Hoofdstuk 11
Jezus Christus verlost de bekeerlijken van de geestelijke dood
Door de verzoening van Jezus Christus worden de bekeerlijke gelovigen van de geestelijke dood verlost.
Uit het leven van Joseph F. Smith
‘Ik ben nog jong en onervaren’, schreef Joseph F. Smith op zijn zending in Hawaii. ‘Daarom wil ik nederig en gebedvol zijn voor de Heer, opdat ik de zegeningen en de liefde van God waard mag zijn.’1 Al vroeg tijdens zijn werk in Hawaii had de jonge zendeling een geestelijke ervaring die de reinigende en troostende kracht van de verzoening van Jezus Christus aantoont. Hij zei dat hij ‘zeer terneergedrukt’ was tijdens zijn zending en dat hij zich in een ‘toestand van armoe en gebrek aan intelligentie en kennis’ bevond.
‘In die omstandigheden droomde ik op een nacht dat ik op reis was, en ik had sterk het gevoél dat ik mij moest haasten - mij haasten zoveel ik maar kon, uit angst dat ik te laat zou komen. Ik ging zo snel als ik kon op weg, en het enige waar ik mij van bewust was, dat was dat ik een klein bundeltje bij me had, dat in een zakdoek was gewikkeld. Ik wist niet wat erin zat, en had ook geen tijd om erin te kijken omdat ik zoveel haast had, maar ten slotte kwam ik bij een prachtig landhuis, als het een huis genoemd kon worden. Het leek te groot, te mooi om met de hand te zijn,gemaakt, maar het was het huis waarvan ik dacht dat het de plaats van mijn bestemming was. Toen ik er snel op afliep, zag ik een bordje mét het woord ‘bad’ erop. Ik sloeg vlug die richting in, stapte in het bad en waste mezelf. Ik maakte het bundeltje dat ik bij me had open, en zag een schoon, wit kledingstuk, iets wat ik in lange tijd niet had gézien (…). Ik trok het aan. Toen rende ik naar wat een grote opening of deur bleek te zijn. Ik klopte aan en de deur ging open, en de man die daar stond, was de profeet Joseph Smith. Hij keek mij een beetje verwijtend aan en zijn eerste woorden waren: “Joseph, je bent laat.” Toch herwon ik voldoende zelfvertrouwen om te zeggen:
‘“Ja, maar ik ben rein! - ik ben rein!”
‘(…) Dat visioen, dat gezicht en getuigenis hebben me gemaakt wat ik nu ben. En als er iets goeds, reins en oprechts in mij is, dan komt dat door die droom. Die heeft mij geholpen in iedere beproeving en geschraagd door alle moeilijkheden heen.’2
Leringen van Joseph F. Smith
Door de val van Adam kwam de geestelijke dood in de wereld
Ik wil nog het een en ander zeggen met betrekking tot een andere dood, die zelfs verschrikkelijker is dan die van het lichaam. Toen Adam, onze eerste ouder, van de verboden vrucht nam, de wet van God overtrad, en onderworpen raakte aan Satan, werd hij uit de tegenwoordigheid van God verbannen. (…) Dat was de eerste dood. Hoewel hij leefde, was hij dood - dood voor God, dood voor licht en waarheid, dood in geestelijk opzicht; uitgeworpen uit de tegenwoordigheid van God; met de communicatie tussen hem en de Vader en de Zoon afgesneden. Hij werd net zo absoluut uit de tegenwoordigheid van God geworpen als Satan en de scharen die hem volgden. Dat was de geestelijke dood.3
Ik wil vooral beklemtonen ‘waarin [Adam] geestelijk dood ging’. Wat was eigenlijk de toestand waarin hij in de hof van Eden geplaatst was? Hij had toegang tot de Vader. Hij bevond zich in zijn tegenwoordigheid. Hij wandelde en sprak met Hem, van aangezicht tot aangezicht, zoals de ene mens wandelt en spreekt met de andere. Dat was de toestand van Adam en Eva toen zij in de hof waren. Maar toen zij van de verboden vrucht namen, werden zij uitgeworpen en verbannen uit de tegenwoordigheid van God (…) ‘waardoor [zij] geestelijk dood [werden], welke dood de eerste dood is’ [zie LV 29:41]. En het was in die toestand onmogelijk voor Adam om zich uit de positie te bevrijden waarin hij zichzelf had gebracht. Hij was binnen het bereik van Satan. (…) Hij was ‘geestelijk dood’ - verbannen uit de tegenwoordigheid van God. En als hem geen uitweg was verschaft, zou zijn dood een oneindige, eindeloze, eeuwige dood zijn geweest, zonder enige hoop op verlossing.4
Niemand kan in zonde behouden worden in het koninkrijk van God
