Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 16: Het priesterschap, het goddelijk bestuur


Hoofdstuk 16

Het priesterschap, het goddelijk bestuur

Het heilig priesterschap is het gezag en de macht van God dat aan de mens gedelegeerd is om zijn volk te besturen en tot zegen te zijn.

Uit het leven van Joseph F. Smith

Toen hij 28 was, was Joseph F. Smith werkzaam als secretaris van de Raad van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf. Op 1 juli 1866 kondigde president Brigham Young aan het eind van de reguliere gebedsbijeenkomst van de Raad aan zijn broeders aan: ‘Ik vind het altijd goed om te doen wat de Geest mij ingeeft. Daarom wil ik broeder Joseph F. Smith ordenen tot het apostelschap en hem aanstellen als een van mijn raadgevers.’ Hij vroeg elk van de autoriteiten om zijn mening over de roeping, en zij allen ‘stemden van harte in’ met president Youngs voorstel.

Toen legden zij Joseph F. de handen op en president Young zei: ‘Broeder Joseph F. Smith, wij leggen onze handen op uw hoofd in de naam van Jezus Christus, en bij machte van het heilig priesterschap ordenen wij u tot apostel in de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, en als bijzondere getuige tot de volken der aarde. Wij verzegelen op u alle gezag, macht en sleutels van dit heilig apostelschap; en wij ordenen u tot raadgever van het Eerste Presidium van de kerk en het koninkrijk van God op aarde. Deze zegeningen verzegelen wij op u in de naam van Jezus Christus en door het gezag van het heilig priesterschap. Amen.’1

Op 8 oktober 1867 werd Joseph F. Smith tijdens een algemene conferentie gesteund en aangesteld als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, een mijlpaal in zijn levenslange werk als lid van de besturende priesterschapsraden van de kerk. Tijdens zijn meer dan vijftig jaar durende werkzaamheden als dusdanig, heeft de kerk in de hele wereld baat gehad bij zijn grote ervaring en wijsheid in het bestuur van de priesterschap en de kerk.

Leringen van Joseph F. Smith

Het priesterschap is het gezag waardoor God zijn volk bestuurt en zegent

Het heilig priesterschap is het gezag dat God aan de mens gedelegeerd heeft, waardoor hij de wil van God mag spreken alsof de engelen hier waren om het zelf te zeggen; waardoor de mens gemachtigd is om op aarde te binden zowel als in de hemel, en op aarde te ontbinden zowel als in de hemel; waardoor de woorden van de mens, als zij uitgesproken worden in de uitoefening van die macht, het woord van de Heer worden, en de wet van God voor zijn volk, Schriftuur en goddelijke bevelen. (…) Het is het gezag waardoor de almachtige Heer zijn volk bestuurt, en waardoor Hij, in de toekomende tijd, de volken der aarde zal besturen.2

Er kan veel gezegd worden over het gezag en de rechten van het priesterschap. Het is het grote beginsel van bestuur en organisatie, waardoor de energie en kracht van het volk van God in alle tijden is geleid en zal worden geleid. Het is het beginsel waardoor God almachtig zijn hele heelal bestuurt. Het is het beginsel waardoor de kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen bestuurd wordt. (…) Het is het gezag dat God aan de mensenkinderen heeft geopenbaard, en het heeft hersteld om hen te besturen en leiden in de opbouw van Zion en in de verkondiging van het evangelie aan de volken der aarde, totdat iedere zoon en dochter van Adam het voorrecht zal hebben om het evangelie te horen, en om tot de kennis der waarheid gebracht te worden, niet alleen op deze aarde, maar in de geestenwereld.3

[Het] Melchizedeks of heilig priesterschap (…) is het gezag waardoor iemand of (…) een van de quorums (…) waaruit de priesterschap van de kerk bestaat, rechtmatig mag handelen in de naam van de Heer; of de stuwende, leidende, besturende, regerende of presiderende volmacht, het recht en het gezag waarmee de Godheid bekleed is, die gedelegeerd is aan de mens met als doel om hem te instrueren, in te voeren in de kerk, geestelijk en materieel te leiden, te regeren en te verhogen.4

