2005
Nu is de tijd om ons voor te bereiden
Mei 2005


Nu is de tijd om ons voor te bereiden

Vandaag is de tijd om ons voor te bereiden om God te ontmoeten. Morgen kan te laat zijn.

Geliefde broeders en zusters, onlangs is mijn lieve vrouw, Dantzel, met wie ik 59 jaar getrouwd was, overleden. Op een van die zeldzame zaterdagen dat ik niet voor de kerk weg hoefde, hadden we samen wat huishoudelijke karweitjes opgeknapt. Zij had de was gedaan. Ik had helpen vouwen en wegleggen. Toen we ’s avonds hand in hand op de bank zaten en genoten van een televisieprogramma gleed mijn dierbare Dantzel vredig de eeuwigheid in. Haar overlijden kwam plots en onverwacht. De testresultaten van het periodieke medische onderzoek vier dagen eerder hadden niets bijzonders aan het licht gebracht. Toen het mij niet lukte haar te reanimeren, werd ik overmand door verdriet. Mijn hartsvriendin, lieve moeder van onze tien kinderen, grootmoeder van onze 56 kleinkinderen, was van ons weggenomen.

Dantzel was meer dan een geliefde en liefdevolle levensgezellin. Door haar edele voorbeeld gaf ze les in geloof, deugd, gehoorzaamheid en barmhartigheid. Ze leerde me de kunst van het luisteren en het liefhebben. Dankzij haar weet ik welke zegeningen een man, vader en grootvader ten deel kunnen vallen.

Ik wil mijn diepe dank betuigen voor het medeleven dat ons uit alle hoeken van de wereld bereikt heeft. We hebben ontelbare brieven, telefoontjes, kaarten en andere boodschappen gekregen. In alle condoléances wordt met bewondering over haar gesproken en wordt ons, nabestaanden, deelneming betuigd. Er waren zoveel reacties dat we ze, zeer tot onze spijt, niet persoonlijk kunnen beantwoorden. Ik wil iedereen hartelijk danken voor het betoonde leedwezen. Mijn oprechte dank. Uw betuigingen zijn ons gezin in deze verdrietige tijd zeer tot troost geweest. We houden echt heel veel van Dantzel! We missen haar!

Uit haar plotselinge dood kunnen we een heel belangrijk les leren, en die is dat vandaag de tijd is om ons voor te bereiden God te ontmoeten. Morgen kan te laat zijn. De profeten hebben dat door de eeuwen heen verklaard: ‘Dit leven is de tijd voor de mens om zich erop voor te bereiden God te ontmoeten. (…) En nu […] smeek ik u […] de dag van uw bekering niet […] uit te stellen.’1

We moeten ons nu voorbereiden

Toch zijn er velen die hun bekering voor zich uitschuiven.2 Een profeet waarschuwt ons: ‘[Gij kunt] niet zeggen: ik zal mij bekeren, ik zal tot mijn God terugkeren. Neen, dat kunt gij niet zeggen, want diezelfde geest die uw lichaam in bezit heeft ten tijde dat gij uit dit leven vertrekt, diezelfde geest zal (…) uw lichaam in die eeuwige wereld (…) bezitten.’3 Een andere profeet voegt eraan toe: ‘Dan komt de tijd dat hij die vuil is, nog steeds vuil zal zijn; en hij die rechtvaardig is, nog steeds rechtvaardig zal zijn.’4

Verheven is de kennis dat ‘welk niveau van intelligentie wij in dit leven (…) bereiken, in de opstanding zal het met ons herrijzen.’5 Van de profeet Joseph Smith leren we dat ‘God (…) een tijd heeft (…) aangewezen (…), dat Hij al zijn onderdanen die zijn stem en zijn geboden hebben gehoorzaamd, zijn celestiale rust zal binnenleiden’. Deze rust6 is zo volmaakt en heerlijk dat de mens wel genoodzaakt is om zich voor te bereiden op de wetten die in dat koninkrijk gelden, voordat hij daar kan binnengaan en kan genieten van de zegeningen aldaar. (…) Derhalve heeft God het mensdom bepaalde wetten opgelegd, waarmee het zich, op voorwaarde van naleving, adequaat kan voorbereiden op die rust.’7 Mijn vrouw, Dantzel, had zich voorbereid!

