Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 37: Zoons en dochters van de eeuwige Vader


Hoofdstuk 37

Zoons en dochters van de eeuwige Vader

Wij zijn de kinderen van God, geschapen naar zijn goddelijke beeld en bij machte om zoals Hij te worden.

Uit het leven van Joseph F. Smith

In november 1909 hebben president Joseph F. Smith en zijn raadgevers, John R. Winder en Anthon H. Lund, een verklaring uitgegeven onder de titel ‘The Origin of Man’ [de oorsprong van de mens], als antwoord op de vragen die ‘van tijd tot tijd [worden gesteld] ten aanzien van de houding van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (…) met betrekking tot de oorsprong van de mens. Wij zijn van mening dat een verklaring over de positie van de kerk omtrent dit belangrijke onderwerp nuttig is en vruchten zal afwerpen.’ De verklaring bevat deze woorden:

“‘God schiep de mens naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.” Met deze duidelijke en welomlijnde woorden maakte de geïnspireerde auteur van het boek Genesis aan de wereld de waarheid bekend over de oorsprong van het mensdom.’ 1 Dit hoofdstuk bevat fragmenten uit ‘The Origin of Man’.

President Smith heeft veelvuldig de letterlijke werkelijkheid van het vaderschap van God bevestigd: ‘Ik weet, en ik heb reden te weten, dat ik hier ben en dat ik leef, evenzo geloof ik en heb ik reden te weten dat God, mijn Vader, leeft.’2

Leringen van Joseph F. Smith

Wij zijn de geestkinderen van onze hemelse Vader

We willen weten waar we vandaan zijn gekomen en waar we naartoe zullen gaan. Waar zijn we vandaan gekomen? Van God. Wij bestonden als geest voordat we naar deze wereld kwamen. Wij bezochten de raadsvergaderingen in de hemel voordat de fundamenten van de aarde waren gelegd. Wij waren daar. Wij zongen in vreugde samen met de hemelse scharen toen de fundamenten van de aarde werden gelegd en toen het plan van ons bestaan op deze aarde en de verlossing in detail werd uitgewerkt. Wij bevonden ons daar; we toonden interesse en namen deel aan deze grote voorbereiding. We waren ontegenzeggelijk aanwezig in die raadsvergaderingen (…) toen Satan zichzelf aanbood als de heiland van de wereld, op voorwaarde dat hij daarvoor de eer en heerlijkheid van de Vader zou krijgen. Maar Jezus zei: ‘Vader, uw wil geschiede en U zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.’ Omdat Satan tegen God rebelleerde en de vrije wil van de mens wilde vernietigen, werd hij door God verworpen en door Hem uitgeworpen, maar Jezus werd aanvaard.

Wij waren daar ongetwijfeld bij aanwezig en hebben deelgenomen aan al die gebeurtenissen. We waren zeer betrokken bij de uitvoering van die grote plannen en doeleinden; we begrepen ze en ze werden ten gunste van ons verordend en zullen voltrokken worden. Die geesten zijn naar deze aarde gekomen om een lichaam op zich te nemen, zodat ze gelijk Jezus Christus kunnen worden, ‘geschapen naar zijn beeld en gelijkenis’, vanaf het begin van de schepping tot nu toe, en dat zal zo blijven doorgaan tot de laatste dagen van de aarde, totdat de geesten die bestemd zijn om naar deze wereld te komen, zijn gekomen en hun zending in het sterfelijk leven hebben volbracht.3

Wij aanschouwen (…) de mens, de kroon op het werk van God op deze aarde, het meesterstuk, zo u wilt, van wie wij uit openbaring leren dat hij het nageslacht is van onze eeuwige God, die de Schepper is van al wat leeft. De mens, in structuur volmaakter dan al het andere, bezitter van verhevener eigenschappen en meer vermogen tot rede en intelligent denken dan alle andere wezens, wat hem tot ‘heer van de schepping’ maakt en het dichtst brengt tot gelijkenis met de Schepper. Wij bezien dit alles en kunnen niet anders dan tot de conclusie komen dat dit niet toevallig tot stand is gekomen, maar het resultaat is van volmaakte, goddelijke plannen en doeleinden, ja, dat de mens de zoon van God is, omdat hij beschikt over de eigenschappen en kenmerken van zijn Vader. En in het begin bezat hij veel van die intelligentie, zodanig dat hij de metgezel van God was, en bij Hem vertoefde en geen zonde kende. De Heer gaf hem de aarde als bezit en erfgoed, alsmede wetten waarnaar hij zich kon richten, zodat hij kon beantwoorden aan het doel van zijn schepping en er vreugde in kon scheppen.4

