de aarde verspreidt.

Let op hoe zorgvuldig wij onderricht zijn over de manier waarop we het priesterschap verlenen. Toen ik twaalf werd, legden mijn vader, Charles Oaks, en mijn bisschop, George Collard, hun handen op mijn hoofd en verleenden mij het Aäronisch priesterschap en ordenden me tot het ambt van diaken.

Verscheidene jaren later gebruikte ouderling Gordon B. Hinckley dezelfde hemelse bevoegdheid om mij tot zeventiger te ordenen. Iedere ordening weerspiegelt meer goddelijk vertrouwen en een nieuwe kans om bij ’s Heren vaan dienstbaar te zijn.

Als legers zich verzamelen, worden de veldslagen over het algemeen op grote slagvelden geleverd. Maar bij de strijd om de ziel ligt dat anders. Die strijd wordt iedere dag in ons persoonlijk leven gevoerd, en de strijdkrachten van de Heer worden opgezet tegen Satans troepen van hebzucht, zelfzucht en lust.

We zien de 2.060 krachtige jongemannen in het leger van Helaman, die zij aan zij streden, waaruit blijkt hoeveel behoefte ze aan lichamelijke kracht hadden. Maar vrees niet, er is hier plaats voor iedere dappere ziel.

Wij hebben een kleinzoon van elf, Andrew, die in een rolstoel zit, wellicht voor de rest van zijn leven. In het najaar wordt hij tot diaken geordend en neemt hij plaats in de gelederen van de Heer. Zijn lichamelijke handicap is geen belemmering in deze strijd, omdat de wapens geen speren, zwaarden of pijlen zijn die op een slagveld worden gebruikt.

Maar de wapens met eeuwige uitwerking die de wapenrusting Gods weergeven, zijn waarheid, gerechtigheid, geloof, gebed en het woord van God. (Zie Efeziërs 6:13–18.) Deze wapens worden gebruikt in ons verstand, in onze mond en in ons gedrag. Iedere goede, rechtschapen gedachte, woord en daad is een overwinning voor de Heer.

Daarom is Andrew in deze strijd niet gehandicapt. Zijn ouders hebben hem goed onderwezen. Hij staat klaar om zich aan te sluiten bij het priesterschapsleger.

De inzet is bijzonder hoog. De beloning is de ziel van de zoons en dochters van God, hun eeuwig heil. En deze zielen winnen of verliezen op basis van deugdzaamheid en reinheid, naastenliefde en dienstbetoon, geloof en hoop.

Andrew zal lid worden van het diakenenquorum van zijn wijk. Daar leert hij het avondmaal ronddienen en vastengaven ophalen. Daar zullen ze goed voor hem zorgen omdat dat het doel van priesterschapsquorums is — voor elkaar zorgen. Dat is in feite hoe het priesterschapsleger van de Heer is georganiseerd, in quorums.

Een groot deel van mijn leven heb ik als piloot in de luchtmacht van de Verenigde Staten doorgebracht. Deze mannen vormen tot op de dag van vandaag een hechte groep. We hebben na veertig jaar nog steeds nauw contact.

Toen we als gevechtspiloot opgeleid werden, was een van de allerbelangrijkste basisregels: ‘Zorg voor je vleugelman. Controleer voortdurend of er geen vijand achter hem opduikt.’

Het is goed advies om kameraden in de luchtmacht te beschermen, het is geweldig advies om onze quorumleden te beschermen als we ernaar streven om standvastig bij ’s Heren vaan te staan. We moeten op zoek gaan naar afgedwaalde quorumleden.

Vooral in deze tijd is het goed advies om bij ’s Heren vaan te staan. Onze profeet wijst er geregeld op dat dit de laatste dagen zijn. We kunnen aan de tekenen des tijds zien dat het einde naderbij komt. En Satan weet dat ook. Het lijkt wel of hij en zijn strijdkrachten nooit slapen.

Tijdens een wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden sprak president Gordon B. Hinckley over de verdorven omstandigheden in de wereld: ‘Ik vraag me af of de omstandigheden in Sodom en Gomorra erger waren.’

Hij zei verder dat zij ‘en hun goddeloze inwoners werden vernietigd. Ook tegenwoordig zien we dergelijke omstandigheden. Ze zijn over de hele wereld te vinden. Ik denk dat onze Vader huilt als Hij op zijn eigenzinnige zoons en dochters neerkijkt.’ (‘Sterk en onverzettelijk standhouden’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 10 januari 2004, p. 20.)

Ik weet niet wat onze profeet nog meer moet zeggen, voordat we ons als gewaarschuwd beschouwen.

In zijn conferentietoespraak vorig jaar april zei ouderling Dallin H. Oaks: ‘Deze tekenen van de wederkomst zijn overal om ons heen en lijken toe te nemen in aantal en intensiteit. (…) Hoewel we niet bij machte zijn om het feit van de wederkomst te veranderen en ook niet weten wanneer die exact plaatsvindt, kunnen we wel onze eigen voorbereiding versnellen en proberen de voorbereiding van anderen te beïnvloeden. Onze voorbereiding op de gebeurtenissen die rond de wederkomst spelen, moet zowel stoffelijk als geestelijk zijn.’ (‘Voorbereiding op de wederkomst’, Liahona, mei 2004, pp. 7–9.)

En deze waarschuwingen werden ruim voor de vernietigende orkanen in het Caribisch gebied en de verwoestende tsunami in Oost-Azië gegeven.

In onze lofzang ‘Wie staat bij ’s Heren vaan’ staat: ‘Daar komt het thans op aan.’ Het is nu de tijd om ons net als bevelhebber Moroni aan ons geloof en onze beginselen vast te houden. We zijn nu nodig — diakenen, leraren, priesters, bisschoppen, ouderlingen, hogepriesters en patriarchen. Het is nu de tijd om dankbaarheid te tonen voor het zoenoffer van onze Heer, Jezus Christus. Het is nu de tijd om ons geloof te tonen, door gehoorzaamheid aan fundamentele geboden zoals de wet van kuisheid en tiende, het woord van wijsheid en het heiligen van de sabbat.

Het is nu de tijd om onze naasten te waarschuwen door met ze over het evangelie te praten. Het is nu de tijd om de wereld een voorbeeld van fatsoen en bescheidenheid te geven, een voorbeeld van deugdzaamheid en reinheid. We mogen onze priesterschapsmacht nooit verkwisten aan de verdorven, slopende viezigheid van de pornografie.

Het is nu de tijd om terug te blikken op de verbonden die we bij de doop met de Heer hebben gesloten, de verbonden die we hebben gesloten toen we de eed en het verbond van het priesterschap accepteerden, en de verbonden die we in zijn heilige tempel hebben gesloten.

Nu is het moment om te laten zien dat we aan de kant van de Heer staan.

Broeders, dit is zijn werk. Het evangelie van Jezus Christus is door middel van de profeet Joseph Smith in deze laatste dagen hersteld. Christus staat aan het hoofd van zijn kerk. Hij leidt de kerk voorwaarts door zijn hedendaagse profeet, Gordon B. Hinckley. Christus zal terugkeren op aarde om te heersen en te regeren. En wij zullen op een dag voor Hem staan om geoordeeld te worden naar onze gedachten en daden en de verlangens van ons hart. Hij is onze Heiland en Verlosser, dat getuig ik in zijn heilige naam. Amen.