2005
Zendingsechtparen: offeren en dienen brengen zegeningen
Mei 2005


Zendingsechtparen: offeren en dienen brengen zegeningen

Uw hemelse Vader heeft u nodig. Zijn werk, dat onder leiding van onze Heiland, Jezus Christus, wordt uitgevoerd, heeft behoefte aan datgene wat u specifiek kunt bieden.

Vier jaar geleden sprak ik bij deze gelegenheid over echtparen die een voltijdzending vervullen. Mijn bede was dat ‘de Heilige Geest uw hart [mocht] raken en dat hier en daar een echtgenoot of echtgenote zijn of haar partner zachtjes aan [zou] stoten, en het begin van iets bijzonders tot stand [zou worden] gebracht.’1 Een zuster heeft mij over die ervaring geschreven. Ze schreef: ‘We zaten bij ons thuis naar de conferentie op tv te kijken. (…) Toen ik u hoorde spreken, raakte dat mij diep. Ik keek mijn man aan en hij keek mij aan. Dat moment heeft mijn leven voor altijd veranderd.’

Ik wil vanmiddag tot degenen die de seniorenleeftijd bereikt hebben of naderen, getuigen van de zegeningen van een zending, die uw leven voor eeuwig kunnen veranderen. Uw hemelse Vader heeft u nodig. Zijn werk, dat onder leiding van onze Heiland, Jezus Christus, wordt uitgevoerd, heeft behoefte aan datgene wat u specifiek kunt bieden. Voor elke zending moet men geloof oefenen, offeren en dienen, maar dat heeft altijd veel zegeningen tot gevolg.

Ondanks die beloofde zegeningen, zullen er vast en zeker bepaalde bezwaren door uw hoofd spelen zoals angst, zorg om de familie, het vinden van de juiste zendingsplek en de financiën.2 Ik wil daar graag een belangrijk en sterk argument tegenoverstellen, namelijk geloof. Alleen met geloof kunnen we gehoor geven aan deze raad van God: ‘Kiest dan heden, wie gij dienen zult’3 — ‘om te dienen de Here God, die u gemaakt heeft.’4 En alleen na de beproeving van ons geloof kunnen we de verbazingwekkende zegeningen ontvangen die we voor onszelf en onze dierbaren willen veilig stellen. ‘Want indien er geen geloof onder de mensenkinderen is, kan God geen wonder onder hen verrichten; daarom toonde Hij Zich pas na hun geloof.’5

Sta mij toe een paar van die verbazingwekkende zegeningen uit de brieven en verhalen te lichten die ik de afgelopen vier jaar in mijn bezit heb gekregen. Een nederig echtpaar uit Idaho pareerde angst met geloof toen de Heer hen naar Rusland riep. Ze schreven in hun acceptatiebrief: ‘Niemand zal gedacht hebben dat we een dergelijke taak zouden krijgen toegewezen. Hoewel we geen idee hebben hoe we de taal gaan leren of hoe we iets wezenlijks kunnen bijdragen, en hoewel we deze roeping met veel schroom accepteren, gaan we gesterkt in geloof, omdat we weten dat de Heer en zijn profeet beter dan wij weten waar wij moeten dienen.’ Tien maanden later verwelkomde de staf van de Stockholmtempel dertig heiligen uit een kleine Russische gemeente, die werden geleid door dit echtpaar uit Idaho, dat de Russische taal pas een klein beetje begon te leren. In de Schriften staat: ‘God [heeft] een middel verschaft waardoor de mens, door geloof, grote wonderen kan verrichten.’6 Aldus wordt Gods werk uitgevoerd door zijn kinderen: ‘Opdat ook geloof kon toenemen op aarde. (…) Opdat de volheid van mijn evangelie door de zwakken en eenvoudigen zou wor-den verkondigd aan de einden der wereld’.7

Een ander echtpaar trotseerde zorg om de familie met geloof. Een getrouwe zuster schreef: ‘De beslissing om een zending te vervullen was niet moeilijk. Maar mijn negentigjarige moeder zag als een berg tegen mijn vertrek op. Ze vatte moed toen ze hoorde zeggen dat onze dierbaren bij onze afwezigheid zouden worden gezegend. Een getrouwe broeder bracht ook zijn zorgen onder woorden over zijn hoogbejaarde ouders die hij zou moeten achterlaten. Zijn vader had een antwoord klaar: ‘Gebruik alsjeblieft je moeder en mij niet als excuus om niet op zending te gaan met je vrouw. Bid er maar over en volg de leiding van de Geest op.’