In de Schriften, de geschreven norm, staat dat alle mensen die naar deze aarde komen, ofwel hier hun sterfelijk leven beginnen, een voorsterfelijke, geestelijke persoonlijkheid hebben als zoon of dochter van de eeuwige Vader. (…) Jezus Christus was de Eerstgeborene. Een geest uit God geboren is onsterfelijk. Wanneer het lichaam sterft, sterft de geest niet. In de herrezen staat zal zowel het lichaam als de geest onsterfelijk zijn.5

Wij zijn geschapen naar het beeld van God

Wat was de gedaante van de mens, in de geest en in het lichaam, ten tijde van de oorspronkelijke schepping? In algemene zin wordt het antwoord in [deze] woorden gegeven: (…) ‘God schiep de mens naar zijn beeld.’ In het Boek van Mormon staat het nog duidelijker: ‘(…) alle mensen werden in den beginne naar mijn eigen beeld geschapen’ (Ether 3:15). De Vader is hier aan het woord. Als we daarom de gedaante van de ‘Vader der geesten’ kunnen vaststellen, de ‘God der geesten van alle levende schepselen’, dan kunnen we de gedaante van de oorspronkelijke mens vaststellen.

Jezus Christus, de Zoon van God, is ‘de afdruk’ van zijn Vaders wezen (Hebreeën 1:3). Op aarde was Hij een mens, een volmaakte man, die op een vraag aan Hem gesteld ten antwoord heeft gegeven: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Johannes 14:9). Dat alleen al zal het vraagstuk voor elke nadenkende, eerbiedige ziel naar tevredenheid beantwoorden. De conclusie is onweerlegbaar: als de Zoon van God de afdruk (beeld) van zijn Vader is, dan heeft zijn Vader de gedaante van een mens; want dat was de gedaante van de Zoon van God, niet alleen tijdens zijn leven, maar voor zijn geboorte en na zijn opstanding. In deze gedaante ook zijn de Vader en de Zoon verschenen aan Joseph Smith, toen die als veertienjarige zijn eerste visioen kreeg.

Als God de mens - de eerste mens - dan naar zijn beeld en gelijkenis heeft geschapen, dan moet hij er als Christus hebben uitgezien, en derhalve als de mensen in Christus’ tijd en in deze tijd. Dat de mens is geschapen naar het beeld van Christus komt heel duidelijk naar voren in het boek Mozes: ‘En Ik, God, zeide tot mijn Eniggeborene, die sedert den beginne bij Mij was: Laat Ons mensen maken, naar ons beeld, naar onze gelijkenis. En het was alzo. (…) En Ik, God, schiep den mens naar mijn beeld; naar het beeld van mijn Eniggeborene schiep Ik hem; man en vrouw schiep Ik ze’ [Mozes 2:26–27].

De Vader van Jezus is ook onze Vader. Jezus zelf verkondigde die waarheid toen Hij zijn discipelen leerde hoe ze moesten bidden: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt’ enz. Jezus is van alle zoons van God echter wel het eerst geboren - de Eerstgeborene in de geest én de Eniggeborene in het vlees. Hij is onze oudste broer, en wij zijn, net als Hij, naar het beeld van God geschapen. (…)

‘God schiep de mens naar zijn beeld.’ Dat geldt net zozeer voor de geest als voor het lichaam, dat slechts het omhulsel van de geest is, zijn complement; de twee vormen samen de ziel [zie LV 88:15]. De geest van de mens is in de gedaante van de mens; en de geest van alle schepselen is in de gelijkenis van hun lichaam. Dat is duidelijk uitgelegd door de profeet Joseph Smith (Leer en Verbonden 77:2). (…)

