Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 32: Vrijheid door gehoorzaamheid


Hoofdstuk 32

Vrijheid door gehoorzaamheid

God heeft ons de vrijheid gegeven om goed of kwaad te kiezen en zal ons verantwoordelijk houden voor het gebruik van de intelligentie en de kansen die Hij ons heeft gegeven.

Uit het leven van Joseph F. Smith

President Joseph F. Smith geloofde dat de individuele keuzevrijheid en verantwoordelijkheid onmisbare, essentiële onderdelen zijn van het proces waardoor Gods kinderen worden zoals Hij. ‘U en ik moeten de zegeningen van het eeuwig leven voor onszelf verkrijgen, door gehoorzaamheid en de genade van God’, legde hij uit. ‘Wij hebben de macht om onze eigen wil te gebruiken, en wij kunnen goed of kwaad kiezen. (…) Wij moeten leren zelf te staan of te vallen, zowel man als vrouw.’1

President Smith verscheen in 1904 in eigen persoon voor de leden van het Congres van de Verenigde Staten en getuigde met kracht van het recht van kerkleden om hun keuzevrijheid te gebruiken voor het doen van persoonlijke, godsdienstige en politieke keuzen. Op 26 maart 1907 publiceerde het Eerste Presidium ‘An Address: The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints to the World’, wat unaniem werd aangenomen tijdens de algemene aprilconferentie van 1907. Er werden veel fundamentele geloofspunten van de heiligen der laatste dagen in herhaald, en eindigde met de verklaring: ‘Wij geloven in de keuzevrijheid van de mens, en daardoor in zijn individuele verantwoordelijkheid.’ 2

President Smith geloofde en onderwees in het feit dat gehoorzaamheid aan de wetten van het evangelie van Jezus Christus de enige manier is om de vrijheid te verkrijgen die Jezus Christus beloofde toen Hij zei: ‘de waarheid zal u vrijmaken’ (Johannes 8:32).

Leringen van Joseph F. Smith

God heeft ons de gave van keuzevrijheid gegeven en zal ons verantwoordelijk houden voor onze keuzen

God heeft alle mensen keuzevrijheid gegeven en tevens het voorrecht om Hem te dienen of Hem niet te dienen, het goede of het verkeerde te doen. Dat voorrecht is aan iedereen gegeven, ongeacht hun overtuiging, huidskleur of omstandigheden. De rijken hebben die keuzevrijheid, de armen hebben die keuzevrijheid, en niemand is door enige macht van God de mogelijkheid ontnomen om die keuzevrijheid ten volle uit te oefenen. Die keuzevrijheid is aan allen gegeven. Dat is een zegening waarmee God de wereld van de mens heeft begiftigd, de wereld van al zijn kinderen. Maar Hij zal ons strikt verantwoordelijk houden voor het gebruik van die keuzevrijheid, en zoals er van Kaïn is gezegd, zal er van ons gezegd worden: ‘Is er niet, indien gij goed handelt, verhoging? Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur’ (Genesis 4:7; naar de Statenvertaling en NBG-vertaling van de Bijbel).3

Wij zijn vrij om te kiezen, en kunnen kiezen om het evangelie te aanvaarden of te verwerpen, het voorbeeld van de Heiland of van Lucifer te volgen. Die keuze is aan ons. Wij zijn erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Jezus Christus, en hebben het voorrecht om heerlijkheid en verhoging te bereiken in het koninkrijk waar Jezus en de geheiligden verblijven, maar het is aan ons om dat te kiezen of te verwerpen. God heeft verklaard dat Hij alleen van ons zal eisen wat wij ook echt kunnen doen. Als Hij ons taken geeft die moeilijk uit te voeren zijn, als we het vanuit een natuurlijk standpunt bekijken, dan zal Hij ons de macht geven om ze te verwezenlijken. Maar als we het niet waardig zijn, en we niet al onze energie en intelligentie die wij van nature bezitten ervoor inzetten, zal zijn belofte niet worden vervuld, omdat hij alleen geldt op voorwaarde dat wij ons deel doen.4

De Heer heeft de mensenkinderen hun keuzevrijheid gegeven. De mens kan naar eigen keus goed of kwaad doen. (…) Hij houdt ons gewoon verantwoordelijk tegenover Hem en vraagt rekenschap van de intelligentie en de kansen die Hij ons hier in het vlees heeft gegeven.5

