Gezegend zijn alle reinen van hart
Moge God ons zegenen in onze oprechte inspanningen om rein van hart en gedachten te zijn, opdat ‘deugd onophoudelijk [onze] gedachten [mag] sieren.’
Toen mijn vrouw en ik enkele jaren geleden op een zonnige ochtend in het Caribisch gebied over het strand liepen, zagen we enkele vissersbootjes die op het droge getrokken waren. Toen we stilhielden om naar de boten te kijken, werd mij iets duidelijk over vissen dat me altijd is bijgebleven. In plaats van netten, vislijnen of haken te gebruiken, hadden deze vissers eenvoudige vallen van ijzergaas. Elke val had de vorm van een doos. De vissers knipten er een verticale opening in van een centimeter of twintig en duwden de opengeknipte stukken gaas daarna naar binnen, waardoor er een nauwe opening ontstond, waar de vissen door naar binnen zwommen.
U snapt waarschijnlijk wel hoe zo’n val werkt. De vissers deden aas in de val, voeren de zee op en lieten hem naar de bodem zakken. Als er een flinke vis in de buurt van de val kwam en het aas rook, zwom hij door de opening aan de zijkant van de val naar binnen. Maar als een gevangen vis er weer uit wilde zwemmen, ontdekte hij dat het heel wat anders was om langs de naar binnen gevouwen kant de val in te zwemmen dan in tegengestelde richting langs de scherpe uiteinden terug te zwemmen — en dus zat hij gevangen. Als de vissers terugkwamen, takelden ze de val uit het water en werd de gevangen vis al gauw vers zeebanket.
In het Oude Testament staat een verhaal over iemand die in een soortgelijke val trapte. Die man was de machtige koning David. En wat er met hem gebeurde, is een van de droevigste verhalen uit de Schriften.
‘(…) ten tijde, dat de koningen plegen ten strijde te trekken, zond David Joab uit en zijn knechten met hem, benevens geheel Israël, en zij [streden tegen Ammon] (…) maar David bleef in Jeruzalem.
‘Op zekere avond stond David van zijn rustbed op en wandelde op het dak van het paleis, en hij zag van het dak af een vrouw, bezig zich te baden; en die vrouw was zeer schoon van uiterlijk’ (2 Samuël 11:1–2).
David vernam dat de naam van de vrouw Batseba was. Haar man, de soldaat Uria, was met het leger van huis om tegen de Ammonieten te strijden, en David had daar eigenlijk bij moeten zijn. David liet Batseba naar het paleis brengen. Zij pleegden overspel, zij werd zwanger en David begon te vrezen dat zijn overspel uit zou komen. In de hoop zijn zonde te verbergen, gaf David opdracht om Uria terug naar Jeruzalem te sturen. Uria keerde terug, maar weigerde principieel om thuis Batseba te bezoeken. Vervolgens regelde David het dat Uria bij de strijd sneuvelde (zie 2 Samuël 11:3–17). Door die keten van verschrikkelijke beslissingen bracht David de dood over Uria en ellende over zichzelf, Batseba en het hele koninkrijk. De Bijbel drukt het heel voorzichtig uit, want er staat: ‘de zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des Heren’ (2 Samuël 11:27).
Ziet u in hoe David in die val liep? Hij bevond zich in de daktuin van zijn paleis en zag in een aangrenzende tuin iets wat hij nooit had mogen zien. Dat was het aas van de tegenstander. Als David zedelijk, kuis en verstandig was geweest, had hij meteen zijn hoofd afgewend en had hij niet verder gekeken, maar dat deed hij niet. In plaats daarvan stond hij toe dat zijn gedachten tot verboden fantasieën voerden, die tot daden voerden, waarna alles in een neerwaartse spiraal terechtkwam en de situatie van kwaad tot erger tot dodelijk werd. David zat in de val en voor hem waren de gevolgen eeuwig.
Tegenwoordig is er ook een geestelijke val die pornografie heet. En velen worden door de verleidingen ervan verlokt om in die dodelijke val te lopen. Net als andere vallen trap je er makkelijk in, maar kom je er moeilijk weer uit. Sommigen redeneren dat ze naar porno kunnen kijken zonder er nadelige gevolgen aan over te houden. Ze zeggen aanvankelijk: ‘Het is niet zo erg’ of ‘Wat maakt het nou uit?’, ‘Het deert niet’ of ‘Ik ben alleen maar nieuwsgierig’. Maar ze hebben het mis. De Heer heeft gewaarschuwd: ‘En wie een vrouw aanziet om haar te begeren, zal het geloof verloochenen en zal de Geest niet hebben; en als hij zich niet bekeert, zal hij uitgeworpen worden’ (LV 42:23). Dat is precies wat er gebeurde met David: hij zag Batseba aan, begeerde haar en raakte de Geest kwijt. Wat had de rest van Davids leven er anders uit kunnen zien als hij de andere kant op had gekeken.