De Heer heeft (…) door rechtstreekse openbaring en een gebod uit de hemel (…) het priesterschap in zijn volheid op aarde gevestigd en heeft een orde of bestuur ingesteld die de vermogens van de mens te boven gaat en superieur is aan zijn wijsheid, wetenschap en begrip, zelfs zodanig dat het voor het menselijk verstand onmogelijk lijkt om zonder de hulp van de Geest Gods de schoonheid, macht en aard van het heilig priesterschap te begrijpen. Het lijkt moeilijk voor de mens om de werking van het priesterschap te begrijpen, alsmede zijn rechtmatig gezag, zijn omvang en macht; en toch is dat door het licht van de Geest makkelijk te begrijpen.5

Hoe onvolmaakt hij ook mag zijn, de mens is met dit gezag bekleed waardoor hij in de naam van de Vader en de Zoon kan spreken en handelen, en als hij door zijn Geest spreekt in de uitvoering van zijn taken als zijn dienstknecht, is God gebonden om te respecteren en te vervullen wat hij zegt, omdat hij spreekt met het gezag dat Hij heeft gegeven. (…) Vanzelfsprekend moet dit allemaal in rechtvaardigheid gedaan worden. Geen mens kan iets in onrechtvaardigheid doen wat God bindt om het te respecteren. Maar als iemand die het priesterschap draagt het goede doet, is God gebonden om te erkennen dat het net is alsof Hij het gedaan had.6

De kern van de zaak is: de Heer heeft zijn kerk gevestigd, zijn priesterschap georganiseerd en gezag bevestigd op bepaalde mensen, raden en quorums, en het is de plicht van het volk van God om zo te leven dat zij zullen weten dat deze priesterschapsdragers aanvaardbaar zijn voor Hem.7

Hoewel het priesterschap alleen voor de man is, delen zowel man als vrouw in de zegeningen ervan

Het priesterschap werd oorspronkelijk uitgeoefend in de patriarchale orde; zij die het droegen, oefenden hun macht in eerste instantie uit hoofde van hun vaderschap uit. Zo is het ook met de grote Elohim. Deze eerste en sterkste aanspraak die gedaan wordt op onze liefde, eerbied en gehoorzaamheid, is gebaseerd op het feit dat Hij de Vader is, de Schepper van de hele mensheid. (…) Dat de mens het heilig priesterschap bezit, is typerend voor Hem. Maar daar de mens op aarde niet in plaats van God kan handelen als zijn vertegenwoordiger zonder het gezag, zijn aanstelling en ordening logische eisen die daaruit volgen. Geen mens heeft het recht om die eer op zichzelf te nemen dan als hij van God geroepen is door de kanalen die Hij erkent en gemachtigd heeft.8

De patriarchale orde heeft een goddelijke oorsprong en zal voortgaan in tijd en eeuwigheid. (…) Mannen, vrouwen en kinderen behoren deze orde in het huishouden van het volk van God te begrijpen, en behoren te proberen het te maken zoals God het bedoeld heeft, een vereiste en voorbereiding voor de grootste verhoging van zijn kinderen.9

Welke eer, voorrechten of heerlijkheid de man ook verkrijgt door het priesterschap, hij deelt daar met zijn vrouw in en geniet ze samen met haar. Daar zij met hem één is in Christus, is al zijn eer haar eer, al zijn zegeningen haar zegeningen, zijn heerlijkheid haar heerlijkheid, want zij zijn één - onscheidbaar. (…) Zoals Paulus gezegd heeft: ‘(…) in de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw’ [zie 1 Korintiërs 11:11]. Met andere woorden, de man kan geen heerlijkheid, eer of verhoging bereiken zonder de vrouw, noch de vrouw zonder de man. Zij zijn slechts twee onderdelen van één geheel. (…) De man wordt begiftigd met het priesterschap van de Zoon van God, opdat hij, door dezelfde verhevenheid en volmaking te verkrijgen, mag handelen zoals Christus en God handelen. (…) Hoewel de man (…) het lijdend voorwerp is dat met de macht en eer van het priesterschap begiftigd wordt, en hij het actieve medium is van zijn werking, heeft zij deel in de voordelen, zegeningen, machten, rechten en voorrechten ervan - samen met hem, als zijn wederhelft. (…) De vrouw krijgt niet de macht om onafhankelijk van de man te handelen, noch krijgt de man de macht om onafhankelijk van Christus te handelen.10