Aan een eerdere generatie zendelingen die op het punt stonden hun gezin achter te laten, deed de Heer deze belofte: ‘en indien zij dat doen in alle nederigheid van hart, (…) geef Ik, de Heer, hun een belofte dat Ik voor hun gezin zal zorgen.’8

Zorg om de familie is een reële zorg waar niet te licht over moet worden gedacht. Maar we kunnen onze familieperikelen niet aan zonder de zegeningen van de Heer; en als we offers brengen om op zending te kunnen gaan, volgen er zegeningen. Zo was er een echtpaar dat zich afvroeg of ze hun jongste dochter, die niet meer actief was in de kerk, wel achter konden laten. Haar getrouwe vader schreef: ‘We baden constant en vasten geregeld voor haar. Toen fluisterde de Geest mij tijdens de algemene conferentie in: “Als je op zending gaat, hoef je je geen zorgen over je dochter meer te maken.” Dus gingen we met de bisschop praten. Een week nadat we onze oproep hadden ontvangen, kondigden zij en haar vriend aan dat ze zich gingen verloven. Voordat we naar Afrika vertrokken, hadden we een trouwerij thuis. [Daarna riepen we onze kinderen bij elkaar] en hielden een gezinsraad. (…) Ik gaf getuigenis van de Heer en Joseph Smith (…) en zei hun dat ik ze ieder een vaderlijke zegen wilde geven. Ik begon bij de oudste zoon en daarna zijn vrouw, totdat ik bij de jongste kwam (…) [met inbegrip van onze nieuwe schoonzoon].’

Wanneer we overwegen om op zending te gaan, is het normaal om daar het hele gezin bij te betrekken. In een gezinsraad kunnen we onze kinderen de kans geven om hun steun en hulp aan ons toe te zeggen. En we kunnen hun een priesterschapszegen geven voor als we weg zijn. Zo nodig kunnen zij ons ook een priesterschapszegen geven. Toen de getrouwe vader in dit verhaal zijn gezin zegende, voelde zijn schoonzoon de invloed van de Heilige Geest. De vader schreef: ‘Tegen het eind van ons eerste jaar begon [onze schoonzoon] zijn mening over de kerk te veranderen. Net voordat we onze zending beëindigden, kwamen hij en onze dochter ons opzoeken. In zijn koffer zat de eerste zondagse kleding die hij ooit had aangeschaft. Ze gingen met ons mee naar de kerk. En toen we thuis waren, heeft hij zich laten dopen. Een jaar later lieten zij zich in de tempel aan elkaar verzegelen.’9

Hoewel dit verhaal op zichzelf staat, illustreert het het beginsel van kracht voor ieder die tegen de Heer zegt: ‘Ik ga daar waarheen Gij mij zendt’.10 Ik getuig dat de Heer voor ons de beste zendingsplek zal vinden als we geloof in Hem stellen. Hij heeft gezegd: ‘Indien iemand Mij wil dienen, de Vader zal hem eren.’11

Veel echtparen die verlangen een zending te vervullen, ontbreekt het aan de middelen. Als dat voor u geldt, bedenk dan dat de juiste zendingsplek niet in een ver land met een vreemd klinkende naam hoeft te zijn. De juiste roeping voor u zou wel eens in uw ring of gebied kunnen zijn. ‘Uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft.’12 Ga bij uw familie en uw bisschop of gemeentepresident te rade. Als de dienstknechten van de Heer op de hoogte zijn van uw financiële situatie, zal dat helpen om u de eeuwige zegeningen van een voltijdzending te laten genieten.

Als u door omstandigheden geen zending kunt vervullen, wilt u dan wel overwegen om een financiële bijdrage te leveren, zodat anderen dat wel kunnen? Het offer dat u in alle redelijkheid brengt zal niet alleen andere zendelingen en hun bekeerlingen zegen schenken; het zal ook u en uw gezin tot zegen zijn.