Toen de God van wie de broeder van Jared de geestgedaante heeft aanschouwd [zie Ether 3:6–16], vlees en bloed op Zich had genomen, zag Hij eruit als een mens, met een ‘lichaam, lichaamsdelen en gemoedsaandoeningen’, zoals andere mensen, hoewel superieur aan allen, omdat Hij God was, namelijk de Zoon van God, het vleesgeworden Woord: ‘in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk’. [Kolossenzen 2:9.] AEn waarom zou Hij niet als mens verschenen zijn? Het was de gedaante van zijn geest die een passend omhulsel nodig had, een geschikte tabernakel. Hij is in de wereld gekomen zoals Hij had beloofd (3 Nephi 1:13), in de gedaante van een kind dat geleidelijk de volkomenheid van zijn geestgedaante heeft aangenomen. Hij is gekomen zoals de mens eeuwenlang was gekomen en zoals de mens sindsdien is blijven komen. Jezus was echter, zoals is uitgelegd, de Eniggeborene van God in het vlees.

Adam, onze grote voorvader, ‘de eerste mens’, was net als Christus een voorsterfelijke geest, en net als Christus heeft hij een passend lichaam op zich genomen, een menselijk lichaam, en zo is hij een ‘levende ziel’ geworden. De leer van het voorsterfelijk bestaan, zo duidelijk geopenbaard, inzonderheid in deze laatste dagen, werpt een overweldigende hoeveelheid licht op het anderszins mysterieuze vraagstuk van de oorsprong van de mens. Zij toont aan dat de mens, voordat hij tot dit sterfelijk leven werd geboren om ervaring op te doen, als geest is ontvangen en geboren uit hemelse Ouders en grootgebracht in de eeuwige woningen van de Vader. Zij geeft aan dat alle mensen als geest bestonden voordat de mens in het vlees bestond en dat iedereen die sinds Adam heeft geleefd op gelijke wijze een levende ziel is geworden.

Sommigen zijn van mening dat Adam niet de eerste mens op deze aarde is geweest en dat de oorspronkelijke mens zich heeft ontwikkeld uit lagere orden van het dierenrijk. Dat zijn echter de theorieën van mensen. Het woord van de Heer verklaart dat Adam ‘de eerste van alle mensen’ (Mozes 1:34) was. Daarom zijn wij gehouden hem te beschouwen als de eerste ouder van het mensdom. Het is aan de broeder van Jared geopenbaard dat alle mensen in het begin naar het beeld van God zijn geschapen; en of we dat nu opvatten als in geest of in lichaam, of beide, de conclusie blijft dezelfde: de mens is zijn leven in de gelijkenis van zijn hemelse Vader begonnen.

Het is waar dat het lichaam van de mens begint als een nietige kiem of embryo, dat uitgroeit tot een baby, op een bepaald tijdstip bezield door de geest, die bezit neemt van zijn omhulsel. En het kind groeit na zijn geboorte uit tot een volwassen mens. Er is echter niets in dit proces dat aangeeft dat de oorspronkelijke mens, de eerste van het mensdom, zijn leven begonnen is als iets minder dan een mens, ofwel minder dan de menselijke kiem of embryo dat uitgroeit tot een mens.6

Wij worden zoals God onze Vader door gehoorzaamheid aan de beginselen van het evangelie

God heeft alles geschapen, en wij allen zijn Gods kinderen. Wij worden geboren als zijn nakomelingen; begiftigd met dezelfde eigenschappen. De mensenkinderen stammen af van de Almachtige, en of de wereld dat nu wel of niet wil erkennen doet niets ter zake. Hij is de Vader van onze geest. Hij is de Schepper van onze aardse tabernakel. Wij leven en bewegen ons voort en hebben ons bestaan in God onze hemelse Vader. En omdat we van Hem afstammen met onze talenten, onze vermogens, onze wijsheid behoren we op zijn minst bereid te zijn zijn hand te erkennen in alle voorspoed die ons ten deel valt, en Hem eer en heerlijkheid te geven voor alles wat we bereiken in het vlees. (…)

