Hoofdstuk 17
Het grote plan van leven en heil
Onze Vader in de hemel heeft een plan waardoor zijn zoons en dochters kunnen worden zoals Jezus Christus en de verhoging ontvangen.
Uit het leven van Joseph F. Smith
In 1847, kort nadat hij in Engeland gearriveerd was om de Europese Zending te presideren, schreef Joseph F. Smith op zijn zesendertigste verjaardag in zijn dagboek:
‘De dag was koud, grauw en somber, een passend jubileum van de duistere en zware dag van mijn geboorte. Toen mijn vader [Hyrum] en zijn broer [Joseph] wegens het evangelie gevangenzaten in een kerker en de heiligen uit hun woningen in Missouri verdreven werden door een genadeloze bende. De zonneschijn in mijn ziel heeft nooit grondig de duistere schaduwen verjaagd die erover geworpen werden door de terneerdrukkende mistroostigheid van die roerige periode.
‘Maar God heeft mij altijd duidelijk zijn genadige hand en zijn vriendelijkste voorzienigheid aangeboden, al sinds mijn jeugd, en mijn dagen worden steeds beter door ootmoedigheid en het verkrijgen van wijsheid en geluk in het koninkrijk Gods. De doelen van mijn leven worden duidelijk met het verstrijken van de tijd en het groeien van mijn ervaring. Die doelen zijn de verkondiging van het evangelie, de vestiging van Gods koninkrijk op aarde, de verlossing van zielen en - het allerbelangrijkst voor mij - de verlossing van mijzelf en mijn gezinsleden.’1
Met kennis en overtuiging onderwees president Joseph F. Smith in het eeuwige heilsplan van onze hemelse Vader, en getuigd hij ervan. ‘Er is niets onder de hemelen,’ verklaarde hij, ‘dat 20 belangrijk is voor mij of de mensenkinderen als het grote plan van leven en heil.’2
Leringen van Joseph F. Smith
Onze hemelse Vader heeft het heilsplan opgesteld zodat wij verhoogd kunnen worden
De almachtige Heer leeft; Hij heeft de hemelen, de aarde en de waterbronnen gemaakt, en wij zijn zijn kinderen, zijn nageslacht, en wij zijn hier niet bij toeval. De Heer heeft onze komst gepland, alsmede het doel van ons bestaan. Het is zijn plan dat wij onze zending zullen volbrengen. Dat wij naar het beeld en de gelijkenis van Jezus Christus zullen worden gevormd. Dat wij, net als Hij, zonder zonde tot heil mogen komen. Dat wij, net als Hij, met zuivere intelligentie vervuld mogen worden. En dat wij, net als Hij, verhoogd mogen worden om aan de rechterhand van de Vader op een troon te zitten, en heerschappij en macht te hebben in de sfeer waarin wij geroepen zullen worden. Ik getuig van deze leer, want de Heer heeft mij de waarheid ervan laten weten en voelen, van top tot teen.3
De mens zal in het toekomende leven verantwoordelijk worden gehouden voor de daden die hij in dit leven verricht heeft, en zal verantwoording moeten afleggen voor de rentmeesterschappen die hem hier zijn toevertrouwd. Hij zal dat doen voor de Rechter van de levenden en de doden, de Vader van onze geest, en die van onze Heer en Meester. Dat is het plan van God, een deel van zijn grote doel. Wij zijn hier niet om enkele maanden of jaren te leven, om te eten, drinken en slapen, en vervolgens te sterven, heen te gaan en te vergaan. De almachtige Heer heeft nooit de bedoeling gehad dat de mens zo voorbijgaand, nutteloos en onvolmaakt van aard zou zijn.4
Als wij vóór wij naar de [aarde] gingen, niets hadden geweten van de noodzaak daartoe, hoe belangrijk het was om een tabernakel te verkrijgen, wat een heerlijkheid men kan krijgen door zijn nageslacht, welke grootse doelen er bereikt konden worden door beproefd te worden - in de weegschaal gewogen te worden, in de uitoefening van goddelijke eigenschappen, goddelijke machten en de keuzevrijheid waarmee wij begiftigd zijn; waardoor wij, na beneden alles te zijn neergedaald, en zoals Christus te zijn geworden, boven alles uit konden stijgen [zie LV 88:6], en zoals onze Vader, Moeder en oudere Broer worden, almachtig en eeuwig - dan waren we nooit gegaan.5