God staat het gebruik van onze keuzevrijheid niet in de weg, maar laat ons de consequenties van onze keuzen ervaren

De goddelijke voorzienigheid grijpt niet in als de mens zijn keuzevrijheid gebruikt. Als het de mens niet vrij stond om goed te kiezen en het kwaad te weigeren, of vice versa, dan zou er geen rechtvaardigheid of zelfs rede schuilen in het vellen van een oordeel over ze. Als gevolg van de macht om zijn vrije wil uit te oefenen, wordt de mens een verantwoordelijk wezen, en zal daarom de consequenties ondergaan van zijn eigen handelingen. Hij zal beloond of bestraft worden, al naar gelang zijn werken, als de boeken worden geopend en hij geoordeeld wordt naar hetgeen erin geschreven staat.

God zou ongetwijfeld oorlog kunnen afwenden, misdaad voorkomen, armoede wegvagen, dwaling overwinnen, en alles heerlijk, mooi en vreugdevol maken. Maar dat zou de vernietiging van een essentiële en fundamentele eigenschap van de mens inhouden - het recht van de keuzevrijheid. Het is voor het welzijn van zijn zoons en dochters dat zij zowel met het kwade in aanraking komen als met het goede, met duisternis zowel als licht, met dwaling zowel als waarheid, en met de gevolgen van de overtreding van eeuwige wetten. Daarom heeft Hij het kwaad toegelaten dat tot stand is gekomen door de handelingen van zijn schepsels, maar Hij zal de uiteindelijke gevolgen ervan beheersen voor zijn eigen heerlijkheid en de vooruitgang en verhoging van zijn zoons en dochters, als zij gehoorzaamheid hebben geleerd door dat waaronder zij lijden. De tegenstellingen in deze wereld van een mengeling van verdriet en vreugde zijn opvoedkundig van aard, en zullen de manier zijn waarop de mensheid tot een volkomen waardering wordt gebracht van al wat juist, waar en goed is. De voorkennis van God geeft niet aan dat Hij de hand heeft in het tot stand brengen van dat wat Hij voorziet, noch maakt het Hem in welke mate dan ook verantwoordelijk voor dat wat de mens doet of weigert te doen.6

Er gebeuren veel dingen in de wereld waar wij moeilijk een goede reden in kunnen zien om er de hand van de Heer in te erkennen. (…) De enige reden die ik heb kunnen ontdekken om de hand van de Heer te erkennen in bepaalde voorvallen, is het feit dat wat er gebeurd is, door de Heer is toegelaten. Als twee mannen aan hun driften, hun zelfzucht en boosheid toegeven en ruzie maken met elkaar, en die ruzie leidt tot lichamelijke strijd en geweld onder hen, dan is het moeilijk voor mij om de hand van de Heer in dat voorval te erkennen, behalve dan dat de mannen die op die manier van mening verschillen en ruzie maken, van God de keuzevrijheid hebben gekregen om hun eigen intelligentie te gebruiken, voor zichzelf goed van kwaad te onderscheiden, en naar hun eigen verlangens te handelen. De Heer heeft niet bedoeld of gepland dat die twee mannen ruzie zouden maken, of op zo’n manier uiting geven aan hun boosheid dat het tot geweld onder hen zou leiden, en misschien wel tot bloedvergieten. God heeft nooit zoiets bedoeld, noch kunnen wij dergelijke zaken toeschrijven aan de Almachtige. (…)

De keuzevrijheid die [God] ons heeft gegeven, heeft ons vrij gelaten om eigenmachtig op te treden - om als wij dat willen, dingen te doen die niet goed zijn, die in tegenspraak zijn met de wetten van leven en gezondheid, die niet wijs of verstandig zijn - en de gevolgen kunnen ernstig zijn voor ons, vanwege onze onwetendheid of onze vastberadenheid om te volharden in dat wat wij willen, in plaats van te voldoen aan de eisen die God ons heeft gesteld.7

