2007
God helpt de toegewijde priesterschapsdrager
November 2007


God helpt de toegewijde priesterschapsdrager

Die boodschap kan woordelijk in uw verstand komen, of in uw gevoel, of beide. Maar zij [zal] u zekerheid geven en leiding bij wat u moet doen.

Vanavond moet ik denken aan een jongen, ergens op aarde. Hij vraagt zich af of hij wel een goede priesterschapsdrager kan zijn. Daarover maakte ik mij in elk geval wel bezorgd toen ik dertien of veertien was.

Ik was buiten Utah opgegroeid in een kleine gemeente die bij ons thuis vergaderde. Toen verhuisden we naar een plek waar er ringen waren, grote wijken en kerkgebouwen, en quorums met jongens die allemaal zoveel beter leken te weten dan ik wat priesterschapsdragers doen. Ze dienden in die wijk het avondmaal op een gecompliceerde manier rond. Ik was er zeker van dat ik fouten zou maken als ik het avondmaal moest ronddienen of voorbereiden.

Ik herinner mij dat ik angstig en wanhopig de kerk ben uitgelopen om alleen te zijn. Ik was bezorgd. Ik bad om hulp en om enige zekerheid dat ik niet zou falen als priesterschapsdrager in de dienst van God.

Dat was lang geleden. Ik draag al ruim vijftig jaar het Melchizedeks priesterschap. Maar in de laatste paar dagen heb ik om dezelfde hulp en zekerheid gebeden dat ik niet zal falen in de roeping die mij ten deel is gevallen in het Eerste Presidium. Anderen lijken veel meer geschikt voor die functie en zijn veel beter voorbereid. Maar toen ik dit keer bad, denk ik dat ik het antwoord voelde dat waarschijnlijk lang geleden buiten de kerk van de wijk Yalecrest tot mij kwam. Het was hetzelfde antwoord dat u kunt verwachten als u geroepen wordt voor een priesterschapstaak die u denkt niet aan te kunnen.

Die boodschap kan woordelijk in uw verstand komen, of in uw gevoel, of beide. Maar zij bevat ten minste drie dingen die u zekerheid geven en leiding bij wat u moet doen in deze ogenschijnlijk moeilijke roeping.

Ten eerste komt de zekerheid in de vorm van een herinnering aan de keren dat uw hemelse Vader u bij gevaren en moeilijkheden heeft geholpen. Dat is mij de afgelopen dagen overkomen.

Toen ik nog jong was en in New Jersey woonde, had zich een grote groep boze mensen voor ons huis verzameld. Mijn moeder ging alleen naar buiten om deze groep, die op mij een gevaarlijke indruk maakte, te woord te staan. Ik kon niet horen wat ze zei, maar na een paar minuten vertrokken ze in vrede. Ik had een wonder gezien, dat is wat mij is bijgebleven.

Ook herinner ik mij een soortgelijke situatie uit de tijd dat ik al wat ouder was, toen een groep boze mensen waarmee ik geconfronteerd werd zich opeens en zonder zichtbare reden kalm en verzoenend opstelde. Recentelijk had ik de opdracht gekregen om de geestelijken van de kerken in de Verenigde Staten toe te spreken, die in Minneapolis een congres hadden belegd met als thema hoe de rivaliteit onder de kerken tegemoet moest worden getreden.

Toen ik daar aankwam, bleek dat ik een van de sprekers was. Mijn onderwerp was: Waarom was er een herstelling van de ware kerk door Joseph Smith nodig? Ik was op het allerlaatste moment ingevallen voor ouderling Maxwell.

Toen ik de avond voor het congres in de stad arriveerde en het programma bekeek, belde ik president Hinckley. Ik zei hem dat het congres drie dagen duurde, dat er verschillende toespraken op hetzelfde tijdstip werden gehouden, dat de bezoekers zelf konden bepalen welke presentatie ze wilden bijwonen. Ik zei tegen hem dat ik bang was dat niemand meer naar mijn tweede presentatie zou komen als ik in de eerste de waarheid vertelde, en dat ik dus weer snel thuis zou zijn. Ik vroeg hem wat hij vond dat ik moest doen. Hij zei: ‘Dat laat ik geheel aan jou over.’

Ik bad de hele nacht. Tegen de dageraad was ik er zeker van dat ik de herstelling niet moest brengen als: ‘Dit is wat we geloven dat Joseph Smith is overkomen en waarom’, maar, ‘Dit is wat Joseph Smith is overkomen en dit is de reden dat de Heer dat heeft gedaan.’ Ik kreeg die nacht geen zekerheid over de uitkomst, alleen een duidelijke aanwijzing: ga door.

Tot mijn verbazing stonden de predikanten na mijn eerste toespraak in de rij om mij te spreken. Ze vertelden mij allemaal een voor een in essentie hetzelfde verhaal. Zij waren allemaal in contact gekomen met een bewonderenswaardig lid van de kerk. De meesten zeiden dat ze uit een plaats kwamen waar de ringpresident na een ramp niet alleen voor zijn eigen leden had gezorgd, maar voor de hele gemeenschap. Ze vroegen mij of ik de groeten en hun dank kon overbrengen aan mensen die ik niet kende en ook nooit zou ontmoeten.

Aan het eind van het congres kwamen er steeds meer mensen luisteren naar de boodschap van de herstelling van het evangelie en de ware Kerk van Jezus Christus, niet omdat ze in de boodschap geloofden, maar omdat ze in onze mensen goedheid hadden gezien — de vruchten van de herstelling.