En nu wil ik het woord richten tot degenen die, toen zij jong waren geen zending hebben vervuld. Misschien zit het u na al die jaren nog steeds niet lekker dat u de kans op een zending en de onlosmakelijke groeikansen bent misgelopen. Mijn advies aan u is: kijk vooruit, niet terug. Begin vandaag nog met uw voorbereidingen op een seniorenzending! Spaar elke maand een klein bedrag. Bestudeer de Schriften. Accepteer een kerkroeping. Bid of u de liefde Gods voor anderen mag voelen en zijn liefde en vertrouwen in u mag ervaren. U kunt op zekere dag de hand leggen op alle zegeningen van een zending!

En die zegeningen zijn geweldig! Ik ben nu ruim 50 jaar getrouwd, en laatst vroeg men mij welk deel van mijn leven ik nog eens zou willen overdoen. Ik twijfelde geen moment en antwoordde: ‘Toen mijn vrouw en ik samen voor de Heer op zending waren.’ Mijn vrouw en ik kunnen ons helemaal vinden in wat een ander echtpaar schreef over hun zending: ‘Onze beslissing om op zending te gaan, heeft ons nieuwe kracht, nieuwe emoties, nieuwe vrienden, nieuwe kansen en nieuwe uitdagingen gebracht. Het heeft ons dichter bij elkaar gebracht; we hadden een gemeenschappelijk doel en een hecht samenwerkingsverband. En het beste van alles was dat het ons nieuwe geestelijke groei bracht in plaats van ons geestelijk pensioen.’ Broeders en zusters, laten we geestelijk niet met pensioen gaan.

Ik wil nu de bisschoppen en gemeentepresidenten overal ter wereld een uitdaging geven. Denkt u dat het mogelijk is om in het komende half jaar een of meerdere zendingsechtparen voor te dragen, los van de echtparen die al toegezegd hebben op zending te gaan? U kunt voor deze uitdaging het beste de senioren in uw wijk die al een zending hebben vervuld, inschakelen. In mijn eigen wijk belegde een geïnspireerde bisschop een bijeenkomst voor toekomstige en teruggekeerde zendingsechtparen. Toen we ons getuigenis gaven over offeren en dienen, getuigde de Geest tot alle aanwezigen dat een zendingsoproep een uitstekende manier is om ‘rijk [te worden] gezegend met zijn milde gaven’.13

Zo is er een ringpresident die een serie zendingsbijeenkomsten voor senioren heeft belegd om toekomstige zendingsechtparen enthousiast te maken voor en voor te bereiden op een zending. Denk eraan, priesterschapsleiders, dat een echtpaar dat wordt geroepen, niet alleen het werk van de Heer bevordert, ze zaaien ook het zendingszaad in hun familie dat in de komende generaties tot volle bloei zal komen. Ik blijf mijn ouders dankbaar dat zij een zending in Engeland hebben vervuld en daarmee hun nageslacht een voorbeeld hebben gesteld.

Tot u toekomstige zendingsechtparen zeg ik: wacht niet tot uw bisschop naar u toekomt om met u over een zending te praten! Ga naar hem toe. Zeg hoe u erover denkt. Wat het zendingswerk aangaat, verwacht de Heer van ons dat we onze verlangens kenbaar maken. Dan kunnen we erop vertrouwen dat dezelfde Geest die ons ertoe aanzet om op zending te gaan, een profeet zal inspireren om ons op de juiste zending te roepen.

En er zijn zoveel roepingen! Er zijn roepingen om het evangelie te onderwijzen aan wie ervoor openstaan, met inbegrip van de jongeren in de kerkelijke onderwijsinstellingen; roepingen in de welzijnszorg en de humanitaire hulp, in tempels, in centra voor familiegeschiedenis, in zendingskantoren, en op historische plaatsen; roepingen om ‘het grootste goed [te] doen aan uw medemensen, en (…) de heerlijkheid [te] bevorderen van Hem die uw Heer is.’14

