Hoofdstuk 30
Geef toe aan de ingevingen van de Geest
Elk kerklid heeft voor zijn persoonlijke leiding recht op de inspiratie van de Heilige Geest
Uit het leven van Joseph F. Smith
President Joseph F. Smith keerde in gezelschap van bisschop Charles W. Nibley terug van een treinreis naar de oostelijke staten. Bij Green River (Wyoming) was hij net het balkon aan de achterkant van de wagon opgestapt, toen hij een stem hoorde die zei: ‘Ga naar binnen en ga zitten.’ Hij ging weer de trein in, aarzelde even en dacht: Ach, misschien beeld ik het me maar in. Toen hoorde hij weer de stem: ‘Ga zitten.’ Hij reageerde meteen en ging zitten. Precies op dat moment maakte de trein een heftige beweging doordat de locomotief en de meeste wagonsdoor een gebroken rail van het spoor liepen. Bisschop Nibley zei dat als president Smith niet geluisterd had, hij ernstig gewond was geraakt, want hoewel zijn wagon op het spoor bleef, waren alle wagons ‘flink tegen elkaar geknald’.
President Smith zei over deze ervaring: ‘Ik heb die stem al vaak gehoord, en ik heb er altijd baat bij gehad als ik ernaar luisterde.’
‘[President Smith] leefde in grote harmonie met de Geest van de Heer,’ merkte bisschop Nibley op, ‘en zijn leven was zo voorbeeldig en kuis dat de Heer zich met gemak aan zijn dienstknecht kon manifesteren. Hij kon met recht zeggen: “Spreek Here, want uw knecht hoort” [1 Samuël 3:9]. (…) Het hart van president Smith was afgestemd op de celestiale melodieën – hij kon ze horen, en hoorde ze ook.’1
Leringen van Joseph F. Smith
Alle kerkleden hebben het recht om persoonlijke leiding van de Heilige Geest te ontvangen
De Geest van inspiratie, de gave van openbaring, behoort niet aan slechts één persoon toe; het is geen gave die alleen het presidium van de kerk en de twaalf apostelen toebehoort. Hij is niet alleen voorbehouden aan de presiderende autoriteiten van de kerk, maar is voor ieder individueel lid van de kerk. En het is het recht en voorrecht van elke man, vrouw of kind die de leeftijd van verantwoordelijkheid heeft bereikt om de geest van openbaring te hebben en de geest van inspiratie te hebben bij de uitvoering van zijn of haar plichten als lid van de kerk.2
Iedere persoon in de kerk heeft net zoveel recht om de geest van openbaring te hebben en het begrip van God dat die geest van openbaring hem geeft voor zijn eigen welzijn, als de bisschop die zijn wijk presideert. Iedereen heeft het voorrecht om die gave en andere voorrechten te gebruiken voor zijn eigen aangelegenheden, de juiste opvoeding van zijn kinderen, het beheer van zijn boerderij, zijn kudden, en zijn onderneming (…); het is zijn recht om de geest van openbaring en van inspiratie om het goede te doen, te hebben, om wijs en verstandig te zijn, rechtschapen en goed in alles dat hij doet. Ik weet dat dit een waar beginsel is.3
Het is het recht van het individu om inspiratie en manifestaties van de Heilige Geest te ontvangen voor hun persoonlijke leiding, om hun geloof te versterken, hen aan te moedigen in de werken van rechtschapenheid, getrouw te zijn en de geboden die God heeft gegeven te onderhouden en na te leven. Het is het recht van elke man en vrouw om hier openbaring voor te ontvangen, maar verder niet. Op het moment dat er iemand opstaat die het recht op zich neemt om te heersen en te dicteren, of zijn broeders te veroordelen, vooral hen die presideren, zou hij onmiddellijk moeten worden tegengehouden, want anders zijn onenigheid, verdeeldheid en verwarring het gevolg. Elke man en vrouw in deze kerk moet beter weten dan aan zo’n geest toe te geven.4
Wij moeten zo dichtbij de Heer leven, zo nederig van geest zijn, zo handelbaar en buigzaam zijn onder de invloed van de Heilige Geest dat wij onder alle omstandigheden in staat zijn de bedoeling en de wil van de Vader aangaande ons als individu en als functionaris in de kerk van Christus te kennen.5
Wij zouden (…) altijd zo moeten leven dat de Heilige Geest als een levende bron in ons is, berekend om ons naar volmaking in rechtschapenheid te leiden, en naar deugd en integriteit voor God, tot wij onze aardse zending volbrengen en elke taak uitvoeren die van ons vereist kan worden.6
Meestal krijgen wij openbaring door de stille, zachte stem van de Geest
Wij worden niet gevestigd in de waarheid door wonderbaarlijke manifestaties aan ons, maar door nederigheid en getrouwe gehoorzaamheid aan de geboden en wetten van God.