U zult de consequenties van uw eigen vergissingen ondergaan, van uw eigen fouten, ook al brengen zij verdriet, ziekte of zelfs de dood met zich mee! Ik erken dus de hand van de Heer in deze keuzevrijheid die Hij de mensenkinderen gegeven heeft, maar ik erken de hand van de mens in de consequenties van zijn eigen handelingen, de gevolgen van zijn ongehoorzaamheid aan de w et van God. Ik schrijf de zwakheden, de vergissingen of fouten, de misdaden en het kwaad van de mens, en het kwaad dat er in de wereld heerst, niet toe aan God de Vader.8

Het is op [het] gebied van de keuzevrijheid geweest, en het gebruik van het menselijk oordeel, dat het meeste kwaad dat er in de wereld is gedaan, is voorgekomen - het martelaarschap van de heiligen, de kruisiging van de Zoon van God zelf, en veel van de afval en afdwaling van het werk van de rechtschapenheid en van de wetten van God, zijn op dit gebied van de keuzevrijheid voorgekomen en van het gebruik van het menselijk oordeel. God heeft in zijn eindeloze wijsheid en grote genade middelen verschaft en heeft de mensenkinderen de weg gewezen waardoor zij, zelfs met hun keuzevrijheid en gebruik van hun eigen oordeel, individueel tot God kunnen gaan in geloof en gebed, en erachter komen wat hun menselijk oordeel en wijsheid zou moeten leiden. En ik wil niet dat de heiligen der laatste dagen vergeten dat dit hun voorrecht is.9

De kerk van Jezus Christus pleegt geen inbreuk op de vrijheid van het individu

Het koninkrijk van God is een koninkrijk van vrijheid; het evangelie van de Zoon van God is het evangelie van vrijheid.10

Kunt u een organisatie vinden, godsdienstig of anderszins, die dezelfde mate van volmaking in bestuur en organisatie heeft als te vinden is in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, die gesticht is door inspiratie aan de profeet Joseph Smith? En wat is het doel van die organisatie? Om mensen te onderdrukken? Om u te schaden? Om u neer te buigen op de aarde? Is het om u uw vrijheden, uw rechten of uw voorrechten te ontnemen? Is het om u een slaaf te maken en u te verlagen tot het stof? Of is het om u te verhogen op de schaal van intelligentie en mannelijkheid en uw vrijheden te vergroten, want er is geen vrijheid als de vrijheid van het evangelie van Jezus Christus? Ik kan u namelijk zeggen dat geen mens vrij is als hij in de slavernij van zonde en overtreding verkeert, noch is hij vrij als hij in de slavernij van onwetendheid met betrekking tot het plan van leven en heil verkeert.11

Ik geloof dat er geen vrijer, onafhankelijker of intelligenter volk te vinden is in de wereld, onafhankelijker in het kiezen van de koers die zij willen gaan in het werk dat zij doen en in al hun aangelegenheden, dan de heiligen der laatste dagen. Er is momenteel in de hele wereld geen goed lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen dat niet zo is vanwege zijn onafhankelijkheid van karakter, vanwege zijn intelligentie, wijsheid en vermogen om goed van kwaad te onderscheiden.12

De godsdienst van de heiligen der laatste dagen heeft betrekking op zowel ons huidige gedrag als ons toekomstige geluk. Het beïnvloedt haar volgelingen [gelovigen] in alles wat een uitwerking heeft op het karakter van de mens. Het is zowel voor het lichaam als de geest. Het leert de mens hoe hij in deze wereld moet leven en handelen om voorbereid te zijn op de realiteit van de toekomende wereld. Daarom instrueert de kerk zowel in materiële als geestelijke zaken, voor zover ze betrekking hebben op de kerk, haar eigendommen, instellingen en omgang met haar leden. Maar ze pleegt geen inbreuk op de vrijheid van het individu of het terrein van de staat. De keuzevrijheid van de mens is een fundamenteel beginsel dat, volgens de leer van de kerk, zelfs God zelf niet onderdrukt.13

Gehoorzaamheid, de juiste uitoefening van keuzevrijheid, brengt zegeningen van onschatbare waarde met zich mee

