Leef in geloof, niet in angst
Als wij kiezen om Christus in geloof te volgen in plaats van een koers te volgen uit angst, worden wij gezegend met gevolgen die passen bij onze keuze.
Geliefde broeders en zusters, ik sluit mij aan bij uw betuigingen van liefde en steun aan president Eyring en zijn gezin. Ik kan onmogelijk het scala aan gevoelens weergeven dat ik ervaar sinds president Hinckley mij donderdagmiddag laat riep als lid van het Quorum der Twaalf. Ik heb een paar nachten slecht geslapen en heb veel gebeden. Maar het beurt mij op als ik bedenk dat president Hinckley de profeet is en dat de leden van de kerk voor mij en mijn gezin zullen bidden.
Als ik zeg dat ik mij geheel incapabel voel, druk ik mij nog zacht uit. Toen ik in april 1996 als algemeen autoriteit geroepen werd, voelde ik me ook incapabel voor die roeping. Ouderling Neal A. Maxwell verzekerde mij toen dat de belangrijkste vereiste voor de dienst in het koninkrijk is dat men met overtuiging kan getuigen van de goddelijkheid van Jezus Christus. Toen kreeg ik een gevoel van rust en dat is bij mij gebleven, want ik heb de Heiland lief en ik heb geestelijke ervaringen gehad waardoor ik van Hem kan getuigen. Ik verheug me in de kans om in de hele wereld te getuigen van Jezus Christus (LV 107:23), ook al voel ik me incapabel.
In Leer en Verbonden 68, vers 5 en 6, lezen we:
‘Zie, dit is de belofte des Heren aan u, o gij, mijn dienstknechten.
Welnu, houdt moed en vreest niet, want Ik, de Heer, ben met u en zal u bijstaan; en gij zult getuigen van Mij, ja, Jezus Christus, dat Ik de Zoon van de levende God ben, dat Ik was, dat Ik ben en dat Ik komen zal.’
Ik probeer me te laten leiden door de Heilige Geest nu ik vanmorgen tot u spreek.
Het gevoel dat zich meester van mij maakte toen ik deze roeping ontving, is dat we moeten leven in geloof en niet in angst. In 2 Timoteüs verwijst de apostel Paulus naar het geloof van Timoteüs’ grootmoeder Loïs en zijn moeder Eunike. Paulus schrijft daarover:
‘Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid’ (2 Timoteüs 1:7).
In mijn eigen geval erken ik vol respect de invloed van voorouders die reeds zijn heengegaan. Zij gaven alles wat van hen gevraagd werd om het koninkrijk Gods op aarde op te bouwen.
Ik ben dankbaar dat ik mijn hele leven omringd ben door mensen die de Heiland liefhebben. Mijn hart is vol waardering voor mijn familie. Mijn vrouw, Mary, is altijd het zonnetje in mijn leven geweest. Haar geestelijke kracht, rechtschapen voorbeeld, gevoel voor humor en liefdevolle steun zijn mij al jaren tot zegen. Onze drie kinderen en hun huwelijkspartners, samen met onze negen kleinkinderen, zijn ons ook zo tot zegen geweest. Hun geloof en gebeden, en hun goedheid zijn Mary en mij zeer tot troost geweest.
Als ik terugdenk aan mijn jeugd in Logan, Utah (de beroemde Cache Valley van ouderling Perry), besef ik hoeveel geluk ik had dat ik opgroeide in een goed gezin. Dat ik een rechtschapen moeder had die zeer gelovig was, en een liefhebbende vader, een oudere broer die een bijzonder goed voorbeeld was en bovendien een vriend en raadgever, en een jongere zus die zo veel liefde en steun gaf. Wat had ik bovendien een geluk dat ik getalenteerde kerkleiders, leerkrachten, coaches en vrienden had, die allemaal een geweldig voorbeeld waren.
Als jonge man mocht ik in de Britse Zending werkzaam zijn. Dat was een ontwikkelingsfase die een ommekeer in mijn leven betekende. De invloed van een geweldige zendingspresident was een van de grote wonderen van het herstelde evangelie. Enkele weken geleden kreeg ik via de hoofdzetel van de kerk een verjaardagskaart van een vrouw die ik vele jaren in Gloucester (Engeland) had onderwezen. Ik was het contact met haar kwijtgeraakt. Zij schreef dat haar man en zij zeer actieve leden zijn, en dat al hun zes kinderen en twintig kleinkinderen in het verbond geboren zijn. Dat was misschien wel de beste verjaardagskaart die ik ooit heb gekregen.
Mary en ik verlieten Utah zodat ik in Palo Alto (Californië) rechten kon studeren. We waren van plan om terug naar Utah te gaan als ik was afgestudeerd, maar de Geest gaf aan dat we in Californië moesten blijven. We woonden 33 jaar in Californië en voedden er onze kinderen op. We kregen allebei veel kansen om ons dienstbaar te maken. We genoten van de diversiteit onder de leden en hun toewijding aan het evangelie van Jezus Christus. Ik zal altijd dankbaar blijven voor de fijne heiligen der laatste dagen in Californië die zo’n positieve invloed op mijn leven hebben gehad.