Luister naar deze voorbeelden: een echtpaar dat naar India werd geroepen was een school voor blinde kinderen behulpzaam bij de bouw van toiletten en de aanschaf van braille. Een echtpaar op zending in Hawaï wist een kleine gemeente van twintig leden te laten groeien tot tweehonderd en bereidde zeventig leden voor op de tempel. Een zendingsechtpaar in Peru regelde medicijnen en kerstcadeautjes voor 550 weeskinderen. Een echtpaar in Cambodja gaf les aan het instituut en gaf leiding aan een gemeente die na tien maanden tot 180 leden was uitgegroeid. Een zendingsechtpaar in Rusland bood de lokale boeren hulp bij de aardappelteelt, wat resulteerde in een oogst elf keer groter dan op de staatsboerderijen, en een zendingsechtpaar op de Filipijnen leerde bijna 700 arme gezinnen hoe ze konijnen moesten fokken en een moestuin moesten verzorgen. Een echtpaar op zending in Pennsylvania bood aan zestig mensen, de helft uit andere geloofsrichtingen, hulp bij het in orde brengen van hun familiehistorische verslagen. Een zendingsechtpaar in Ghana was betrokken bij het boren en opknappen van waterputten, waardoor 190 duizend mensen in dorpen en vluchtelingenkampen van water werden voorzien.

Niet van elke zending zal het resultaat zo zichtbaar zijn, maar iedereen die een zending vervult, levert in de ogen van de Heer een waardevolle bijdrage, want allen ‘hebben ontferming en onderscheiden zich.’15 De zendingsechtparen zijn een uitstekend voorbeeld voor de voltijdzendelingen en de leidinggevenden in priesterschap en hulporganisaties wereldwijd. Ik wil mijn dank uiten jegens hen en de duizenden anderen die in zoveel functies werkzaam zijn en miljoenen uren besteden aan zorg aan hun naasten.

Broeders en zusters, als iets in u, u zegt bij dit werk betrokken te raken, hoe zacht de fluistering ook, stel dan de dag van uw zending niet langer uit. Nu is de tijd om u voor te bereiden; nu is de tijd om te worden geroepen, de tijd om offers te brengen. Nu is de tijd om gaven en talenten aan te wenden, en nu is de tijd om Gods zegeningen voor u en uw gezin, te ontvangen. ‘Wij hebben voortdurend meer zendingsechtparen nodig’, heeft president Hinckley gezegd.16 En nu dit werk zich uitbreidt, neemt die vraag alleen maar toe. Laten wij die ons in onze rijkste jaren bevinden qua ervaring, rijpheid, wijsheid en bovenal geloof, opstaan om die behoefte te vervullen zoals alleen wij dat kunnen.

Wij hebben bovenal de beste reden om dat te doen. Wij zijn in een positie om terug te kijken op ons leven en daarin de goedheid van onze hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus jegens onszelf en ons gezin te ontwaren. Eén getrouwe broeder verwoordde het als volgt: ‘Mijn vrouw en ik zouden vijf zendingen willen vervullen — een voor elk van onze kinderen, regelrechte godsgeschenken! Behalve de zegeningen die we individueel ontvangen, wil ik getuigen van de allergrootste zegening die iedereen heeft ontvangen: ‘Alzo lief heeft God [onze hemelse Vader] de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft’,17 en zijn Zoon, Jezus Christus, ‘heeft de wereld lief, zodat Hij zelfs zijn eigen leven aflegt.’18 Ik geef u mijn getuigenis dat zijn zoenoffer de ultieme uiting is van die liefde.

Een lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen kan niet anders doen dan zijn liefde met het brengen van offers en het dienen van zijn medemens te beantwoorden, en aanspraak te maken op zijn heilige belofte: ‘En wie zijn leven aflegt voor mijn zaak, omwille van mijn naam, zal het weer vinden, ja, het eeuwige leven.’19 Dat we dat zullen doen, is mijn innig gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. ‘Zendelingechtparen: een oproep tot dienen’, Liahona, juli 2001, p. 28.

  2. Zie Liahona, juli 2001, p. 28.

  3. Alma 30:8.

  4. Mozes 6:33.

  5. Ether 12:12; cursivering toegevoegd.

  6. Mosiah 8:18.

  7. LV 1:21, 23.

  8. LV 118:3.

  9. Zie LV 31:1–2, 5.

  10. ‘Ik ga daar waarheen Gij mij zendt’, lofzang 179.

  11. Johannes 12:26.

  12. Matteüs 6:32; 3 Nephi 13:32.

  13. ‘Uitgekozen Hem altijd te dienen’, lofzang 167.

  14. LV 81:4.

  15. Judas 1:22, naar de King Jamesbijbel.

  16. ‘Aan de bisschoppen van de kerk’, Wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, 19 juni 2004, p. 27.

  17. Johannes 3:16.

  18. 2 Nephi 26:24.

  19. LV 98:13.

Afdrukken