Dat glorierijke doel lijkt heel ver weg als iemand problemen heeft en het niet meer ziet zitten. Ik weet nog hoe een vriend van mij op een dag dat alles tegenzat, uitriep: ‘Waarom leef ik eigenlijk?’ Het plan van God beantwoordt deze vraag. We worden geboren om een lichaam te krijgen. We worden verliefd en trouwen. We krijgen kinderen en vinden de zorgen van het leven op ons pad. (Neemt u mij niet kwalijk dat ik kinderen en zorgen in één en dezelfde adem noem! Volgens mij maken ze beide deel uit van ons ontwikkelingsproces.) De kerk is hersteld, de aarde is geschapen, zodat dat gezin in een heilige tempel kan worden verzegeld. Anders zou de hele aarde ‘volkomen worden verwoest’.8

We komen hier om te worden beproefd, te worden getoetst, en te kiezen.9 Onze keuzes bepalen ons lot. We zijn ‘vrij om vrijheid en eeuwig leven te kiezen door de grote Middelaar (…), of om gevangenschap en dood te kiezen’.10 Wie ervoor kiezen de wil van de Heer te doen, kunnen rekenen op vervolging.11 Maar hun beloning staat vast. Wie getrouw blijven ‘zullen het koninkrijk Gods beërven (…), en hun vreugde zal voor eeuwig overvloedig zijn.’12 Mijn vrouw heeft die beloning zekergesteld. Dat schenkt mij en mijn kinderen grote troost!

Zowel rijk als arm krijgt met problemen en proeven van bekwaamheid te maken. Jaren geleden wilde een rijk man dat ik hem opereerde. De biopsie bevestigde dat hij kanker in een vergevorderd stadium had, met uitzaaiingen in zijn hele lichaam. Toen ik hem dat vertelde, antwoordde hij dat hij blij was dat hij zoveel geld had. Geld noch moeite zou worden gespaard om de juiste behandeling te vinden. Hij dacht dat hij zijn gezondheid kon terugkopen. Maar kort daarna stierf hij. Iemand stelde de vraag: ‘Hoeveel geld heeft hij achtergelaten?’ Het antwoord was uiteraard: ‘Alles!’

Hij had zijn hart op de dingen van de wereld gezet. Zijn succesladder had tegen de verkeerde muur aan gestaan. Ik moet aan hem denken als ik deze tekst lees: ‘Doch zie, de dagen van uw proeftijd zijn voorbij; gij hebt de dag van uw redding uitgesteld, totdat het (…) te laat is’.13

Daarmee vergeleken is mijn vrouw, Dantzel, die zich haar hele leven heeft voorbereid op de dag dat ze zou terugkeren naar God, een lichtend voorbeeld. Ze leefde alsof elke dag haar laatste kon zijn. Elk uur was voor haar kostbaar, omdat ze wist hoe kortstondig het leven is.

Sommige mensen leven alsof er geen dag des oordeels volgt. Anderen verspillen hun vandaag uit vrees voor morgen of gijzelen hun vandaag met fouten die zij gisteren hebben gemaakt. Laten we acht slaan op de woorden van een dichter, gegraveerd op een zonnewijzer:

De schaduw langs mijn as gemeten

scheidt toekomst en verleden:

ervoor slaapt de ongeboren tijd,

in het duister en buiten bereik.

Ongrijpbaar de schaduwlijn voorbij

vervaagt de tijd, wijkend van uw zij.

Slechts één uur hebt u in uw bezit —

Het NU waarop de schaduw ligt.14

Hoe bereiden we ons voor?

