Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 24: Steun verlenen aan hen die geroepen zijn om te presideren


Hoofdstuk 24

Steun verlenen aan hen die geroepen zijn om te presideren

Wij behoren onze priesterschapsleiders, die geroepen zijn om te presideren, te steunen in waarheid en in daad.

Uit het leven van Joseph F. Smith

President Joseph F. Smith steunde zijn priesterschapsleiders in zijn hart en in zijn daden. Herhaaldelijk klonken uit zijn werk de woorden van de getrouwe Nephi: ‘Ik zal heengaan en doen, wat de Here heeft bevolen’ (1 Nephi 3:7).

In oktober 1873 riep president Brigham Young hem weer op zending. Joseph F. Smith zei later over die periode: ‘Ik werd op zending geroepen nadat ik vier jaar lang een stuk land had bewerkt dat mij door de regering was toegewezen. Ik hoefde nog maar één jaar langer te blijven om het land in eigendom te krijgen, maar president Young zei dat hij wilde dat ik naar Europa op zending ging om daar de leiding van de zending te nemen. Ik zei niet tegen hem: “Broeder Brigham, ik kan niet gaan; ik heb een stuk land dat ik verspeel als ik ga.” Ik zei tegen broeder Brigham: “Goed, president Young; ik ga waar u wilt dat ik ga; ik sta klaar om gehoor te geven aan de oproep van mijn leider.” En ik ging. Ik verloor het stuk land, maar ik heb daar nooit over geklaagd. Ik heb nooit broeder Brigham ervan beschuldigd mij er hierdoor van beroofd te hebben. Ik had het gevoel dat ik bezig was met een groter werk dan het verkrijgen van 65 hectare land. Ik werd uitgezonden om de boodschap van heil te brengen aan de landen der aarde. Ik werd door Gods gezag op aarde geroepen en ik bleef er niet bij stilstaan om aan mijzelf te denken, aan mijn kleine persoonlijke rechten en voorrechten. Ik ging toen ik geroepen werd, en God steunde en zegende mij daarin.’1

Leringen van Joseph F. Smith

Wij steken onze hand op als symbool van een verbond om onze leiders te steunen

Volgens mij is een van de belangrijkste dingen die we bij kerkconferenties doen het opsteken van onze hand voor de Heer om de autoriteiten en de organisatie van de kerk te steunen. Maar het is een van de belangrijke dingen die we doen dat op sommige mensen weinig indruk maakt. Met andere woorden, sommige mensen gaan weg na het opsteken van hun hand om de autoriteiten van de kerk te steunen, en denken er niet meer aan, en gedragen zich in veel opzichten alsof zij aan de een of andere formaliteit hebben meegedaan waaraan zij helemaal niet veel belang hechten. Ik vind dat een verkeerd beginsel. (…) Zij die zich verbinden om de geboden van de Heer te onderhouden, en die vervolgens dat verbond schenden door die geboden niet te onderhouden, doen niets ergers dan zij die hun hand opsteken om bij wijze van verbond de autoriteiten van de kerk1 te steunen, en dat vervolgens niet doen. Het beginsel is in beide gevallen hetzelfde: het is een schending van het verbond dat wij sluiten.2

Het is een ernstige misstap in de ogen van de Almachtige als iemand bij een stemming zijn steun verleent aan de kerkautoriteiten, maar vervolgens weggaat en zich tegen hen verzet en de raad die zij geven met voeten treedt; de Heer zal ons daarvoor oordelen.3

Het is een belangrijke plicht die op de heiligen rust om hun stem uit te brengen voor de steunverlening aan de kerkautoriteiten, niet alleen om dat te doen door het opsteken van de hand, wat alleen maar een formaliteit is, maar om dat in daad en in waarheid te doen. Er zou nooit een dag voorbij moeten gaan zonder dat alle mensen in de kerk hun stem in gebed tot de Heer verheffen om zijn dienstknechten te steunen die geroepen zijn om hen te presideren. (…) Die mensen zouden het geloof van de mensen moeten hebben om hen te steunen in de uitvoering van hun taken, zodat zij sterk mogen worden in de Heer. (…)

Het is het gebod van de Heer dat wij allen bijeen moeten komen (…) om de autoriteiten van de kerk te steunen en zo ons verbond te hernieuwen om Gods gezag te steunen dat Hij op aarde heeft ingesteld voor het bestuur van zijn kerk. En ik kan niet te sterk beklemtonen hoe belangrijk het is dat heiligen der laatste dagen in waarheid en daad het gezag van de heilige priesterschap steunen en respecteren die geroepen is om te presideren. Op het moment dat er in het hart van een lid een geest komt om zich te onthouden van steunverlening aan de geroepen autoriteiten van de kerk, raakt hij bezeten van een geest die geneigd is tot opstandigheid en onenigheid; en als hij die geest toestaat om zich te wortelen in zijn verstand, zal die hem uiteindelijk naar het duister en de afval leiden.4