Toen ik als jongen begon in de bediening, ging ik geregeld naar de Heer en vroeg Hem om mij iets wonderbaarlijks te tonen zodat ik een getuigenis mocht verkrijgen. Maar de Heer weerhield wonderen van mij, en toonde mij de waarheid, voorschrift op voorschrift, regel op regel, hier een beetje en daar een beetje, tot Hij mij de waarheid liet kennen van de kruin op mijn hoofd tot mijn voetzolen, en tot twijfel en angst absoluut uit mij verdreven waren. Hij hoefde daar geen engel uit de hemel voor te sturen, noch hoefde Hij ervoor te spreken met de bazuin van een aartsengel. Maar door de influisteringen van de stille, zachte stem van de Geest van de levende God heeft Hij mij het getuigenis gegeven dat ik bezit. En door dat beginsel en die macht zal Hij aan alle mensenkinderen kennis van de waarheid geven die hen bij zal blijven en hen de waarheid zal laten weten zoals God die weet, en hen de wil van de Vader laten doen zoals Christus die doet. En geen enkel aantal wonderbaarlijke manifestaties zal dat ooit bereiken.7
Broeders en zusters, u moet zich er nooit zorgen over maken als u geen erg grote of wonderbaarlijke manifestatie ontvangt, of als u geen uitermate wonderbaarlijke openbaringen uit de hemel ontvangt, als u maar zo leeft dat God zich aan u kan openbaren als Hij dat wil. Het zal u goed gaan, u zult niets te vrezen hebben, het zal u wat u betreft aan niets ontbreken als u in een positie bent om de wil van God te ontvangen wanneer Hij ook maar klaar is of verlangt die aan u bekend te maken. Dat is genoeg. En dan zal God u alleen dat openbaren wat u nodig hebt voor uw ontwikkeling, voor uw groei en vooruitgang in uw kennis van de waarheid.8
Laten wij doen wat de Geest ons ingeeft
Ik voel me fysiek of mentaal niet in staat om mijn taken te verrichten als ik de hulp van de Geest van de Heer niet heb. Ik weet niet of er iemand is die het werk van de Heer kan doen dat van hem vereist wordt, en het onafhankelijk van de Heer kan doen, zonder de ingevingen en de inspiratie van de Geest die van de Vader van licht komt.9
Als wij zo leven dat wij de influisteringen van de stille, zachte stem van Gods Geest kunnen horen en begrijpen, laten wij dan doen wat de Geest ons ingeeft zonder de consequenties te vrezen. Het maakt niet uit of het strookt met de denkbeelden van vitters en critici, of van de vijanden van Gods koninkrijk. Komt het overeen met de wil van de Heer? Klopt het met de geest van het grote werk in de laatste dagen waar wij mee bezig zijn? Is het doel gericht op de vooruitgang van de kerk en de versterking ervan op aarde? Als het in die richting neigt, laten we het dan doen, ongeacht wat de mensen ervan zeggen of denken.10
Het is niet genoeg als wij tevreden zijn met slechts kennis van het goede. Wetend wat het goede is, moeten wij het goede doen, wat dat ook is, wat [Jezus Christus] ook van ons verlangt. Als wij weten wat het goede is, als wij de waarheid kennen, moeten we ons houden aan het goede en de waarheid, en moeten we altijd het goede doen, onder alle omstandigheden, en nooit toegeven aan de verleider of afwijken van het goede pad, het enge en nauwe pad dat terugleidt naar de tegenwoordigheid van God.11
[Onze] gehoorzaamheid moet vrijwillig zijn. Het moet niet gedwongen zijn, er moet geen dwang zijn. De mensen moeten niet tegen hun wil gedwongen worden om de wil van God te gehoorzamen. Zij moeten die gehoorzamen omdat zij weten dat het goed is, omdat zij het willen doen, en omdat zij het met plezier doen. God verheugt zich over het bereidwillige hart.12
Gehoorzamen wij de Geest, dan krijgen wij meer kennis en groeit ons onderscheidingsvermogen