Niemand kan in zijn zonden in de tegenwoordigheid van God worden gebracht. En niemand kan vergeving van zonden ontvangen als hij zich niet bekeert en met Christus [begraven wordt] [zie Romeinen 6:4]. Want God heeft ons keuzevrijheid gegeven om goed of kwaad te kiezen, in het licht of in het duister te wandelen, naar onze verkiezing, en Hij heeft het zo verordineerd opdat wij mogen worden zoals Hij, opdat als wij ons het eeuwige leven en de heerlijkheid in zijn tegenwoordigheid waardig betonen, dat zal zijn doordat wij ons hebben bekeerd van onze zonden en zijn geboden hebben gehoorzaamd en onderhouden.5
Niemand kan in zonde in het koninkrijk van God behouden worden. Niemand zal ooit van de rechtvaardige Rechter vergeving van zijn zonden ontvangen als hij zich niet bekeert van zijn zonden. Niemand zal ooit bevrijd worden van de macht van de [geestelijke] dood als hij niet wordt wedergeboren zoals de almachtige’Heer heeft verordend.6
God heeft alle mensen keuzevrijheid gegeven en heeft ons het voorrecht gegeven om Hem te dienen, of niet, om het goede te doen of het kwade, en dat voorrecht hebben alle mensen, ongeacht hun geloofsovertuiging, huidskleur of omstandigheden. De rijken hebben die keuzevrijheid, de armen hebben die keuzevrijheid, en niemand wordt er door enige macht van God van weerhouden om die keuzevrijheid ten volle en in alle vrijheid uit te oefenen. Die keuzevrijheid is aan allen gegeven. Dat is een zegen die God de mensheid heeft gegeven, aan al zijn kinderen. Maar Hij houdt ons er strikt aan om verantwoording af te leggen van wat we met die keuzevrijheid gedaan hebben. Wat van Kaïn is gezegd, zal ook van ons gezegd worden: ‘Is er niet, indien gij weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur’ (Statenvertaling, Genesis 4:7). (…) Hoewel God deze keuzevrijheid om tussen goed en kwaad te kiezen aan alle mensen heeft gegeven, ongeacht hun omstandigheden, heeft Hij alleen vergeving van zonden aan hen gegeven, en dat zal Hij ook alleen doen, op basis van hun gehoorzaamheid aan de wetten. Daarom bevindt de hele wereld zich in zonde en is men onder veroordeling, voor zover er licht tot de wereld gekomen is en de mensen niet doen wat juist is in de ogen van de Heer.7
Door de verzoening van Christus worden wij na bekering en gehoorzaamheid verlost van de geestelijke dood
De Heer heeft in het begin bepaald dat de mens met de kennis van goed en kwaad te maken zou krijgen, en gaf hem bovendien een gebod om het goede aan te kleven en zich te onthouden van kwaad. Maar als hij faalde, zou Hij hem de wet van offerande geven en hem een heiland verschaffen opdat hij terug in de tegenwoordigheid van God gebracht mocht worden en met Hem mocht deelnemen aan het eeuwig leven. Dat was het plan van verlossing dat de Almachtige gekozen en ingesteld heeft vóór de mens op aarde geplaatst werd. En toen de mens inderdaad viel door de wet te overtreden die hem gegeven was, gaf de Heer hem de wet van offerande, en maakte hem duidelijk dat die hem moest doen denken aan de grote gebeurtenis die in het midden des tijds zou plaatsvinden, waardoor hij en zijn nageslacht door de macht van verlossing en opstanding van de dood zouden worden voortgebracht en zouden deelnemen aan het eeuwig leven bij God, in zijn koninkrijk.8
Er werd een plan gemaakt voor [Adams] verlossing. Er werd verordend door de Almachtige dat hij de stoffelijke dood pas mocht ondergaan als hem geleerd was welke ontsnapping er was aan de geestelijke dood die wegens zonde over hem gekomen was. Daarom kwam er een engel die hem het evangelie van verlossing leerde, de verlossing die tot stand zou komen door Christus, de Verlosser van de wereld, die in het midden des tijds zou komen, bekleed met macht om de dood te overwinnen en Adam en zijn nageslacht van de val en de greep van Satan te verlossen. (…) Iemand anders moest hem de hand reiken en hem omhoog helpen. Een andere en hogere macht dan de zijne moest hem uit de toestand brengen waarin hij zichzelf had gebracht, want hij was onderworpen aan Satan en was van zichzelf machteloos en hulpeloos.