De afgelopen elf en een half jaar als zeventiger waren uiterst lonend. Nu ik het quorum verlaat, wil ik tot mijn medebroeders zeggen hoezeer ik hen liefheb en hoezeer ik hun toewijding en loyaliteit aan het koninkrijk van God op aarde waardeer, hun getrouwheid en goede werken. Ik wil zeggen dat het een vreugde was om met hen samen te werken.
Ik heb de leiders die wij steunen als profeten, zieners en openbaarders met heel mijn hart lief. Ik heb geprobeerd om mijn werk goed te doen en hun last zo veel mogelijk te verlichten. Ik ben de leden van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf dankbaar voor hun goede levenswijze, voorbeeld, geduld, leringen, vriendelijkheid en toewijding aan onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus en zijn herstelde evangelie. Ik ben dankbaar dat God Joseph Smith heeft geroepen als de profeet door wie de volheid van het evangelie op aarde is teruggebracht.
Door mijn ervaring als algemeen autoriteit is mijn hart vol waardering voor het geloof en de goedheid van de heiligen der laatste dagen over de hele wereld. Wij zijn twee jaar in de Filipijnen werkzaam geweest. In april 1961 stuurde president Hinckley, toen assistent van het Quorum der Twaalf, de eerste zendelingen naar Manila. Er was slechts één Filipijnse priesterschapsdrager in de Filipijnen. Nu zijn daar bijna zeshonderdduizend leden. Hun leven is niet makkelijk en het ontbreekt hen aan stoffelijke bezittingen, maar zij hebben de Heiland lief. Het evangelie heeft grote invloed op hen en verbetert hun leven. Wat was het een zegen om onder hen te werken!
Wij waren ook drie jaar werkzaam op eilanden in de Stille Zuidzee. Het is opmerkelijk dat ongeveer een kwart van alle Polynesiërs in de hele wereld lid van de kerk is. Hun geloof en spiritualiteit zijn legendarisch. Mijn vrouw en ik waren eens in Vava’u op de Tongaanse eilanden. Ik had tijdens de algemene bijeenkomst van de ringconferentie net over het volgen van de profeet gesproken. Tijdens de lunch na de conferentie zat ik naast een fijne, oudere patriarch. Hij vertelde hoe dankbaar hij was te horen wat de profeet de leden leerde. Hij vertelde het volgende verhaal. Vava’u is een relatief klein eiland. Hoewel er meestal voldoende regen is, komt er af en toe wel eens een periode van ernstige droogte voor. Het eiland heeft langgerekte inhammen of baaien die onder de steile heuvels in het eiland snijden. Toen het dorp op een keer door droogte zonder water zat, was er maar één manier om vers water te krijgen en in leven te blijven. In de loop der eeuwen was men er achter gekomen dat er vers water door de bergen heen liep, wat op enkele plekken in de zee terechtkwam.
De Tongaanse mannen gingen er in hun bootjes op uit met een wijze oude man voorin de boot die precies de juiste plek opzocht. De sterke jonge mannen in de boot stonden klaar om met vaten de zee in te duiken. Als ze de juiste plek bereikten, hief de wijze man zijn armen op naar de hemel. Dat was het signaal. De sterke jonge mannen doken dan zo diep het water in als ze konden en vulden de vaten met vers bronwater. De oude patriarch vergeleek die levensreddende traditie met de levende wateren van het evangelie van Jezus Christus, en de wijze man met Gods profeet op aarde. Hij merkte op dat het water zuiver en vers was, en in hun periode van droogte bovendien levensreddend. Maar het was niet makkelijk te vinden. Het was niet zichtbaar voor het ongeoefende oog. Deze patriarch wilde alles weten wat de profeet de kerk leerde.
Wij leven in een moeilijke tijd. De wereld heeft vers bronwater, het evangelie van Jezus Christus, heel hard nodig. Wij zouden aandachtig naar de profeet moeten luisteren bij het doen van onze keuzes. Uit mijn eigen informele notities blijkt dat president Hinckley voortdurend nadruk heeft gelegd op geloof in de Heer Jezus Christus. Dat onderwerp wordt gevolgd door zijn nadruk op het sterken van het gezin en godsdienstige gebruiken thuis. Hij heeft ons keer op keer gezegd dat we een getuigenis van een beginsel kunnen krijgen door dat beginsel na te leven, waardoor ons geloof zal toenemen.
Ik weet dat velen van u zich zorgen maken over het grootbrengen van kinderen in deze moeilijke tijden en dat u zich afvraagt hoe u hun geloof kunt doen toenemen. Toen mijn vrouw en ik een gezin begonnen in het gebied bij de baai van San Francisco, waren wij daar ook bezorgd over. Maar ouderling Harold B. Lee leerde de leden van onze ring op een cruciaal moment dat wij onze kinderen in rechtschapenheid konden opvoeden als wij:
-
De profeet zouden volgen.
-
De ware geest van het evangelie in ons hart en woning zouden scheppen.
-
Een licht zouden zijn voor onze buren en omwonenden.