De mens is de Bron van alle intelligentie en waarheid veel verschuldigd voor de kennis die hij bezit. Allen die de ingevingen van de Geest gehoorzamen, ingevingen die leiden tot deugd, eerbaarheid, de liefde van God voor de mens, en de liefde voor waarheid en voor al wat de ziel vergroot en veredelt, zullen een reinere, grotere en rechtstreekse, vastere kennis van Gods waarheden ontvangen dan ieder ander krijgen kan.13
Man en vrouw zouden gevestigd moeten raken in de waarheid en een fundament moeten krijgen in het evangelie, en van niemand afhankelijk moeten zijn voor geleend of weerspiegeld licht, maar alleen moeten vertrouwen op de Heilige Geest, die altijd dezelfde is, voor altijd schijnt en getuigt tot het individu en de priesterschap, tot wie in overeenstemming met de wetten van het evangelie en de wil van de Vader leeft. Zij hebben dan eeuwigdurend licht dat niet bedekt kan worden.14
De enige veilige manier voor ons als individu is om zo nederig, zo rechtschapen en zo getrouw voor God te leven dat wij zijn Geest dusdanig kunnen bezitten dat wij in staat zijn om rechtvaardig te oordelen, en waarheid van dwaling te onderscheiden, en goed van kwaad.15
Hoe weten wij dat [de raad die wij ontvangen van kerkleiders] juist is? Door Gods Geest in ons hart te krijgen, waardoor ons verstand opengaat en verlicht wordt, zodat we zelf de leer mogen kennen en in staat zijn om waarheid van dwaling te onderscheiden, licht van duisternis en goed van kwaad.16
Aan de getrouwe heilige der laatste dagen is het recht gegeven om de waarheid te kennen zoals God die kent. En geen enkele macht op een lager niveau dan die van het celestiale koninkrijk kan hem misleiden, kan zijn verstand verduisteren, of zijn kennis van de beginselen van het evangelie van Jezus Christus verminderen. Dat is niet mogelijk, want het licht van God schijnt feller dan de verlichting van valsheid en dwaling. Daarom stijgen zij die het licht van Christus bezitten, de geest van openbaring en kennis van God, uit boven alle grillen van de wereld. Zij kennen deze leer, dat die van God is en niet van de mens.17
Als wij leven volgens de openbaringen, zal de Heer ons licht en intelligentie vergroten
Er moet nog veel geopenbaard worden. Er zijn dingen die we nu nog niet begrijpen, die nog geopenbaard moeten worden en die God op zijn eigen tijd bekend zal maken. Wat mij betreft is er al zoveel geopenbaard als ik lijk te kunnen begrijpen. Als ik maar alles kon bevatten wat God heeft geopenbaard, en het kon begrijpen zoals ik zou moeten, en het in rechtschapenheid kon toepassen, dan denk ik dat ik voorbereid zou zijn op iets meer, als ik het nog waardig was. Maar, lieve help, er zijn mensen onder ons die zich zorgen maken en druk maken over dingen die nog nooit aan de mens geopenbaard zijn. (…) Als de mensen hun tiende zouden betalen, het woord van wijsheid onderhouden, hun gebeden doen, hun leven wijden aan de werken van rechtschapenheid op aarde en het evangelie voor zichzelf bestuderen en het gehoorzamen, zou het niet zo hard nodig zijn om vragen te stellen, en vergeet ook niet dat ze alles dan beter zouden weten dan nu.18
Wij weten niets, en wij verkondigen niets aan de mensen, behalve dat wat de Here God heeft geopenbaard, en wij adviseren de autoriteiten en hen die tot taak hebben om de evangeliebeginselen aan de wereld te leren en aan de heiligen der laatste dagen, om hun leringen en instructies te beperken tot het geopenbaarde woord van God. Ik verzeker u dat er al veel geopenbaard is dat nog niet is nageleefd. Er moet nog veel geleerd worden. Er moet nog veel onderwezen worden door de geest van instructie en er is nog veel dat door de profeet Joseph en zijn tijdgenoten is geopenbaard dat de mensen nog niet in hun hart ontvangen hebben en waartoe zij nog niet zo bekeerd zijn als ze zouden moeten.