Gebruikers van porno raken niet alleen de Geest kwijt, maar ook hun perspectief en gevoel voor de juiste verhoudingen. Net als koning David proberen ze hun zonde te verbergen en vergeten ze dat er voor de Heer niets te verbergen valt (zie 2 Nephi 27:27). Terwijl het zelfrespect wegebt, hopen de problemen zich op, verzuren goede relaties, verwelken huwelijken en ontstaat er een lange rij onschuldige slachtoffers. Als ze merken dat wat ze bekijken niet meer bevredigt, gaan ze over op extremer materiaal. Langzaam aan raken ze verslaafd, al weten ze dat zelf niet of ontkennen ze het, en net als bij David verwordt hun gedrag, omdat hun zedelijke normen afbrokkelen.
De populaire cultuur over de hele wereld verloedert en smerigheid doordrenkt steeds meer de media, het amusement, de reclame en het internet. Maar populariteit volgens de heersende normen van de wereld is een uiterst gevaarlijke maatstaf om aan af te meten wat juist is, of zelfs maar wat niet gevaarlijk is. Een film of tv-programma kan bekend zijn en gewaardeerd worden door miljoenen kijkers, maar kan toch beelden bevatten en gedrag weergeven die pornografisch zijn. Als iets dergelijks in een film ‘zo slecht niet’ is, betekent dat automatisch dat het ook niet zo goed is. Dat anderen films of websites bekijken die ongepast zijn, is geen excuus voor ons. Een priesterschapsdrager zou in zijn levenswijze een toonbeeld moeten zijn van de normen van de Heiland en zijn kerk, niet van de normen van de wereld.
De Heiland heeft gezegd: ‘Gezegend zijn alle reinen van hart, want zij zullen God zien’ (3 Nephi 12:8). De beloften van het evangelie verheffen en veredelen, ze verhogen zelfs. We ontvangen die beloften door verbonden die erop gericht zijn om ons te brengen tot een zuivere en morele levenswijze. Als we goed leven en ernaar streven om ons hart te zuiveren, komen we dichter tot God en de Geest. De toestand van ons hart bepaalt hoeveel bewijzen we van de Godheid in de wereld zien en geeft ons recht op de uiteindelijke verwezenlijking van de belofte dat de reinen ‘God [zullen] zien’. Wij streven naar reinheid. Daarom heeft de apostel Johannes geschreven:
‘Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.
‘En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is’ (1 Johannes 3:2–3).
Als u al gevangen bent in de val van de pornografie, dan is het nu tijd om u daar met de hulp van de Heiland uit te bevrijden. Er is een uitweg, maar u hebt zijn hulp nodig om te ontsnappen. Of u volledig herstelt, hangt af van uw volledige bekering. Ga meteen naar uw bisschop. Vraag om zijn geïnspireerde leiding. Hij zal u helpen om een bekeringsplan op te stellen waarmee u uw zelfachting kunt herstellen en de Geest weer terug kunt krijgen. De genezende kracht van de Heer Jezus Christus strekt zich uit tot alle kwalen, zelfs deze. Als u zich met heel uw hart tot de Heiland wendt en de raad van uw bisschop opvolgt, vindt u de genezing die u nodig hebt. De Heiland zal u helpen om de kracht te vinden waarmee u verleiding kunt weerstaan, en de kracht om uw verslaving te overwinnen, zoals Moroni heeft gezegd:
‘[Ik wil u] aansporen tot Christus te komen en iedere goede gave aan te grijpen en de kwade gave niet aan te roeren, noch het onreine. (…)
‘Ja, komt tot Christus en wordt vervolmaakt in Hem en onthoudt u van alle goddeloosheid; en indien gij u van alle goddeloosheid onthoudt en God liefhebt met al uw macht, verstand en kracht, dan is zijn genade u genoeg, opdat gij door zijn genade volmaakt kunt zijn in Christus’ (Moroni 10:30, 32).
Moge God ons zegenen in onze oprechte inspanningen om rein van hart en gedachten te zijn, opdat ‘deugd onophoudelijk [onze] gedachten [mag] sieren’ (LV 121:45). Ik getuig van de verlossende liefde van de Heiland en van de zuiverende kracht van zijn verzoening. In de naam van Jezus Christus. Amen.