-
We ons zouden richten op de verordeningen en de beginselen van de tempel. (Zie LV 115:5; Harold B. Lee, ‘Your Light to Be a Standard unto the Nations’, Ensign, augustus 1973, pp. 3–4.)
Toen wij die raad opvolgden, nam ons geloof toe en namen onze angsten af. Ik geloof dat we overal ter wereld rechtschapen kinderen kunnen grootbrengen als we ze thuis godsdienstige beginselen bijbrengen.
Een ander gebied waarop leden in geloof kunnen leven en niet in angst, is zendingswerk. Voordat ik op 1 augustus van dit jaar tot het Presidium der Zeventig werd geroepen, was ik zes jaar lang werkzaam voor de afdeling zendingswerk, waarvan de laatste drie jaar onder toezicht van ouderling M. Russell Ballard, die voorzitter was van de algemene zendingsraad.
Enkele zendingspresidenten vertelden ons dat veel fijne leden zich als het ware gecamoufleerd hebben voor hun buren en collega’s. Zij vertellen die mensen niet wie zij zijn en wat zij geloven. Wij hebben veel meer betrokkenheid van de leden nodig bij de verbreiding van de boodschap van de herstelling. De tekst in Romeinen 10, vers 14, zet dit in perspectief:
‘Hoe zullen zij dan Hem [de Heiland] aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?’
En in vers 15 staat de prachtige boodschap die ook in Jesaja genoemd wordt:
‘Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen?.’ (Zie ook Jesaja 52:7.)
Iemand heeft al eens opgemerkt dat de leden hun voeten in beweging moeten brengen en hun stem laten horen om deze zegeningen te verwezenlijken.
Predik mijn evangelie, een leidraad voor zendingswerk, is in oktober 2004 geïntroduceerd. President Hinckley maakte een begin aan de actie door om zendelingen te vragen die zich de leer eigen maakten en met de Geest in de beginselen ervan onderwezen. Ieder lid van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf leverde een belangrijke bijdrage. Ouderling Ballard en ik voelden dat de vensters van de hemel werden geopend en dat de inspiratie van de Heer werd uitgestort om deze belangrijke hulpbron tot stand te laten komen. Leden van de kerk hebben meer dan anderhalf miljoen exemplaren van Predik mijn evangelie gekocht. Het is een prima fundament, en de zendelingen zijn krachtige geestelijke onderwijzers. Maar om te bereiken wat president Hinckley heeft gevraagd, moeten de leden in geloof en niet in angst leven, en moeten zij hun vrienden en kennissen vertellen over het evangelie.
Wij moeten in onze eigen roeping ook geloof hebben en geen angst.
Onze dochter, Kathryn, is momenteel jeugdwerkpresidente van haar wijk in Salt Lake City. Mijn vrouw en ik gingen afgelopen zondag naar haar wijk om het kinderprogramma in de avondmaalsdienst bij te wonen, met als thema ‘Ik volg Hem in geloof’. Ik vond het geweldig toen de kinderen schriftteksten en verhalen opzegden en liedjes zongen over geloven in Christus.
Na de dienst vroeg ik haar wat ze van haar roeping vond. Ze zei dat ze de roeping aanvankelijk een last had gevonden. Er werd veel tijd besteed aan het bespreken van problemen. Maar toen besloot het presidium om nadruk te leggen op liefde, geloof en gebed. Plotseling kregen ze geestelijke ingevingen over een bepaald kind of een gezin. Frictie maakte plaats voor liefde. Ze vertelde me dat het in het jeugdwerk veel eerbiediger en rustiger was toen ze gehoor gaven aan de ingevingen van de Geest, en dat de kinderen er toen echt het evangelie leerden.
Het is ons geloof in Jezus Christus dat ons steunt op de beslissende momenten in ons leven. Dat is het eerste beginsel van het evangelie. Zonder dat geloof, blijven we hangen op de kruising, verdoen we onze tijd en komen we nergens. Het is Christus die ons de uitnodiging geeft om Hem te volgen, Hem onze last te geven en zijn juk te dragen, ‘want [zijn] juk is zacht en [zijn] last is licht’ (Matteüs 11:30).
Er is geen andere naam onder de hemel waardoor de mens gered kan worden (zie Handelingen 4:12). Wij moeten zijn naam op ons nemen en zijn beeld in ons gelaat ontvangen, zodat we meer op Hem zullen lijken als Hij komt (zie 1 Johannes 3:2; Alma 5:14). Als wij kiezen om Christus in geloof te volgen in plaats van een koers te volgen uit angst, worden wij gezegend met gevolgen die passen bij onze keuze (zie LV 6:34–36).
Mogen wij allen de onvergelijkelijke gave van het leven herkennen en waarderen die ieder van ons heeft, en mogen wij dankbaar zijn voor de adem die Hij ons dagelijks verleent. Mogen wij besluiten om innerlijke overtuiging te hebben op de kruispunten van het leven en geloof te oefenen in Jezus Christus. Mijn gebed is dat we in geloof zullen leven, niet in angst. Ik geef mijn getuigenis van God, die onze hemelse Vader is, en van zijn Zoon, Jezus Christus, die voor onze zonden verzoening heeft gebracht. In de naam van Jezus Christus. Amen.