Er is onder de hemelen niets zo belangrijk voor mij en de mensenkinderen als het grote plan van leven en heil dat in het begin in de hemel is opgesteld, en dat van periode tot periode is overgeleverd door de inspiratie van heilige mannen die door God geroepen waren, tot de dag van de komst van de Zoon des mensen, want dit evangelie en dit heilsplan was geopenbaard aan onze eerste ouders. De engel van God bracht hun het plan van verlossing van dood en zonde, wat van tijd tot tijd door goddelijk gezag aan de mensenkinderen is geopenbaard, en het heeft geen veranderingen ondergaan. In het begin was er al niets in dat overbodig of onnodig was. Niets in dat plan kon afgeschaft worden. Het was een volledig plan dat in het begin is opgesteld door de wijsheid van de Vader en de heilige [engelen] voor de verlossing van de mensheid en voor hun heil en verhoging in de tegenwoordigheid van God. (…) Door alle generaties zijn hetzelfde evangelie, hetzelfde plan van leven en heil, dezelfde verordeningen, de begrafenis met Christus, het gedenken van het grote offer dat gebracht zou worden voor de zonden van de wereld en voor de verlossing van de mens, van tijd tot tijd overgeleverd, al vanaf de schepping.6
Het is het plan van het leven dat de Almachtige in de laatste dagen voor het heil van de mensenzielen hersteld heeft, niet alleen voor hun heil in de toekomende wereld, maar ook in dit leven, want de Heer heeft zijn werk ingesteld opdat de mensen de zegeningen van dit leven ten volle mogen genieten; opdat zij in dit leven behouden mogen worden, zowel als in het toekomende leven, opdat zij hier het fundament zouden leggen voor immuniteit voor zonde en al zijn gevolgen en consequenties, opdat zij een erfdeel in Gods koninkrijk mogen verkrijgen, als zij dit tranendal verlaten hebben. Het evangelie van Jezus Christus is de macht van God tot het tot stand brengen van ons heil.7
God heeft echt gesproken tot zijn dienstknecht Joseph, en heeft zich echt aan hem geopenbaard; en niet alleen de Vader, maar de Zoon ook. Zij hebben zich aan hem geopenbaard en gaven hem geboden en hun wet, hun evangelie en hun plan voor het eeuwig leven. (…) Dit plan omhelsde niet alleen verlossing van zonde en de gevolgen van zonde zowel hier als in het hiernamaals, maar tevens verhoging, heerlijkheid, macht en heerschappij voor de kinderen van God door hun gehoorzaamheid aan de wetten en beginselen van het evangelie.8
Wij zijn op aarde om ons voor te bereiden op het eeuwig leven
Het doel van ons aardse bestaan is opdat wij een volheid van vreugde mogen hebben en opdat wij de zoons en dochters van God kunnen worden in de ruimste zin van het woord, daar wij dan erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Jezus Christus zijn [zie Romeinen 8:14–17], opdat wij koningen en priesters van God mogen worden, en heerlijkheid, heerschappij, verhoging, tronen, en elke macht en eigenschap mogen beërven die onze hemelse Vader bezit. Dat is het doel van ons bestaan op deze aarde. Om die verheven positie te verwerven, moeten wij dit sterfelijk bestaan of deze proefperiode doorstaan waardoor wij tonen dat wij het verdienen, met de hulp van onze oudere Broer Jezus.9
Het doel van ons bestaan hier, is de wil van de Vader te doen zoals die in de hemel gedaan wordt, goed te doen op aarde, slechtheid te onderwerpen en overwinnen, zonde en de tegenstander van onze ziel te overwinnen, uit te stijgen boven onvolmaaktheden en zwakheden van de arme, gevallen mensheid, door de inspiratie van de almachtige God en zijn macht, die Hij gemanifesteerd heeft, waardoor wij daadwerkelijk de heiligen en dienstknechten van de Heer op aarde worden.10
Wij zullen allen sterven. Maar is dat het einde van ons bestaan? Als wij een bestaan hadden voordat wij hierheen gingen, zullen we dat bestaan beslist voortzetten wanneer we hier weggaan. De geest blijft bestaan, zoals voorheen, met de aanvullende veranderingen die het gevolg zijn van het doormaken van deze proeftijd. Het is absoluut noodzakelijk dat wij naar deze aarde gaan en een tabernakel op ons nemen; want als wij geen tabernakel hadden, konden wij niet worden zoals God, of Jezus Christus. (…) Het is onze bestemming om uit het graf te komen zoals Jezus, een onsterfelijk lichaam te verkrijgen zoals Hij - dat wil zeggen, onze tabernakel wordt onsterfelijk zoals de zijne onsterfelijk is geworden, opdat de geest en het lichaam samen mogen worden gevoegd en één levend wezen worden dat onscheidbaar en eeuwig is.11