Vrouwen zijn net zo verantwoordelijk voor hun daden als mannen, hoewel de man, die het gezag van het priesterschap draagt, beschouwd wordt als het hoofd, als de leider. (…) Bovendien, als we het over de man hebben, hebben we het ook over de vrouw, want de vrouw hoort bij de man en maakt een onafscheidbaar deel uit van de mensheid.11

De sleutels van het priesterschap zijn een vereiste voor het bestuur van de kerk

In het algemeen is het priesterschap het gezag dat de mens gegeven is om in Gods naam te handelen. Elke man die tot enig ambt in het priesterschap geordend wordt, krijgt dat gedelegeerd.

Maar het is nodig dat elke handeling die met dit gezag wordt verricht, op de juiste tijd en plaats verricht wordt, op de juiste manier en volgens de juiste methode. De macht om leiding te geven aan dit werk, bestaat uit de sleutels van het priesterschap. De volledige sleutels zijn altijd in het bezit van slechts één persoon: de profeet en president van de kerk. Hij kan elk deel van zijn macht aan iemand anders delegeren. In dat geval bezit die persoon de sleutels van dat concrete werk. Zo bezitten de president van een tempel, de president van een ring, de bisschop van een wijk, de president van een zendingsgebied en de president van een quorum elk de sleutels van het werk dat in dat concrete lichaam of op die locatie verricht wordt. Zijn priesterschap wordt door die bijzondere aanstelling niet vergroot; (…) bijvoorbeeld de president van een ouderlingenquorum heeft niet meer priesterschap dan enig ander lid van dat quorum. Maar hij bezit de bevoegdheid om leiding te geven aan het officiële werk dat verricht wordt in het (…) quorum, of met andere woorden: hij bezit de sleutels van dat onderdeel van het werk.12

[De] president is de spreekbuis van God, de openbaarder, de vertaler, de ziener en de profeet van God voor de hele kerk. Hij is degene die de sleutels van dit heilig priesterschap draagt - de sleutels die de deuren van de tempels van God ontsluiten en van de verordeningen van zijn huis tot het heil van de levenden en de verlossing van de doden. Hij is het die de macht ter verzegeling bezit waardoor de mens op aarde iets kan binden dat ook in de hemel gebonden zal worden, en waardoor mannen die het juiste gezag en de aanstelling hebben ontvangen van hem die de sleutels bezit, op aarde kan ontbinden wat ook in de hemel ontbonden zal worden. Dat is de orde van het heilig priesterschap.13

De priesterschap bestuurt door middel van de wet van liefde

De Heer heeft het grote beginsel van organisatie geopenbaard, het beginsel waardoor zijn kerk bestuurd dient te worden, het beginsel dat de Heer zelf heeft ingesteld in de kerk, het gezag van het heilig priesterschap, dat van het hogere priesterschap, het apostelschap, de zeventigen en ouderlingen, en vervolgens de organisatie van het lagere priesterschap - de bisschoppen, priesters, leraren en diakenen. God heeft die organisaties in de kerk gevestigd voor het bestuur van de mensen. Waarom? Om ze te onderdrukken? Nee. Om ze te kwetsen? Nee, duizendmaal nee. Waarom dan? Opdat zij en hun kinderen baat mogen hebben bij deze organisaties door instructie, vermaning, leiding, openbaring en inspiratie om te doen wat de Heer van hen vereist opdat zij volmaakt mogen worden.14