Er zijn (…) bepaalde zegeningen waarmee God de mensenkinderen begiftigt op uitsluitend de voorwaarde dat zij deze keuzevrijheid juist gebruiken. Niemand kan bijvoorbeeld vergeving van zijn zonden ontvangen als hij zich niet bekeert en zich laat dopen door iemand die daartoe het gezag bezit. Als wij vrij van zonden willen zijn, van de gevolgen ervan, van de macht ervan, dan moeten we deze door God geopenbaarde wet gehoorzamen, anders krijgen we nooit vergeving van zonden. Dus al heeft God ongeacht deze voorwaarde alle mensen die keuzevrijheid gegeven om te kiezen tussen goed en kwaad, heeft Hij de mensenkinderen alleen maar vergeving van zonden gegeven, en zal dat alleen maar blijven doen, als gevolg van hun gehoorzaamheid aan de wet. (…)

Alle mensen zijn gezegend met de kracht van hun lichaam,, het gebruik van hun verstand, en het recht om op godsdienstig gebied de verstandelijke vermogens waarmee zij zijn begiftigd te gebruiken zoals het hen goed dunkt. Maar God heeft niet toegestaan dat de gave van de Heilige Geest verleend werd aan iemand, die zich niet hield aan Gods wetten, en Hij zal dat ook nooit toestaan. Daarom kan niemand vergeving van zonden ontvangen; niemand kan de gave van de Heilige Geest ontvangen; niemand kan de openbaringen van God ontvangen; niemand kan het priesterschap ontvangen, alsmede de daaraan verbonden machten en voorrechten; niemand kan erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Jezus Christus worden, als hij niet voldoet aan de vereisten van de hemel. Het zijn universele zegeningen, het zijn grote voorrechten van onschatbare waarde met betrekking tot het evangelie en het plan van leven en heil, die allen onder bepaalde voorwaarden ter beschikking staan, maar die niemand onder de hemel krijgen kan als hij niet de weg bewandelt die God heeft aangegeven om ze te ontvangen. En die voorrechten en zegeningen kunnen verspeeld worden als ze eenmaal ontvangen zijn, en misschien wel voor eeuwig verspeeld, als we niet standvastig voortgaan op de route die voor ons is uitgezet. (…)

De zon schijnt op de slechten en de goeden. Maar de Heilige Geest daalt alleen neer op de rechtschapenen en op hen die vergeving van hun zonden hebben ontvangen. De regen daalt neer op de slechten en de goeden, maar de rechten van het priesterschap worden bevestigd, en de leer van het priesterschap daalt alleen als dauw neer op de ziel van hen die het op de door God aangewezen manier ontvangen. De gunst van de hemel, de erkenning door de Almachtige van zijn kinderen op de aarde als zijn zoons en dochters, kan alleen ontvangen worden door gehoorzaamheid aan de wetten die Hij heeft geopenbaard.14

De grootste mate van vrijheid komt door gehoorzaamheid aan het evangelie van Jezus Christus

Het evangelie van Jezus Christus is de volmaakte wet van vrijheid. Het is toegerust om de mens naar de hoogste staat van heerlijkheid te leiden en hem te verhogen in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader, ‘bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer’ [Jakobus 1:17].15

Wij geloven dat het Gods wil is om de mens te verhogen; dat de vrijheid die komt door gehoorzaamheid aan het evangelie van Jezus Christus de grootste mate van vrijheid is die de mens kan krijgen. Er is in de wereld geen vrijheid die de mens kan genieten of voorgeven te genieten die zijn basis niet heeft in de wil en de wet van God, en die de waarheid niet heeft als grondslag en fundament. Het is dwaling die de mens in slavernij brengt. Het is onwaarheid die de mens omlaag haalt. Het is dwaalleer en het gebrek aan kennis van Gods wetten en Gods wil die de mens in de wereld op hetzelfde niveau laten als de ruwe schepping; want zij hebben geen hoger instinct, geen hoger beginsel, geen hogere motivatie, geen hogere ambitie dan de ruwe wereld, als zij niet de inspiratie hebben die uit een hogere bron komt dan de mens zelf.16

Alleen door gehoorzaamheid aan de wetten van God kan de mens uitstijgen boven de onbeduidende zwakheden van het sterfelijk leven en de diepte van de genegenheid, liefde die het hart en de motieven van de mensenkinderen zouden moeten drijven.17