Daarom werd het evangelie aan hem verkondigd, met een uitweg uit de geestelijke dood. Die uitweg was door geloof in God, bekering van zonde, doop voor de vergeving van zonden, de gave van de Heilige Geest door de oplegging van handen. Daarmee ontving hij kennis van de waarheid en een getuigenis van Jezus Christus, en werd hij verlost van de geestelijke dood die over hem was gekomen, wat de eerste dood was, en een volledige en volmaakte dood, wat de geest betreft, ook al leefde en bewoog hij en had hij zijn persoonlijkheid, wat al het geval was vóór hij van de verboden vrucht nam en geestelijk dood werd; hij had zijn persoonlijkheid en zijn organisatie; maar hij was geestelijk dood en moest uit die toestand verlost worden.9
Adam (…) moest door het bloed van Christus van de [geestelijke dood] verlost worden, en door geloof en gehoorzaamheid aan de geboden van God. Op die manier werd Adam verlost van de eerste dood, en werd hij teruggebracht in de tegenwoordigheid van God, terug in de gunst van de Almachtige, terug op de weg van eeuwig nakomelingschap en eeuwige vooruitgang,10
Als de Heer de wereld het plan van heil en verlossing van zonde geopenbaard heeft, waardoor de mens weer verhoogd kan worden in zijn tegenwoordigheid en bij Hem aan het eeuwige leven deelnemen, stel ik, en deze stelling kan niet bestreden worden, dat geen mens in de tegenwoordigheid van God verhoogd kan worden en een volheid van heerlijkheid en geluk in dit koninkrijk kan bereiken, behalve als hij het plan gehoorzaamt dat God heeft ontworpen en geopenbaard.11
Als wij in overeenstemming met de bedoelingen van onze hemelse Vader leven, als ons hart uitgaat naar de Heer en naar onze oudere Broer, de Zoon van God, onze heerlijke Verlosser, dan worden we door Hem niet alleen opgewekt van de dood, maar worden we tevens verlost, of kunnen we verlost worden, van de geestelijke dood en kunnen we teruggebracht worden in de tegenwoordigheid van God.12
Christus kreeg een goddelijke opdracht en werd de wereld in gestuurd om de mensheid te ontlasten van zonde door bekering; Hij moest de mensheid ontlasten van de dood die op hen was gekomen door de zonde [overtreding] van de eerste mens. Dat geloof ik met heel mijn ziel.13
Als wij zonde begaan, moeten we ons ervan bekeren en zo goed mogelijk de aangerichte schade herstellen. Kunnen we niet herstellen wat we verkeerd gedaan hebben, dan moeten we God vragen om zijn genade om ons te reinigen van die ongerechtigheid.