We weten allemaal dat we twee keer per jaar bijeenkomen met het doel om de namen voor te leggen van hen die gekozen zijn als presiderende functionarissen van de kerk, en we weten dat zij die deze posities bekleden afhankelijk zijn van de stem van het volk voor de voortzetting van het gezag, de rechten en voorrechten die zij uitoefenen. De vrouwelijke leden van de kerk hebben hetzelfde voorrecht om te stemmen over de steunverlening aan hun presiderende functionarissen als de mannelijke leden van de kerk, en de stem van een getrouwe zuster is in alle opzichten gelijk aan de stem van een broeder.5

Als heiligen der laatste dagen steunen en respecteren wij de algemene autoriteiten die geroepen zijn om te presideren

Hoewel de geboden van God voor de hele wereld gelden, zijn er enkele bijzondere geboden die alleen op de heiligen der laatste dagen van toepassing zijn. Welke geboden zijn dat? Een van die geboden is dat wij hen moeten respecteren die ons presideren; met andere woorden, wij moeten de priesterschap respecteren. Ik vraag geen mens om mij te respecteren als ik niet alles in strikte overeenstemming doe met de geest van mijn roeping en het priesterschap dat ik draag. Geen enkel lid van de kerk is gebonden om mij te respecteren als ik wat het priesterschap en het gezag dat op mij bevestigd is betreft, door de keuze van God en de stem van de kerk, buiten mijn boekje ga. Maar spreek ik door de Geest van de Heer en in overeenstemming met de taken van mijn functie, dan is het juist als elk lid luistert naar wat ik zeg. Want als het gezegd wordt door de Geest Gods, en in overeenstemming met mijn taak, dan is dat het woord en de wil van de Almachtige.

‘En wat zij ook zullen spreken, wanneer zij door de Heilige Geest worden gedreven, zal Schrift zijn, de wil des Heren, de zin des Heren, het woord des Heren, de stem des Heren, en de kracht Gods tot zaligheid.

‘Ziet, dit is des Heren belofte aan u, o mijn dienstknechten’ [LV 68:4–5].

Het is ieders recht om te weten of ik door de Geest Gods de waarheid spreek of niet. De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen heeft het gebod gekregen om te luisteren naar de stem van de Geest die door de kanalen komt die God heeft aangewezen voor het leiden van zijn volk. (…) Als ik in ongerechtigheid raad geef, zal ik onder veroordeling worden gebracht. Geen mens kan dit volk kwaad leren en daar lang mee doorgaan. God zal hem ontdekken en de geheimen van zijn hart onthullen; zijn bedoelingen zullen de heiligen onthuld worden en hij zal door de Geest Gods veroordeeld worden voor de heiligen. Als u (…) de president van de kerk en zijn raadgevers als de presiderende autoriteiten van de kerk erkent, dan verdient het lid dat niet naar hun raad luistert, uw medelijden, want hij is in overtreding. Die mannen zullen u geen verkeerde raad geven. (…)

… Ik wil nooit de tijd zien komen dat die mannen aan wie u het recht en de macht hebt toevertrouwd om te presideren, het zwijgen opgelegd wordt zodat ze niemand wegens zonde of ongerechtigheid durven te berispen. (…) Het is onze plicht om het te doen. Wij zijn er met dat doel. Wij zijn de wachters op de torens van Zion [zie Ezechiël 3:17–19]. Het is onze taak om fouten en dwaasheden onder de mensen aan te wijzen; en als de mensen dat niet willen ontvangen, moeten ze hun eigen weg gaan en de consequenties ondergaan. Zij die rechtschapen raad niet willen gehoorzamen, zullen daaronder lijden, en niet degenen die wegens zonde berispen.6

Wij stellen voor om onze plicht te doen naar het licht dat wij bezitten, door de hulp van onze liefhebbende Vader. Ik stel nooit voor om iets te doen waarvan ik niet de meest positieve verzekering heb dat het goed is, door de unanimiteit van mijn raadgevers, waarbij wij het eens zijn en elkaar begrijpen. (…) Ik stel nooit voor om iets te doen, of laat nooit toe dat iets gedaan wordt of bekrachtig iets dat het konink rijk van God op aarde raakt, zonder algemene instemming, of zonder dat wij het erover eens zijn, want dan weet ik dat de kracht achter ons staat, dat de macht van God bij ons is, en dat de heiligen ons zullen steunen.7