Ik kijk uit naar de tijd dat ik zal zijn heengegaan uit dit stadium van mijn bestaan, want daar mag ik elke gave en zegen, alles wat tot mijn geluk in deze wereld heeft bijgedragen meer ten volle genieten. Ik geloof niet dat er ook maar iets is dat bedoeld was om mij vreugde of geluk te geven dat mij hierna onthouden zal worden, vooropgesteld dat ik getrouw blijf; anders kan mijn vreugde niet volledig zijn. (…) Ik heb het over het geluk dat wij voelen als wij trachten om op aarde de wil van God te doen zoals die in de hemel gedaan wordt. Wij verwachten om in de eeuwigheid onze man of vrouw te hebben. Wij verwachten dat onze kinderen ons in de eeuwigheid als vader of moeder erkennen. Ik verwacht dat; ik kijk alleen daarnaar uit. Zonder dat zou ik niet gelukkig kunnen zijn.12
De beginselen van het evangelie dat de Heer in deze tijd heeft geopenbaard, zullen ons naar het eeuwig leven leiden. Dat is wat wij nastreven, dat is de reden van onze schepping, dat is de reden van de schepping van de aarde. De reden dat wij hier zijn, is dat wij elke dwaasheid mogen overwinnen en ons voorbereiden op het eeuwig leven in de toekomst. (…)
Laten wij dus getrouw en nederig zijn; laten wij de godsdienst van Christus naleven, onze dwaasheden, zonden en zwakheden van het vlees opzij zetten, en God en zijn waarheid aankleven met heel ons hart en met volle vastbeslotenheid om de goede strijd des geloofs te strijden en standvastig door te gaan tot het einde.13
Een van de voornaamste doelen van ons bestaan is dat wij naar het beeld en de gelijkenis van Jezus Christus worden gevormd
Ik geloof dat onze Heiland het immer levende voorbeeld voor alle vlees is. (…) Ons is geboden om dezelfde werken te verrichten die Hij heeft verricht. Ons is bevolen om Hem te volgen zoals Hij zijn Hoofd volgde; opdat wij mogen komen waar Hij is en wij bij Hem mogen zijn en mogen zijn zoals Hij.14
De belangrijke overweging is niet hoe lang wij kunnen leven, maar hoe goed we de les van het leven kunnen leren en onze taken en plichten tegenover God en elkaar uitvoeren. Een van de belangrijkste doelen van ons bestaan is dat wij mochten gaan lijken op de beeltenis van Hem die in het vlees vertoefde zonder smet - die smetteloos, rein en onbevlekt was! Christus kwam niet alleen om verzoening te brengen voor de zonden van de wereld, maar ook om een voorbeeld te geven aan alle mensen en de norm te vestigen van Gods volmaking en van gehoorzaamheid aan de Vader.15
Geen leer is ooit zo volmaakt geweest als die van Jezus. (…) Hij heeft ons de weg naar het heil geopenbaard, vanaf het begin en over alle slingerpaden van dit leven naar de oneindige verhoging en heerlijkheid in zijn koninkrijk, en naar een hernieuwing van het leven in dat koninkrijk. (…)
De mens die werkelijk gelukkig is, dat is hij die dit zielbevredigende getuigenis kan ontvangen en rust kan hebben, die geen andere weg naar vrede zoekt dan door de leerstellingen van Jezus Christus. Wij leren van zijn evangelie dat wij onze medemensen moeten liefhebben, dat wij anderen doen wat wij willen dat zij ons doen, dat wij rechtvaardig zijn, barmhartig, vergevensgezind, en alleen maar goed doen om de ziel van de mens te verruimen. (…)
‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’ [Matteüs 11:28] is zijn oproep aan alle zoons en dochters van de mens.16
Christus is het grote voorbeeld voor de hele mensheid, en ik geloof dat de mensheid net zo goed voorsterfelijk geordend is om te worden zoals Hij, als Hij voorsterfelijk geordend is om de Verlosser van de mens te worden. (…) Wij zijn (…) in de vorm van God, fysiek gesproken, en kunnen geestelijk ook worden zoals Hij, en in het bezit van kennis, intelligentie, wijsheid en macht.
