Een gebroken hart en een verslagen geest
Wie een gebroken hart en een verslagen geest hebben, zijn bereid om alles te doen wat God van hen vraagt.
Ik heb ouderling Joseph B. Wirthlin zeer lief! De dichter Rudyard Kipling schreef in 1897 de volgende aanklacht tegen de hoogmoed van het Britse Rijk:
De tumulten en de kreten vergaan;
Kapiteins en koningen kijken verward.
Uw aloude offer blijft bestaan:
Een nederig en verbrijzeld hart.
(“God of Our Fathers, Known of Old,” Hymns, no. 80)
Toen Kipling schreef over het aloude offer van een gebroken hart had hij wellicht de woorden van koning David in de 51ste psalm in gedachten: ‘De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart’ (vs. 19). Davids woorden tonen aan dat het volk des Heren zelfs in oudtestamentische tijden begreep dat het hart aan God moest worden geschonken, dat alleen brandoffers niet voldeden.
De verplichte offers in de Mozaïsche bedeling waren symbolen van het zoenoffer van de Messias, die als enige de zondige mens met God kon verzoenen. Amulek verkondigde: ‘Zie, dat is de gehele betekenis der wet, die in ieder opzicht wijst op dat grote en laatste offer (…) de Zoon van God’ (Alma 34:14).
Na zijn opstanding verklaarde Jezus Christus aan het volk in de Nieuwe Wereld:
‘Uw offeranden en uw brandoffers moeten worden afgeschaft, want Ik zal [die niet] aannemen (…).
‘Maar gij zult Mij als offer een gebroken hart en een verslagen geest brengen. En wie tot Mij komt met een gebroken hart (…), die zal Ik dopen met vuur en met de Heilige Geest’ (3 Nephi 9:19–20).
Wat houdt het in om een gebroken hart en een verslagen geest te hebben? En waarom worden die als een offer beschouwd?
Zoals in alles, biedt het leven van de Heiland ons het volmaakte voorbeeld: hoewel Jezus van Nazaret volkomen zonder zonde was, werd zijn leven gekenmerkt door een gebroken hart en een verslagen geest, daar Hij zich in alles onderwierp aan de wil van de Vader. ‘Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft’ (Johannes 6:38). Tot zijn discipelen zei Hij: ‘Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart’ (Matteüs 11:29). En toen de tijd aanbrak om voor de verzoening het hoogste offer te brengen, deinsde Christus er niet voor terug om de bittere beker uit te drinken, maar Hij onderwierp zich geheel en al aan de wil van de Vader.
De volmaakte onderwerping van de Heiland aan de eeuwige Vader is de kern van een gebroken hart en een verslagen geest. Christus’ voorbeeld leert ons dat een gebroken hart een eeuwige, goddelijke eigenschap is. Wanneer ons hart gebroken is staan we volledig open voor de Geest van God en erkennen we dat we van Hem afhankelijk zijn voor alles wat we hebben en alles wat we zijn. Het noodzakelijke offer is de offerande van hoogmoed in al haar vormen. De gebrokene van hart kan, als zachte klei in de handen van een bekwame pottenbakker, in de handen van de Meester geboetseerd en gevormd worden.
Een gebroken hart en een verslagen geest zijn ook de eerste voorwaarden van bekering. Lehi verklaarde:
‘Daarom komt er verlossing in en door de heilige Messias (…).
‘Zie, Hij geeft Zichzelf als offer voor de zonde om aan de doeleinden der wet te voldoen voor allen die een gebroken hart en een verslagen geest hebben; en voor niemand anders kan aan de doeleinden der wet worden voldaan’ (2 Nephi 2:6–7).
Wanneer we gezondigd hebben en vergiffenis willen, houden een gebroken hart en een verslagen geest in dat we ‘de droefheid naar Gods wil’ ervaren, die tot bekering leidt (2 Korintiërs 7:10). Dat vindt plaats als ons verlangen naar reiniging zo groot is dat ons hart gepijnigd wordt door verdriet en we ernaar smachten om in harmonie met onze hemelse Vader te zijn. Wie een gebroken hart en een verslagen geest hebben, zijn bereid om alles te doen wat God vraagt zonder weerstand te bieden of wrok te koesteren. Niet langer doen we het op onze manier, maar we leren het op Gods manier te doen. Met een dergelijke onderworpenheid kan de verzoening in werking treden en kan ware bekering plaatsvinden. De boetvaardige zal dan de reinigende macht van de Heilige Geest ervaren, die hem zal vervullen van gemoedsrust en vreugde over de verzoening met God. In een wonderlijke mengeling van goddelijke eigenschappen, nodigt dezelfde God die ons leert een gebroken hart te hebben ons uit om ons te verheugen en goede moed te houden.
Na vergiffenis van onze zonden te hebben ontvangen, dient een gebroken hart als een goddelijk schild tegen verleiding. Nephi heeft gebeden: ‘Mogen de poorten der hel voortdurend voor mij gesloten zijn, omdat mijn hart gebroken en mijn geest verslagen is!’ (2 Nephi 4:32.) Koning Benjamin leerde zijn volk in de diepste ootmoed te wandelen, want dan zou het grote vreugde ervaren en ‘met de liefde Gods vervuld […] zijn, en altijd vergeving van […] zonden […] behouden’ (Mosiah 4:12). Als we ons hart aan de Heer toevertrouwen, verliezen de bekoringen van de wereld simpelweg hun aantrekkingskracht.
Er is echter nog een dimensie van een gebroken hart, namelijk onze diepe dankbaarheid voor Christus’ lijden voor ons persoonlijk. In Getsemane is de Heiland ‘onder alle dingen […] neergedaald’ (LV 88:6) toen Hij de zondelast van ieder mens droeg. Op Golgota heeft Hij ‘zijn ziel [overgegeven] in de dood’ (Jesaja 53:12), en zijn grote hart brak letterlijk door zijn allesoverheersende liefde voor de kinderen van God. Wanneer wij de Heiland en zijn lijden gedenken, zal ook ons hart breken uit dankbaarheid voor de Gezalfde.
Wanneer we alles wat we hebben en alles wat we zijn aan Hem offeren, zal de Heer ons hart met vreugde vullen. Hij zal de ‘gebrokenen van hart’ (Jesaja 61:1) verbinden en ons leven opluisteren met de liefde Gods, ‘die zoet is boven alles wat zoet is (…) en rein boven alles wat rein is’ (Alma 32:42). Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.