De ene mens kan ontevreden raken over de ander, ze kunnen ontevreden raken met het Eerste Presidium, het Quorum der Twaalf, of andere mensen, en ze kunnen in hun hart zeggen: Tk mag zo iemand niet; ik geloof niet dat hij zo goed is als hij zou moeten zijn, hij heeft teveel fouten en zwakheden en daarom kan en zal ik zijn gezag niet aanvaarden, daar ik geen geloof heb in die man.’ Ongetwijfeld zijn er mensen, en misschien wel velen, die er zo over denken, maar het probleem is (…) dat zij, omdat zij ontevreden zijn met de persoon en in hun hart gevoelens van verbittering ten opzichte van hun broeders koesteren, de bedoelingen van de Almachtige uit het oog verliezen. Zij keren zich tegen hét gezag van het heilig priesterschap; en door hun verblindheid staan zij zichzelf toe om misleid te worden, en uiteindelijk keren zij zich af van de kerk.

Hoe zou het eigenlijk moeten zijn? Allereerst behoort iedereen te weten dat het evangelie waar is, daar dit ieders voorrecht is die zich heeft laten dopen en de Heilige Geest ontvangen heeft. Iemand kan gekwetst zijn door een persoonlijke kwestie tussen hem en [de president van de kerk en zijn raadgevers]’ hij kan gevoelens hebben die hem ertoe brengen te denken dat hij ons niet kan steunen in daad en gebed; maar als dat het geval is, wat moet hij dan doen? Hij zou in zijn hart moeten zeggen: ‘God heeft zijn koninkrijk gevestigd, en zijn priesterschap is op aarde; en niettegenstaande het feit dat ik een hekel aan bepaalde mensen heb, weet ik dat het evangelie waar is en dat God zijn volk bijstaat; en dat als ik mijn plicht doe en zijn geboden onderhoud, de wolken voorbij zullen gaan en de mist zal optrekken, de Geest van de Heer mij vollediger te hulp zal komen en ik stukje bij beetje zal kunnen inzien of ik dwaal, waarin ik dwaal, en dan zal ik mij ervan bekeren, want ik weet dat al het verkeerde zal worden rechtgezet.’ Ik vind dat alle mensen er zo over zouden moeten denken.8

Laten wij onze plaatselijke autoriteiten steunen en naar hun raad luisteren

Zoals het presidium van de kerk de hele kerk presideert – alle ringen, alle wijken en alle zendingsgebieden in de hele wereld – presideren deze mannen [het ringpresidium] deze ring van Zion, met al zijn wijken en gemeenten. En als zij een beroep doen op de mensen om hen te steunen in het goede, en de mensen steunen hen vervolgens niet, dan zijn de consequenties op het hoofd van de mensen en niet op het hoofd van die mannen. Het is hun plicht om voor zonde te berispen en wegens ongerechtigheid te vermanen. Het is hun plicht om de mensen raad te geven en aan te sporen getrouw en ijverig te zijn in hun hele ring. (…) Ik wil dat u dit goed begrijpt. (…) [De ringpresident heeft het] recht om de mensen hier te presideren en hen raad en leiding te geven, en over hun belangen te waken. (…)

Wij hebben het geschreven woord bijvoorbeeld voor instructie, aansporing, berisping, raad en vermaning. Iedereen zou het moeten lezen en begrijpen, en dan zullen allen weten dat de orakelen Gods in hun midden zijn. Maar als zij het woord van God niet lezen of begrijpen, dan zouden zij weleens niet kunnen luisteren als de orakelen spreken. De leden van het ringpresidium zijn uw orakelen hier. Zij zijn door de Heer gekozen. (…) U behoort hen te steunen en naar hun raad te luisteren. Zij zullen u niet op het verkeerde pad leiden; zij zullen u niet in ongerechtigheid leiden; zij zullen geen vergissing maken in hun raad aan u; want zij zijn een baken voor de mensen – niet alleen een baken, maar zij vervangen in deze ring van Zion de presidenten van de kerk, en God zal zich door hen aan de mensen manifesteren. Verder heeft elke man en vrouw het recht om openbaring en wijsheid van de Almachtige te ontvangen, om te weten dat die mannen goede mensen zijn en dat ze hun plicht doen.9

Een bisschop is de presiderende functionaris van zijn wijk. En waar de bisschop in de wijk is, presideert hij zijn raadgevers en de leden van zijn wijk. Hij kan die taak niet opgeven. Hij kan die niet aan een ander geven; of als hij dat doet, schendt hij een van de heilige beginselen van het priesterschapsbestuur.10