Nu is de tijd. Maar hoe bereiden we ons voor? Begin met bekering! In de Schriften staat: ‘Indien gij ernaar hebt gestreefd goddeloosheid te bedrijven in de dagen van uw proeftijd, dan wordt gij onrein bevonden voor de rechterstoel Gods; (…) niets wat onrein is, kan bij God wonen.’15 Hij heeft deze eenvoudige regel gegeven: ‘Tenzij gij u aan mijn wet houdt, kunt gij die heerlijkheid niet bereiken.’16

Nu is de tijd om respect te hebben voor iemands lichaam. Het is heel de eeuwigheid door de tabernakel van iemands geest. Hartstochten dienen bedwongen te worden met de wilskracht van iemands geest. We dienen ons te onthouden van alle goddeloosheid.17 We dienen ‘al het kwade [te] verzaken en al het goede aan [te] kleven, [en te] leven naar elk woord dat uit de mond van God uitgaat.’18

Vanwege veelvuldige en beangstigende rampen twijfelen sommige mensen aan het bestaan van God. Maar in feite probeert Hij ons daarmee te helpen. Hij heeft deze woorden geopenbaard: ‘Hoe dikwijls heb Ik u bij monde van mijn dienstknechten toegeroepen, en door de bediening van engelen en met mijn eigen stem, en met de stem van donderslagen en (…) orkanen, (…) aardbevingen, (…) zware hagelstormen, (…) hongersnoden en pestilentiën van iedere soort, (…) en heb u willen redden met een eeuwigdurende redding, maar gij hebt niet gewild!’19

Hij hoopt dat we het eeuwige leven beërven. Daar komen we voor in aanmerking door gehoorzaamheid aan de verbonden en verordeningen van de tempel — voor onszelf, ons gezin, en onze voorouders. Wij kunnen zonder hen niet tot volmaking komen.20 We kunnen ons niet in de tegenwoordigheid van God wensen. We dienen de wetten te gehoorzamen waarop die zegeningen gegrond zijn.21

Het plan van God is billijk. Zelfs zij ‘die gestorven zijn zonder kennis van dit evangelie, maar het aangenomen zouden hebben indien zij langer hadden mogen blijven, zullen erfgenaam zijn van het celestiale koninkrijk van God.’22 Zijn plan is ook barmhartig. Hij ‘zal alle mensen oordelen naar hun werken, naar de verlangens van hun hart.’23

Nu is de tijd om tot het volk van God te worden gerekend. Dat doen we als we tiende betalen. Hij vertiendt zijn volk om hen te zegenen.24 Mijn vrouw heeft dat steeds weer in ons gezin onderwezen.25

Nu is de tijd om onze doelen te laten samenvallen met de doelen van God. Zijn werk en zijn heerlijkheid — ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’26 — kan van ons worden. Over het tempelhuwelijk heeft de Heiland gezegd: ‘Indien een man een vrouw huwt door mijn woord, dat mijn wet is, en door het nieuw en eeuwigdurend verbond, (…) [zullen zij] tronen, koninkrijken, prinsdommen en machten, heerschappijen (…) beërven [en] verhoging en verheerlijking in alle dingen’.27 We dienen het voorbeeld van de Heer te evenaren, lief te hebben zoals Hij, te bidden zoals Hij, en te volharden zoals Hij heeft gedaan.28

Belang van de dood in Gods eeuwige plan

De dood is een noodzakelijk onderdeel van ons eeuwig bestaan. Niemand weet wanneer de dood toeslaat, maar hij is van wezenlijk belang voor Gods grote plan van geluk.29 Dankzij de verzoening van de Heer is de opstanding een zekerheid en het eeuwige leven een mogelijkheid voor alle mensen.30 Die mogelijkheid wordt een zekerheid als we Gods wet gehoorzamen. Hij heeft gezegd: ‘Tenzij gij mijn geboden onderhoudt, (…) zult gij het koninkrijk van de hemel geenszins binnengaan.’31 Op zekere dag worden we door de Heer geoordeeld32 en krijgen we een woning toegewezen in het hemelse huis van onze Vader.33 Celestiale heerlijkheid komt hun toe die de geboden Gods getrouw hebben nageleefd.34

Broeders en zusters, we leven om te sterven en we sterven om te leven — in een ander rijk. Als we ons goed hebben voorbereid, is de dood niet schrikwekkend. Uit een eeuwig perspectief gezien, komt de dood alleen te vroeg voor hen die zich niet hebben voorbereid om God te ontmoeten.