Wij worden bestuurd met de wet, omdat we elkaar liefhebben en aangezet worden tot lankmoedigheid, naastenliefde en welwillendheid; en onze hele organisatie is gebaseerd op het denkbeeld van zelfbestuur; het beginsel van geven en nemen, en van liever onrecht te ondergaan dan onrecht te doen. Onze boodschap is vrede op aarde bij mensen des welbehagens, liefde en vergeving, die de drijfveren van alle leden van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zouden moeten zijn. In onze kerk is de wet dominant, maar die wet is de wet van liefde.15

Niemand zou onderdrukt moeten worden. Geen gezag van het priesterschap kan worden uitgeoefend of uitgevoerd in welke mate van ongerechtigheid dan ook zonder God te mishagen. Daarom behoren wij in onze omgang met andere mensen geen vooroordeel tegen hen in gedachten te hebben.16

Geen man die enige positie van gezag bekleedt in de kerk kan zijn plicht doen in enige andere geest dan de geest van vaderschap en broederschap ten aanzien van hen wie hij presideert. Zij die gezag bezitten, moeten geen heerser zijn, geen dictator; zij moeten niet dominant zijn; zij zouden het hart, het vertrouwen en de liefde moeten winnen van hen die zij presideren, namelijk door vriendelijkheid en ongeveinsde liefde, door een zachtaardige geest en overreding, door een onberispelijk voorbeeld dat boven alle kritiek verheven is. Op die manier leiden zij hen in de vriendelijkheid van hun hart en hun liefde voor hun mensen op het pad van rechtschapenheid en leren ze hun de weg tot heil door, zowel door voorschrift als voorbeeld, tot hen te zeggen: Volg mij, zoals ik ons Hoofd volg.17

Respecteer de macht en het gezag van het heilig priesterschap

Het is goed als wij het heilig priesterschap, dat in deze bedeling op aarde is hersteld door middel van de profeet Joseph Smith, aanvaarden en respecteren. Ik weet dat het goed is, omdat het bedoeld is om de waarheid hoog te houden, de kerk te steunen, en de man te ontwikkelen in kennis, goede werken en trouw aan de doeleinden van de Heer. En het is essentieel voor het juiste bestuur van het volk van God op aarde en voor ons eigen individuele bestuur, het bestuur van ons gezin, het bestuur van onze eigen materiële en geestelijke aangelegenheden, zowel individueel als gezamenlijk.18

Respecteer de macht en het gezag die wij het heilig priesterschap noemen, dat naar de orde van de Zoon van God is, en dat door God zelf op de mens bevestigd is. Respecteer dat priesterschap. Wat is dat priesterschap? Het is niets meer en minder dan goddelijk gezag dat door God aan de mens gegeven is. Dat is het beginsel dat wij behoren te respecteren. (…) Het priesterschap van de Zoon van God kan in geen enkele mate van ongerechtigheid worden uitgeoefend; noch kunnen zijn macht, deugd en gezag blijven bij hem die slecht is, verraderlijk in zijn ziel tegenover God en zijn medemens. Het zal niet in zijn volle macht en kracht blijven bij hem die het niet respecteert door te voldoen aan de vereisten van de hemel.19

Respecteert u dit priesterschap? (…) Zou u, dat priesterschap dragend, en het recht en gezag van God bezittend om te bedienen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, het vertrouwen en de liefde van God, de hoop en het verlangen van de Vader voor ons allen, beschamen? Want door die sleutel en zegen op u te bevestigen, verlangt en verwacht Hij van u dat u uw roeping grootmaakt.20

Als u eerst het heilig priesterschap in uzelf respecteert, dan zult u het respecteren in hen die u presideren, en in hen die werkzaam zijn in de verschillende roepingen in de kerk.21