Hier is iemand die zegt: ‘Ik heb geen geloof in de bisschop. Ik mag de bisschop niet. Ik geloof niet in hem, hij is incompetent; hij is partijdig; hij is onrechtvaardig; en ik zal hem niet steunen in zijn kerkfunctie.’ (…) Vergeet echter niet: [de bisschop en zijn raadgevers] zijn er niet omdat wij dat zelf nodig vonden. Zij zijn er omdat de Heer dat heeft aangewezen als de wijze van bestuur van een wijk, door goddelijk gezag, en de bisschop bezit daar gezag van God, niet van de mens. (…)

Als iemand zegt: Tk ben heilige der laatste dagen, goed lid van de kerk, omdat ik de evangeliebeginselen ken en omdat ik weet wat de beginselen van het kerkbestuur zijn’, dan is het, als die persoon zegt cIk ben tegen de bisschop omdat ik hem niet mag’ of ‘omdat ik niet in hem geloof’, het bewijs dat hij het beginsel van bestuur en van onderwerping aan goddelijk gezag niet begrijpt. Daarom wordt hij rumoerig, koppig, onbestuurbaar, ongewenst en onwaardig om behandeld te worden volgens zijn verdienste of gebrek daaraan.11

Een man mag dan geen vertrouwen hebben in de bisschop of in een van zijn raadgevers, (…) maar al vindt hij dat, is het dan juist of consequent van hem als ouderling in Israël om zich op te werpen als rechter van de bisschop of zijn raadgevers en de hele kerk? Als iemand zich in zo’n positie brengt, zou hij net zo zijn als sommige [mensen die afgevallen waren van de kerk]. (…) Denkt u dat u die soort mensen kunt overtuigen dat zij van de kerk zijn afgevallen? Nee; die mensen zijn er zelf vast van overtuigd dat zij nooit zijn afgevallen. Zij ontkennen verontwaardigd en stoutmoedig dat zij ooit van de kerk zijn afgevallen of zich van haar hebben afgekeerd. (…) Als ik mijn hand opstak tegen mijn bisschop, tegen de Twaalf of het Eerste Presidium omdat ik ze niet mocht, dan zou ik mij op dat moment inde positie brengen die deze mensen nu innemen, en die van vele anderen die zijn heengegaan, en zou ik zeggen: ‘De kerk is afvallig, Joseph Smith en Brigham Young en John Taylor zijn afvallig, maar ik ben standvastig in het geloof; alle mensen zijn afgedwaald omdat zij mij niet erkennen.’ Dat is iemand die zich verzet tegen het priesterschapsgezag, en tezelfdertijd probeert vast te houden aan het geloof. Er is nooit meer dan één persoon aangewezen om de sleutels van het koninkrijk Gods op aarde te bezitten.12

Daarom zeg ik tot u: respecteer het ringpresidium en uw bisschop, en allen die u presideren. Steun hen in hun positie door uw geloof en uw gebeden en toon hen dat u ze zult helpen in woord en daad, dan zal God u daarvoor zegenen.13

Steun aan onze leiders is een teken van goede wil, geloof en verbondenheid

Ik geloof dat het de taak van de kerk is om elke man te erkennen in de officiële positie die hij bekleedt, op zijn terrein van verantwoordelijkheid en in zijn roeping. Ik houd vast aan de leer dat de taak van een leraar net zo heilig is als de taak van een apostel en dat ieder lid van de kerk net 20 gebonden is om de leraar te respecteren die hem thuis be2oekt als hij de functie en de raad moet respecteren van de leden van de presiderende quorums van de kerk. Zij hebben allen het priesterschap; zij handelen allen uit hoofde van hun roeping, en 2ij 2ijn allen essentieel in hun positie, want de Heer heeft hen aangewezen en in 2ijn kerk ge2et. Wij kunnen hen niet negeren; want als we dat toch doen, is de 2onde op ons hoofd.14

We 2ouden ons2elf niet moeten toestaan om dag in dag uit een geest van mopperen en kritiseren in ons hart te hebben tegenover hen die ons worden voorgesteld om gesteund te worden in verantwoordelijke posities. Als wij in ons hart iets tegen een van die broeders hebben, dan is het on2e plicht als consciëntieus lid van de kerk om eerst, 2oals in de Schriften staat, naar hem alleen toe te gaan en hem op de hoogte te stellen van ons gevoel tegenover hem en hem te laten 2ien hoe dat komt; niet met een verlangen in ons hart om het probleem groter te maken, maar met een geest van ver2oening en broederlijke liefde, in een ware christelijke geest, 2odat als er enig gevoel van verbittering bestaat tussen ons, dat volkomen verwijderd kan worden; en als we met recht iets tegen on2e broeder hebben, dat hij in een positie kan verkeren om wat aan dat kwaad te doen. We 2ouden ernaar moeten streven om elkaar lief te hebben en te steunen als kinderen van God en als broeders en 2usters die ge2amenlijk voor de 2aak van Zion werken.15