(…) [De mens] is naar het beeld van God geschapen, zodat hij kan redeneren, nadenken, bidden, geloof oefenen; hij kan zijn krachten gebruiken voor de verwezenlijking van de verlangens van zijn hart en als hij zijn inspanningen in goede banen leidt, heeft hij recht op een groter deel van de Geest van de Almachtige om hem te inspireren tot meer intelligentie, tot meer voorspoed en geluk in de wereld; in die mate echter dat hij zijn krachten vergooit aan het kwaad zal de inspiratie van de Almachtige zich aan hem onttrekken en zal hij na verloop van tijd zo verduisterd en onwetend zijn dat hij wat de kennis van God betreft net zo onwetend is als een dier.

(…) Wij moeten gelijk [God] worden; om mogelijk op een troon te zitten, heerschappij, macht en eeuwig nakomelingschap te hebben. God heeft dat zo in het begin ingesteld. (…) Dat is het doel van ons bestaan; en we kunnen die zaken alleen verwezenlijken door gehoorzaamheid aan bepaalde beginselen, door bepaalde paden te volgen, door bepaalde informatie te verkrijgen, bepaalde intelligentie van God, zonder welke geen mens zijn werk kan volbrengen of zijn zending kan vervullen waarvoor hij is geboren. Die beginselen zijn de beginselen van het evangelie van eeuwige waarheid, de beginselen van geloof, bekering en doop voor de vergeving van zonden, de beginselen van gehoorzaamheid aan God de eeuwige Vader; want gehoorzaamheid is een van de eerste beginselen of wetten van de hemel.7

De mens is het kind van God, geformeerd naar het goddelijke beeld en begiftigd met goddelijke eigenschappen. En zoals een zoontje van een aardse vader en moeder bij machte is om na verloop van tijd een man te worden, kan het onontwikkelde nageslacht van celestiale ouders zich, door eeuwen en tijdperken ervaring op te doen, ontwikkelen tot een God.8

Studiesuggesties

  • Wat vindt u ervan dat u letterlijk afstamt van God? Wat voor invloed heeft deze kennis op uw keuzes en daden?

  • Waar hebben we het plan van onze hemelse Vader inzake onze eeuwige vooruitgang voor het eerst gehoord? Om welke redenen zijn we naar deze aarde gekomen?

  • Welke eigenschappen bezitten we als kind van God? Wat zijn de gevolgen van het misbruiken van onze goddelijke eigenschappen en vermogens?

  • Welke schriftuurlijke getuigenissen hebben we dat God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, een lichaam hebben in de gedaante van een mens? Hoe zijn die getuigenissen van waarde voor ons?

  • Hoe werpt de leer van het voorsterfelijk bestaan ‘een overweldigende hoeveelheid licht’ op vragen over onze oorsprong?

  • Hoe verschilt de geopenbaarde waarheid over de oorsprong van het mensdom van de theorieën van de mens over dit onderwerp?

  • Waarom is het belangrijk om onze hemelse Vader ‘eer en heerlijkheid te geven voor alles wat we bereiken in het vlees’?

  • Welke beginselen moeten we gehoorzamen om zoals onze hemelse Vader te worden?

Noten

  1. ‘The Origin of Man, by the First Presidency of the Church’, Improvement Era, november 1909, blz. 75.

  2. Conference Report, oktober 1909, blz. 3.

  3. Gospel Doctrine, blz. 93–94; alinea-indeling toegevoegd.

  4. Deseret News: Sem i- Weekly, 18 februari 1873, blz. 2.

  5. Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, verz. door James R. Clark, zes delen (1965–1975), deel 4, blz. 264.

  6. ‘The Origin of Man, by the First Presidency of the Church’, blz. 77–80; alinea-indeling toegevoegd:

  7. Gospel Doctrine, blz. 62–64.

  8. ‘The Origin of Man, by the First Presidency of the Church’, blz. 81.

Adam and Eve in the Garden

Lowell Bruce Bennett, Adam en Eva in de hof. President Smith verkondigde dat Adam ‘de eerste van alle mensen’ (Mozes 1:34) was.