Broeders en zusters, laten wij vrij zijn. Ik stel - en ik denk dat ik het recht heb om dat te doen - dat ik een vrij mens ben zolang ik de geboden van God onderhoud. Als ik iets verkeerds doe, ben ik de slaaf van dat verkeerde. Als ik zonde bega, dan ben ik de slaaf van die zonde. Als ik Gods wetten overtreed, ben ik verantwoording verschuldigd aan de Heer. Maar ik stel dat wat vrijheid betreft, wat vrijheid van uitspraken betreft, vrijheid van wil, vrijheid van handelen - wat alles betreft dat iemand onder de mensen een vrij man maakt, geloof ik niet dat er iemand anders op aarde is die vrijer is dan ik. Weet u, ik kan zondigen als ik dat wil. Ik heb net zoveel vrijheid om te zondigen als ieder ander. Niemand heeft enig recht om te zondigen, maar iedereen heeft de vrijheid om het te doen als ze dat willen. God heeft hun keuzevrijheid gegeven. Is het mannelijk om zonde te begaan omdat ik de vrijheid heb dat te doen? Ik heb de vrijheid om naar een bar te gaan en sterke drank te drinken, als ik dat wil, of naar een gokhal te gaan en te gokken. Ik heb net zoveel vrijheid wat dat betreft als ieder ander op aarde. Maar op het moment dat ik dat doe, word ik een slaaf en een lijfeigene van de goddeloosheid. Aan de andere kant, als ik mij niet schuldig maak aan het bezoeken van bars, of aan kaartspelen, of aan gokken, of aan andere misdaden, ben ik onschuldig en ben ik in zoverre een vrij man. De waarheid heeft mij vrijgemaakt wat dit betreft.18

Wij verkondigen geen evangelie van vrees. Wij willen de ziel van de mens niet terroriseren. Wij vragen een mens niet om rechtschapen te zijn vanwege de verschrikkingen die de verdoemden wachten. Wij willen niet dat u een goed mens bent omdat u de straf voor de slechten vreest. Wij willen niet dat u goed doet vanwege de straf die verbonden is aan het doen van kwaad. Wij willen dat u goed doet omdat het goed is, en omdat uw hart van het goede houdt, en omdat het te verkiezen is boven al het andere. Wij willen dat u eerlijk bent, niet alleen omdat het het langst duurt, maar omdat u daarmee God eert en zijn doeleinden in uw leven verwezenlijkt. Want £een eerlijk mens is’, volgens een oud [Engels] gezegde, ‘het edelste werk van God’. Wij willen eerlijk zijn omdat wij God liefhebben, en omdat wij de heiligen van God niet [kunnen zijn] als wij dat niet doen. Wij willen goed zijn omdat we het fijn vinden goed te zijn, en niet omdat we de consequenties van God vrezen.19

De Heer aanvaardt geen gehoorzaamheid van de mens als zij het niet met een opgewekt, blij hart doen, en dat is al wat Hij van zijn dienstknechten eist. Dat is de gehoorzaamheid die wij moeten tonen, en als we dat niet doen, zijn wij onder veroordeling.20

[Jezus Christus] had niet alleen intelligentie, maar Hij paste die ook toe wanneer Hij goed deed, en wanneer Hij mensen vrijmaakte van de dwalingen van de wereld en de kwade tradities van de vaders. Hij verklaarde ernstig de waarheid: ‘Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken’ [Johannes 8:31–32]. Geen mens is net als God als hij niet vrij is. Waarom? Omdat Hij alle rechtschapenheid bezit, alle macht en alle wijsheid. Hij bezit ook zijn keuzevrijheid, en zijn keuzevrijheid wordt gebruikt om goed te doen, en niet om kwaad te doen. Daarom kan geen mens worden zoals Hij als hij zich niet onderwerpt aan dat wat rechtschapen, rein en goed is, en als hij dwaling en zonde niet kan verzaken en zichzelf overwinnen. (…)

Hij die het meest buigzaam is en onderworpen aan de wil van God, geeft van alle mensen blijk van de grootste wijsheid. Hij die zijn mening opstelt tegenover de wensen en doeleinden van de Heer, is in dat opzicht van alle mensen het verst van God verwijderd. Al is Hij geformeerd naar het beeld van de Vader, toch lijkt hij het minst op de Zoon, als hij niet in zijn hart kan zeggen: ‘Vader, […] niet mijn wil, maar de uwe geschiede’ [Lucas 22:42]. Het is de wil van de Heer dat wij die geest bezitten, en die waarheid begrijpen. Het is waar dat er voor ons maar één God de Vader is, en dat alle mensen aan Hem onderworpen moeten zijn en zijn geboden moeten onderhouden om vrij te zijn en ware discipelen van Christus te zijn.21

Studiesuggesties

  • Wat is keuzevrijheid? Wie heeft die? Waarom is keuzevrijheid een zegen?