Mijn broeders en 2usters, ik wil u danken (…) voor de unanieme steunverlening door het opsteken van de hand door dit grote aantal aanwe2igen. Ik zie dit als een teken van goede wil, van geloof en verbondenheid van de kant van de vele aanwe2igen met alle autoriteiten, 2owel de algemene als de plaatselijke, en de leidinggevenden van de hulporganisaties, die u 2ijn voorgelegd, en dat u 2ich allen 2ult houden aan de belofte die u de Heer en elkaar gegeven hebt met de opgestoken hand dat u allen van plan bent om die functionarissen in alle verschillende organisaties te steunen, van de eerste tot de laatste, dat u niet over hen zult roddelen, dat u hen niet onrechtmatig zult bekritiseren, dat u niet zult proberen hun invloed te beperken of hun vooruitgang te hinderen, of hun legitieme werk in de weg zult staan, maar dat u het tegendeel zult doen en alles in het werk zult stellen om hen te helpen, hen bij te staan, tot zegen te zijn en hen aan te moedigen in het goede werk waarin zij werkzaam zijn.16

Studiesuggesties

  • Waarom is het steunen van onze leiders ‘een van de belangrijkste dingen die we bij conferenties van de kerk doen’? Waarom is het goed om te beseffen dat we bij het steunen van onze leiders ‘een verbond sluiten’?

  • Hoe kunnen wij onze leiders steunen, niet ‘alleen maar [als] formaliteit […], maar […] in daad en in waarheid’? Hoe hebt u gezien dat uw leiders geholpen waren door uw geloof en gebeden?

  • Wat kan er gebeuren met hen die ‘zich onthouden van het steunen van de geroepen autoriteiten van de kerk’?

  • In welke opzichten zijn de leden van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf ‘wachters op de torens van Zion’? Wat is hun taak als wachter? Hoe kunnen wij hen in die taak steunen en respecteren? (Zie ook LV 107:22.)

  • Noem enkele taken van een ringpresidium. Op welke manieren kunnen wij hen beter steunen?

  • Waarom is het belangrijk te weten dat de bisschop in de wijk het gezag draagt ‘van God en niet van de mens’? Hoe kunnen wij de leden van de bisschap beter steunen in hun taken?

  • In welk opzicht is de taak van een huisonderwijzer ‘net zo heilig […] als de taak van een apostel’ op ‘zijn terrein van verantwoordelijkheid, en in zijn roeping’. Hoe kunnen wij de huisonderwijzers en huisbezoeksters steunen?

  • In hoeverre is het steunen en respecteren van onze leiders een teken van ons geloof in de Heer?

Noten

  1. Deseret News: Semi-Weekly, 28 april 1896, blz. 1.

  2. Deseret News: Semi-Weekly, 14 mei 1895, blz. 1.

  3. Collected Discourses Delivered by President Wilford Woodruff, His Two Counselors, the Twelve Apostles, and Others, verz. door Brian H. Stuy, 5 delen (1987–1992), deel 4, blz. 298.

  4. Deseret News: Semi-Weekly, 28 juni 1898, blz. 1.

  5. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 158.

  6. Deseret News: Semi-Weekly, 21 januari 1896, blz. 1.

  7. Conference Report, april 1902, blz. 86–87.

  8. Deseret News: Semi-Weekly, 26 juni 1883, blz. 1.

  9. Deseret News: Semi-Weekly, 21 januari 1896, blz. 1.

  10. Gospel Doctrine, blz.185.

  11. Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, verz. door James R. Clark, 6 delen (1965–1975), deel 5, blz. 83–85.

  12. Deseret News: Semi-Weekly, 26 juni 1883, blz. 1.

  13. Deseret News: Semi-Weekly, 31 maart 1896, blz. 1.

  14. Gospel Doctrine, blz. 163–164.

  15. Deseret News: Semi- Weekly, 21 juni 1898, blz. 1.

  16. Conference Report, oktober 1911, blz. 130–131.

Joseph F. Smith and Joseph Fielding Smith

President Joseph F. Smith met zijn zoon Joseph Fielding Smith, die bij het nemen van deze foto in 1914 lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was en later de tiende president van de kerk zou worden.