Zijn wij in staat de grondregels van het evangelie en Gods wetten die al geopenbaard zijn na te leven en te gehoorzamen, dan zijn wij veel beter af en zijn wij dichter bij het doel van vervolmaking in wijsheid, kennis en macht dan nu. Als die tijd aanbreekt, dan zullen er aan Gods volk nog grotere zaken geopenbaard worden. Maar tot wij onze plicht doen inzake wat wij al ontvangen hebben, tot wij getrouw zijn in de zaken die ons tot nu toe zijn toevertrouwd, tot wij onze godsdienst zoals wij die nu hebben ook werkelijk naleven, zou er veroordeling over ons gebracht worden als wij meer geboden, meer licht en intelligentie kregen. Het is genoeg als wij leven naar het licht van de huidige inspiratie en de huidige openbaring, en het is genoeg als ieder lid van de kerk de geboden van de Heer onderhoudt en werkt in de kerk naar de Geest hem of haar ingeeft en leidt in de uitvoering van kerktaken. Elke ziel onder ons heeft recht op inspiratie van God om te weten wat onze plicht is en hoe wij die moeten doen.19
Wat wij moeten doen, is in overeenstemming leven met het licht en de intelligentie die God ons in deze bedeling geopenbaard heeft, opdat wij in harmonie met de hemelse machten en bij hemelse personen mogen leven, en vooral onze Heer Jezus Christus, die ons Hoofd is, die onze Wetgever, ons Voorbeeld en de Weg tot leven en heil voor de hele wereld is; door wie wij het celestiale koninkrijk van God in kunnen gaan, en zonder wie wij nooit die heerlijkheden zonder einde zouden kunnen ingaan. Hij is de Weg, het Licht en het Leven van de wereld, en wie ook de geboden onderhoudt die Hij ons heeft gegeven, en de werken doet die Hij heeft gedaan en ons geboden heeft om te doen, zal nooit in duisternis leven, maar zal het licht van het leven in zich hebben.20
Studiesuggesties
-
Wie staat de ‘geest van openbaring’ ter beschikking?
-
Op welke terreinen van ons leven kunnen we de persoonlijke leiding van de Geest gebruiken?
-
Waarom zou God ons meestal door de stille, zachte stem van de Geest leiden en niet door ‘wonderbaarlijke manifestaties’? (Zie ook 1 Koningen 19:11–12.) Op welke manieren leidt God ons door de stille, zachte stem?
-
Hoe kunnen wij weten of wij beïnvloed worden door de Geest van de Heer? (Zie ook LV 6:15, 22–23; 9:8–9; 11:12–14.)
-
Waarom worden wij niet gedwongen om gevolg te geven aan de ingevingen van de Geest? Waarom zou God zich ‘verheugen in het bereidwillig hart’?
-
Hoe moeten wij leven om leiding van de Geest te kunnen ontvangen? Wat beperkt ons vermogen om ingevingen van de Geest te ontvangen?
-
Heeft de Geest u weleens geholpen om uw kennis van Gods waarheid te vergroten?
-
Welke zegeningen krijgen zij die vertrouwen op de ingevingen van de Heilige Geest en die niet vertrouwen op ‘geleend of weerspiegeld licht’?
-
Hoe kunnen wij ons erop voorbereiden meer licht en intelligentie te ontvangen? (Zie ook Alma 12:10.)