Het grote doel van onze komst naar deze aarde is dat wij kunnen worden zoals Christus, want als wij niet op Hem lijken, kunnen we niet een zoon van God worden en geen mede-erfgenaam van Christus.17
Laten wij de Zoon van God volgen. Maak Hem ons voorbeeld en onze gids. Imiteer Hem. Doe zijn werk. Word net als Hij, voor zover het in onze macht ligt om te worden zoals Hij die volmaakt en zonder zonde was.18
Wij hebben alleen door Christus en onze gehoorzaamheid aan zijn evangelie hoop op het eeuwig leven
Er is onder de hemel geen andere naam gegeven dan die van Jezus Christus waardoor u verlost kunt worden, of verhoogd in het koninkrijk van God.19
De persoon die deze proeftijd doormaakt en getrouw is, die door het bloed van Christus verlost is van zonde, door de verordeningen van het evangelie, en die de verhoging ontvangt in het koninkrijk van God, is niet minder maar meer dan de engelen.20
Wij zijn de verbintenis van het nieuw en eeuwigdurend verbond aangegaan met de instemming om de geboden van God te gehoorzamen in alles, wat Hij ook zal gebieden. Dat is een eeuwigdurend verbond, tot het einde van onze dagen. (…) Wij zullen nooit een dag in tijd of eeuwigheid meemaken waarop het voor ons, zijn kinderen, niet verplicht zal zijn, en niet zowel een plezier als een plicht, om in alle eindeloze eeuwen van de eeuwigheid alle geboden van de Heer te gehoorzamen. Op basis van dat beginsel onderhouden wij het contact met God en leven wij in overeenstemming met zijn doeleinden. Alleen op die manier kunnen wij onze zending volbrengen en onze kroon en de gave van het eeuwig leven ontvangen, wat de grootste gave van God is. Kunt u zich een andere manier indenken?21
Er schuilt alleen heil in de manier die God heeft aangegeven. Er is alleen hoop op het eeuwig leven door gehoorzaamheid aan de wet die is ingesteld door de Vader van het leven, ‘bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer’ [Jakobus 1:17]. En er is geen enkele andere manier waarop wij dat licht en de verhoging kunnen verkrijgen. Dit lijdt totaal geen twijfel, ik ben er volkomen zeker van; ik weet dat het waar is.22
Elke zegen, voorrecht, heerlijkheid of verhoging wordt alleen verkregen door gehoorzaamheid aan de wet op grond waarvan dat is beloofd. Als wij de wet gehoorzamen, zullen we de beloning ontvangen; maar we kunnen die om geen enkele andere reden ontvangen.23
Ook Christus zelf was aanvankelijk niet volmaakt; Hij ontving niet meteen een volheid, maar ontving die genade op genade, en bleef meer ontvangen tot hij een volheid ontving [zie LV93:11–13]. Gaat het met de mensenkinderen niet net zo? Wie is er volmaakt? Wie heeft ooit meteen een volheid ontvangen? Hebben wij een punt bereikt waarop wij de volheid van God kunnen ontvangen, een volheid van zijn heerlijkheid en intelligentie? Nee, en toch als Jezus, de Zoon van God, en de Vader van de hemelen en de aarde waarop wij wonen, niet meteen een volheid ontving, maar toenam in geloof, kennis, begrip en genade tot Hij een volheid ontving, is het dan niet mogelijk dat alle mensen hier een weinig en daar een weinig ontvangen, regel op regel, voorschrift op voorschrift, totdat zij een volheid ontvangen, zoals Hij een volheid heeft ontvangen, en dat zij met Hem in de tegenwoordigheid van de Vader verhoogd worden?24
Ik leef voor mijn heil nu en later; na dat van mijzelf komt dat van mijn kinderen en hun geliefde, dierbare moeders. Niets dat ik in deze wereld doe waarmee ik dat heerlijke einde verdien, kan een opoffering genoemd worden. Het is een liefdewerk, een doel voor het eeuwig leven en de volheid van vreugde. ‘(…) hij, die het eeuwige leven heeft, is rijk’ [LV6:7].25
Studiesuggesties
-
Wie is de auteur van het heilsplan? Wat kunnen wij aan die kennis hebben?
-
Wat zijn de doelen van ons leven op aarde? Hoe blijkt uit uw leven dat u die kennis hebt?
-
Waarom heeft de Heer in elke bedeling hetzelfde heilsplan geopenbaard? Hoe bewerkt het evangelieplan ons heil ‘zowel in dit leven als in het toekomende leven’?
-
Waarom was het nodig dat ieder van ons een lichaam ontving? (Zie ook LV 93:33–34.) Hoe kunnen we ons lichaam gebruiken volgens Gods wil?
-
In welke opzichten is de Heiland ons ‘grote voorbeeld’? Wat moeten wij doen om naar het ‘beeld en de gelijkenis’ van Christus gevormd te worden, en uiteindelijk te worden zoals Hij?
-
Waarom is het onderhouden van de geboden van God verplicht in tijd en eeuwigheid? Hoe kan gehoorzaamheid aan de Heer ‘zowel een plezier als een plicht’ zijn?
-
Wat betekent het voor u om ‘genade op genade’ te ontvangen? (Zie ook LV 93:12.) In welke opzichten bent u ‘hier een weinig en daar een weinig, regel op regel en voorschrift op voorschrift’ meer zoals de Heiland geworden?
-
Waarom is niets een opoffering als het gedaan wordt voor ons eigen heil en dat van andere mensen?