De mens kan zijn eigen zonden niet vergeven; hij kan zich niet reinigen van de gevolgen van zijn zonden. De mens kan ophouden te zondigen en het in de toekomst goed doen, en voor zover is zijn gedrag aanvaardbaar voor de Heer en het overwegen waard. Maar wie zal de schade herstellen die hij zichzelf en andere mensen heeft berokkend, waarvan het onmogelijk lijkt dat hij die zelf herstelt? Door de verzoening van Jezus Christus zullen de zonden van de bekeerlijke worden weggewassen; al zijn ze zo rood als scharlaken, ze zullen zo wit als wol worden [zie Jesaja 1:18]. Dat is de belofte die ik u geef.14
Door de verzoening en onze getrouwheid worden wij mede-erfgenaam van Jezus Christus
Wij zullen voor de rechterstoel van God staan om geoordeeld te worden. Dat staat in de Bijbel, dat staat in het Boek van Mormon en het staat in de openbaringen die wij rechtstreeks door de profeet Joseph Smith hebben gekregen. En zij die niet onderworpen en gehoorzaam zijn geweest aan de celestiale wet, zullen niet weer tot leven komen door de celestiale heerlijkheid. En zij die onderworpen en gehoorzaam zijn geweest aan de terrestriale wet, zullen niet weer tot leven komen door de terrestriale heerlijkheid. En zij die niet onderworpen en gehoorzaam zijn geweest aan de telestiale wet, zullen niet weer tot leven komen door de telestiale heerlijkheid; maar zij zullen een koninkrijk zonder heerlijkheid hebben.15
Alle lichamen die in het graf liggen, zullen eruit geroepen worden; niet allen in de eerste opstanding, noch in de morgen van de eerste opstanding, maar sommigen misschien in de laatste opstanding; en elke ziel moet dan voor de rechterstoel van God staan en geoordeeld worden naar de daden in het vlees. Als zijn werken goed zijn geweest, dan ontvangt hij de beloning daarvan; als zij slecht [zijn geweest], dan zal hij uit de tegenwoordigheid van de Heer verbannen worden.16
Wij leven dus; wij gaan niet dood; wij anticiperen de dood niet, maar anticiperen het leven, de onsterfelijkheid, de heerlijkheid en de verhoging, en weer tot leven komen door de heerlijkheid van het celestiale koninkrijk, en daarvan zelfs een volheid te ontvangen. Dat is onze bestemming; dat is de verhoogde positie die wij kunnen verwerven en geen macht kan ons dat ontzeggen of ontnemen als we ons getrouw tonen aan het verbond van het evangelie.17
Het doel van ons aardse bestaan is dat wij een volheid van vreugde kunnen hebben en dat wij de zoons en dochters van God kunnen worden, in de ruimste zin van het woord, dat wij erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Jezus Christus zijn, koning en priester van God, dat wij heerlijkheid, heerschappij, verhoging, tronen en alle macht en eigenschappen bezitten die onze hemelse Vader bezit en ontwikkelt. Dat is het doel van ons bestaan op deze aarde. Om die verhoogde positie te bereiken, is het nodig dat wij deze ervaring in het sterfelijk leven of deze proeftijd doormaken, waardoor wij kunnen tonen dat wij het waardig zijn, door de hulp van onze oudere broer Jezus.18
De mens kan alleen in rechtschapenheid verlost en verhoogd worden in het koninkrijk van God. Daarom moeten wij ons bekeren van onze zonden en in het licht wandelen zoals Christus in het licht is, opdat zijn bloed ons van al onze zonden mag reinigen en wij omgang mogen hebben met God en van zijn heerlijkheid en de verhoging ontvangen.19
Door onze deelneming aan het avondmaal gedenken wij Jezus Christus en zijn verzoening