Nu is de tijd van voorbereiding. En als de dood dan komt, kunnen we verdergaan naar de celestiale heerlijkheid die onze hemelse Vader voor zijn getrouwe kinderen heeft bereid. Ondertussen wordt voor rouwende dierbaren — zoals mijn kinderen en ik — de prikkel des doods verzacht door onwrikbaar geloof in Christus, volmaakte stralende hoop, liefde voor God en alle mensen, en het diepe verlangen hen te dienen.35 Dat geloof, die hoop, die liefde zullen ons klaarmaken om in Gods tegenwoordigheid te komen en, met onze eeuwige partner en kinderen, eeuwig bij Hem te wonen. Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Alma 34:32–33; zie ook Alma 13:27.

  2. De Schriften roepen ieder op om het ‘hart niet langer [te] verstok[ken]; want zie, het is nu de tijd en de dag van uw behoudenis; (…) daarom, indien gij u bekeert (…), zal het grote verlossingsplan onmiddellijk op u worden toegepast’ (Alma 34:31).

  3. Alma 34:34; cursivering toegevoegd.

  4. Mormon 9:14; zie ook 2 Nephi 9:15–16; LV 88:27–32, 34–35; LV 130:2.

  5. LV 130:18.

  6. In het Nieuwe Testament is de term rust de vertaling van het Griekse vrouwelijke substantief katapausis, dat ‘de hemelse gelukzaligheid waarin God verblijft’ betekent. Rust draagt dus een element van heerlijkheid in zich.

  7. Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld Joseph Fielding Smith (1976), p. 54.

  8. Zie LV 2:1–3; 138:48; Geschiedenis van Joseph Smith 1:39.

  9. Zie 2 Nephi 9:27; LV 98:12; Abraham 3:24–26.

  10. 2 Nephi 2:27.

  11. Zie 2 Timoteüs 3:12.

  12. 2 Nephi 9:18.

  13. Helaman 13:38.

  14. Henry Van Dyke, ‘The Sun-Dial at Wells College’. In: The Poems of Henry Van Dyke (1911), p. 345. Zonnewijzer en gedicht te bezichtigen aan het Wells College, Aurora (New York, VS).

  15. 1 Nephi 10:21.

  16. LV 132:21; zie ook LV 88:36–39.

  17. Zie Moroni 10:32; zie ook 2 Nephi 2:21; Mormon 9:28.

  18. LV 98:11.

  19. LV 43:25.

  20. Zie LV 128:15, 18.

  21. Zie LV 130:20–21.

  22. LV 137:7.

  23. LV 137:9.

  24. Zie Maleachi 3:10; 3 Nephi 24:10. Tiende bereidt een volk ook voor op een toekomende dag van wraak en verbranding. (Zie LV 85:3.)

  25. Zie Spencer J. Condie, Russell M. Nelson, Father–Surgeon–Apostle (2003), p. 104.

  26. Mozes 1:39; zie ook Mozes 6:59; Bijbelvertaling van Joseph Smith, Genesis 6:62.

  27. LV 132:19; zie ook LV 75:5; 101:65.

  28. Zie 2 Nephi 33:4; 3 Nephi 15:9; 27:21–22; LV 14:7.

  29. Zie Alma 42:8–9.

  30. Zie 1 Korintiërs 15:50–54; 1 Johannes 5:11, 20; Alma 12:25; Mormon 9:13; LV 46:14; 76:40–42, 50–59; 133:62.

  31. 3 Nephi 12:20.

  32. Zie 1 Nephi 10:20; 2 Nephi 9:41–46; Alma 12:27.

  33. Zie Johannes 14:2; LV 98:18.

  34. Zie LV 78:7; 131:1–3.

  35. Zie 2 Nephi 31:20; Mosiah 16:7–8; Moroni 7:38–48.