Het is (…) niet goed als de heiligen der laatste dagen en de kinderen van de heiligen der laatste dagen dit heilige beginsel van gezag dat in onze bedeling uit de hemelen geopenbaard is, luchtig opvatten. (…) Het is heilig en moet heilig gehouden worden door de mensen. Het moet door hen geëerd en gerespecteerd worden, wie het ook draagt, en wie er ook verantwoording draagt in de kerk. De jonge mannen en vrouwen en de mensen in het algemeen behoren dit beginsel te respecteren en in te zien dat het heilig is, en dat men er niet ongestraft mee kan spelen of er luchtig over spreken. Een gebrek aan achting voor dit gezag leidt tot duisternis en afvalligheid, en afsnijding van alle rechten en voorrechten van het huis Gods; want het is bij machte van dit gezag dat de evangelieverordeningen verricht worden in de hele wereld en op elke heilige plek, en zonder dit gezag kunnen ze niet verricht worden. Zij die dit gezag bezitten, behoren het in zichzelf te respecteren. Zij behoren zo te leven dat ze het gezag waardig zijn waarmee zij bekleed zijn, alsmede de gaven waarmee zij begiftigd zijn.22

Studiesuggesties

  • Wat is het priesterschap? Met welk doel heeft de Heer aan de mens het priesterschapsgezag gedelegeerd?

  • Hoe kunnen wij ertoe komen ‘om de werking van het priesterschap te begrijpen’?

  • In welke opzichten delen mannen en vrouwen van God in de zegeningen, machten en voorrechten van het priesterschap?

  • Hoe is het priesterschap u tot zegen geweest? Hoe is het uw huisgenoten tot zegen geweest?

  • Wat zijn de sleutels van het priesterschap? Waarom zijn zij gegeven? Wie bezit alle priesterschapssleutels? Wie bezit op ring- en op wijkniveau de sleutels?

  • In welke geest behoren priesterschapsdragers hun taken uit te voeren? (Zie LV 121:41–46.) Welke invloed heeft een priesterschapsdrager thuis en in de kerk als hij ‘ongeveinsde liefde’ en ‘een zachtaardige geest’ heeft?

  • Hoe kunnen wij het priesterschap respecteren en het heilig houden? Op welke manieren zouden we dat heilige gezag ‘luchtig’ kunnen ‘opvatten’?

  • Hoe begrijpen wij door het voorbeeld van de Heiland beter hoe wij priesterschapsgezag moeten uitoefenen en respecteren?

Noten

  1. Life of Joseph F. Smith, verz. door Joseph Fielding Smith (1938), blz. 227.

  2. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 140–141.

  3. Deseret News: Semi-Weekly, 23 augustus 1892, blz. 6.

  4. Gospel Doctrine, blz. 190.

  5. Gospel Doctrine, blz. 40–41.

  6. Deseret News: Semi-Weekly, 23 augustus 1892, blz. 6.

  7. Gospel Doctrine, blz. 45.

  8. Gospel Doctrine, blz. 147.

  9. Gospel Doctrine, blz. 287.

  10. Brief aan Susa Young Gates, 7 juli 1888, Truth and Courage: The Joseph F. Smith Letters, verz. door Joseph Fielding McConkie (geen datering), blz. 11–12.

  11. James R. Clark, verz., Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 6 delen (1965–1975), deel 5, blz. 80.

  12. Gospel Doctrine, blz. 136.

  13. Deseret News: Semi-Weekly, 27 april 1897, blz. 1.

  14. Conference Report, oktober 1911, blz. 7.

  15. Gospel Doctrine, blz. 143–144.

  16. Gospel Doctrine, blz. 149.

  17. Gospel Doctrine, blz. 150–151.

  18. Conference Report, april 1912, blz. 9.

  19. Gospel Doctrine, blz. 160.

  20. Gospel Doctrine, blz. 165.

  21. Gospel Doctrine, blz. 165.

  22. Gospel Doctrine, blz. 140–141.

Joseph F. Smith

President Joseph F. Smith in de jaren zestig van de negentiende eeuw. Hij was toen lid van het Quorum der Twaalf Apostelen en raadgever van president Brigham Young.