Toen Adam uit de hof was geworpen, werd hij geboden om offers te brengen aan God. Daardoor werd hij, met iedereen die aan die offers deelnam, herinnerd aan de Heiland. Hij werd herinnerd aan de Heiland Die zou komen om hen van de dood te verlossen. Hij werd herinnerd aan de Heiland Die hen voor altijd zou uitsluiten van een terugkeer naar de tegenwoordigheid van God, als de verzoening er niet was. Die verzoening zou door Hem tot stand gebracht worden. Door zijn komst en zijn dood werd dit gebod vervuld. En Hij stelde het avondmaal in en gebood zijn volgelingen om er altijd aan deel te nemen om Hem te gedenken, en in gedachten te houden dat Hij hen verlost had, en tevens dat zij een verbond hadden gesloten om zijn geboden te onderhouden en met Hem in de geestelijke wedergeboorte te wandelen. Daarom is het nodig om deel te nemen aan het avondmaal, als getuigenis aan Hem dat wij Hem gedenken, dat wij bereid zijn om de geboden te onderhouden die Hij ons heeft gegeven, opdat wij zijn Geest mogen hebben om altijd bij ons te zijn - tot het einde, en tevens dat wij vergeving van onze zonden mogen behouden.20
Toen Jezus kwam en leed ‘als rechtvaardige voor onrechtvaardigen’, Hij die zonder zonde was voor hem die gezondigd had, en werd onderworpen aan de straf van de wet die de zondaar had overtreden, werd de wet van offerande vervuld, en in plaats daarvan gaf Hij een andere wet die wij het ‘sacrament van het avondmaal des Heren’ noemen, waardoor zijn leven en bediening, zijn dood en opstanding, het grote offer dat Hij heeft gebracht voor de verlossing van de mens, voor altijd herdacht dient te worden, want, heeft Hij gezegd, ‘doet dit (…) tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt’. Daarom is deze wet voor ons wat de wet van offerande was voor hen die leefden vóór de eerste komst van de Zoon des mensen, totdat Hij zal wederkomen. Daarom moeten wij het eren en heilig houden, want er is een straf verbonden aan de overtreding ervan [zie 1 Korintiërs 11:25–29].21
Het sacrament van het avondmaal des Heren (…) is een beginsel van het evangelie, een beginsel dat net zo nodig door alle gelovigen gevolgd moet worden als enige andere verordening van het evangelie. Wat is het doel ervan? Dat wij voortdurend de Zoon van God in gedachten mogen houden, die ons verlost heeft van de eeuwige dood en ons weer leven heeft gebracht door de macht van het evangelie. Voor de komst van Christus naar de aarde werd dit door de bewoners van de aarde herdacht door een andere verordening, waarbij het leven van een dier geofferd werd, een verordening die een gelijkenis was voor het grote offer dat in het midden des tijds zou plaatsvinden.22
Studiesuggesties
-
Wat is de verzoening? Wanneer hebt u de macht van de verzoening sterk gevoeld?
-
Wat is de geestelijke dood? Waarom is het ‘verschrikkelijker (…) dan die van het lichaam’?
-
Als ‘er geen uitweg was verschaft’ voor Adam en zijn nageslacht, wat zou dan het gevolg voor ons zijn geweest? (Zie ook 2 Nephi 9:6–9.)
-
Wat heeft de Heiland gedaan om ons in staat te stellen aan de geestelijke dood te ontkomen? Wat moeten wij doen om de geestelijke dood te overwinnen? Hoe kunnen wij ‘God vragen om zijn genade om ons te reinigen van (…) ongerechtigheid’?
-
Welke zegeningen hebt u ontvangen omdat u weet dat Jezus Christus ons kan reinigen van het kwaad dat we onszelf en andere mensen aandoen? Hoe hebt u die zegeningen bij andere mensen gezien?
-
Wat houdt het in om weer tot leven te komen? Hoe kunnen wij nu al in geestelijk opzicht weer tot leven komen? (Zie Mozes 6:64–68.) Welke zegeningen krijgen zij die ‘weer tot leven komen door de heerlijkheid van het celestiale koninkrijk’? (Zie ook LV 88:28–29.)
-
Wat is het ‘doel van ons aardse bestaan’?
-
Hoe kunnen wij mede door deelneming aan het avondmaal de geestelijke dood overwinnen? Hoe kunnen wij de Heiland altijd gedenken? Wat kunnen wij doen om het avondmaal te eren en heilig te houden?
-
Hoe kunnen wij in dankbaarheid de gave van de verzoening ontvangen?