  • Hoe verwacht God dat wij onze keuzevrijheid gebruiken? Wat belooft Hij ons als wij besluiten om Hem te gehoorzamen? (Zie LV 58:28.)

  • Waarom wordt toegelaten dat wij de consequenties van onze daden ondergaan? In hoeverre zou onze ervaring in het sterfelijk leven minder worden als God oorlog afwendde, misdaad voorkwam en armoede wegvaagde? Hoe kunt u reageren op iemand die onterecht ‘het kwaad dat er in de wereld bestaat’ aan God toeschrijft?

  • Welke verzekering hebben wij dat God, hoewel Hij ‘het kwaad [heeft] toegelaten dat tot stand is gekomen door de handelingen van zijn schepsels, […] de uiteindelijke gevolgen ervan [zal] beheersen’? (Zie ook Romeinen 8:28; LV 98:3.)

  • Wat betekent het ‘inbreuk te plegen op de vrijheid van het individu’? Hoe kunnen ouders en leiders in de kerk andere mensen ertoe brengen om gehoorzaam te zijn, zonder inbreuk te plegen op hun vrijheid? (Zie ook LV 121:34–46.)

  • Hoe draagt de kerk bij aan onze ware vrijheid? Hoe beperken zonde en dwaling ons?

  • Welke ‘grote’ zegeningen ‘van onschatbare waarde’ hebt u ontvangen door uw besluit om Gods wetten te gehoorzamen? (Zie ook LV 130:20–21.)

  • In hoeverre is het anders om Gods wetten uit liefde te onderhouden dan uit vrees voor straf?

  • Hoe kunnen wij het voorbeeld van de Heiland volgen door gehoorzamer te zijn aan de wil van de Vader?

Noten

  1. Deseret News: Sem i- Weekly, 11 november 1873, blz. 1.

  2. Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, verz. door James R. Clark, 6 delen (1965–1975), deel 4, blz. 144; op blz. 143–155 staat de hele toespraak.

  3. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 49.

  4. Deseret News: Semi-Weekly, 3 januari 1871, blz. 2.

  5. Collected Discourses Delivered by President Wilford Woodruff, His Two Counselors, the Twelve Apostles, and Others, verz. door Brian H. Stuy, 5 delen (1987–1992), deel 2, blz. 297.

  6. Messages of the First Presidency, deel 4, blz. 325–326.

  7. Gospel Doctrine, blz. 56-57; alinea-indeling toegevoegd.

  8. Messages of the First Presidency, deel 5, blz. 70–71.

  9. Gospel Doctrine, blz. 48.

  10. Deseret News: Semi-Weekly, 2 maart 1867, blz. 3.

  11. Collected Discourses, deel 5, blz. 143.

  12. Gospel Doctrine, blz. 492; alinea-indeling gewijzigd.

  13. Messages of the First Presidency, deel 4, blz. 79

  14. Gospel Doctrine, blz. 49–50;alinea-indeling toegevoegd.

  15. Gospel Doctrine, blz. 82.

  16. Gospel Doctrine, blz. 53–54.

  17. Conference Report, oktober 1903, blz. 2:

  18. Collected Discourses, deel 4, blz. 410–411.

  19. Collected Discourses,deel 3, blz. 217–218.

  20. Deseret News: Semi-Weekly, 11 november 1873, blz. 1.

  21. Collected Discourses, deel 4, blz. 407.

Captain Moroni Raises the Title of Liberty

Arnold Friberg, Hoofdaanvoerder Moroni zwaait de banier der vrijheid. Kerkleden in het Boek van Mormon verzamelden rond de banier der vrijheid om een verbond te sluiten dat zij ‘hun rechten en hun godsdienst [zouden] handhaven, opdat de Here God hen [mocht] zegenen’ (Alma 46:20).