Toen ik de afgelopen paar avonden aan het bidden was, kwamen die en andere herinneringen in mijn gedachten, samen met de volgende geruststelling. ‘Heb Ik niet altijd voor je gezorgd? Denk eens aan de tijden dat Ik je naar kalme wateren heb geleid. Denk aan de tijden dat ik je geholpen heb in het bijzijn van je vijanden. Denk daar aan en vrees geen kwaad.’ (Zie Psalm 23.)

Nieuwe diakenen: denk daaraan. Hij heeft altijd, vanaf je kinderjaren al, voor je gezorgd. Nieuwe quorumpresidenten: denk daaraan. Vaders met kinderen die een probleem vormen: denk daaraan, en vrees niet. Wat voor u onmogelijk is, is mogelijk met Gods hulp in zijn dienst. En zelfs toen u nog klein was en sindsdien is Hij met zijn macht en zijn Geest voor U uitgegaan en is Hij aan uw linkerhand en aan uw rechterhand geweest, als u zich in zijn dienst begaf (zie LV 84:88). U kunt de zekerheid ontvangen dat God over u zal waken als u daar in geloof om bidt. Dat weet ik.

Het tweede deel van de boodschap die ook u zult ontvangen als u om hulp bidt bij een moeilijke opdracht, kreeg ik vrijdagmorgen vroeg. Ik had, net zoals u doet, gebeden over mijn beperkte kwaliteiten. Het antwoord kwam heel duidelijk terwijl ik bad en was in feite een vermaning. ‘Vergeet jezelf; begin te bidden over de mensen die je gaat dienen.’ Dat doet wonderen om de invloed van de Heilige Geest te verkrijgen. Daarvan getuig ik.

Maar wees erop voorbereid dat u de tijd vergeet terwijl u bidt. U zult liefde voelen voor de mensen die u gaat dienen. U zult hun behoeften voelen, hun hoop, hun pijnen, en die van hun familieleden. En tijdens uw gebed zal de cirkel zich uitbreiden, wellicht meer dan u zich kunt voorstellen, tot mensen die misschien geen deel uitmaken van uw quorum of uw familie, maar tot hen waar ook ter wereld die zij liefhebben. Wanneer u uzelf vergeet en gaat bidden voor de kring van anderen, zal uw dienstvaardigheid tot uw hart doordringen. Het zal niet alleen uw hulpbetoon veranderen, maar ook uw hart. Dat komt omdat de Vader en zijn geliefde Zoon, die u geroepen bent te dienen, zo veel mensen kennen en liefhebben, die door uw dienstvaardigheid geholpen zijn, hoe klein die kring ook in uw ogen is.

De derde en laatste boodschap waar u op kunt wachten als u om hulp bidt voor een moeilijke priesterschapstaak is deze — ik kreeg die ook: ga aan het werk. U heeft de macht in het priesterschap ontvangen om anderen tot zegen te zijn. En dat betekent altijd aan de slag gaan en iets doen, meestal iets wat moeilijk is. Dus dan kunt u verwachten dat u, behalve de zekerheid van Gods hulp en het gebod uzelf te vergeten, de duidelijke ingeving van de Heilige Geest krijgt om aan de slag te gaan en iets te doen wat een ander tot zegen zal zijn. Dat kan zoiets voor de hand liggend zijn als gebedvol een bezoek afleggen bij een persoon of een gezin of een quorumlid aan wie u bent toegewezen. Voor een vader kan het betekenen dat hij een van zijn kinderen tot de orde moet roepen.

Als u iemand moet corrigeren of in het evangelie van Jezus Christus onderwijzen, zult u het beter doen als u beseft wat succes inhoudt. Het is uw taak het eeuwige leven mogelijk te maken voor hen die u dient, want daarmee helpt u uw hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus. Om dat te doen moet de Geest een getuigenis in hun hart griffen. En dat getuigenis moet ertoe leiden dat ze ervoor kiezen om de geboden van God te onderhouden, welke stormen of verleidingen er ook op hun pad komen.

Met dat in gedachten zal de Geest u leiden in wat u moet onderwijzen en hoe u corrigerend moet optreden met priesterschapsmacht. U zult uzelf rein houden, zodat u met de Geest kunt onderwijzen. U zult om de Geest bidden zodat u weet wanneer en hoe u moet corrigeren en hoe u een toename in liefde kunt tonen (zie LV 121:43–44). Hoe goed u bezig bent in uw priesterschapstaken kunt u afmeten aan de mate waarop het getuigenis van de geholpen persoon is versterkt, en hoe de verzoening in werking kan treden en in werking blijft in zijn of haar leven.

U kunt met zekerheid dienen. U kunt uzelf vergeten en bidden voor hen die u geacht wordt te dienen en hen liefhebben. En u kunt kiezen wat u moet doen en uw succes afmeten aan de mate waarin het hart verandert van de mensen die u dient.

Maar het zal nooit eenvoudig worden voor u en voor wie u dient. Onze hulp aan anderen en de bekering die noodzakelijk is om de kracht van de verzoening in hun hart te laten doordringen zal altijd gepaard gaan met pijn. Dat is inherent aan uw roeping. Denk aan de Heiland, in wiens dienst u bent. Kunt u een moment in zijn leven noemen dat Hij het gemakkelijk had? Maakte Hij het gemakkelijk voor zijn discipelen? Waarom zou het dan makkelijk moeten zijn in zijn dienst of voor zijn discipelen?

De reden daarvan wordt aangereikt door de woorden: ‘Een gebroken hart’, waarin u vandaag zo goed bent onderwezen. In de Schriften lezen we soms dat het hart van mensen werd verzacht, maar vaker wordt de uitdrukking ‘gebroken hart’ gebruikt om te verwijzen naar de gewenste toestand voor onszelf en voor wie wij dienen. Misschien valt het ons niet zo zwaar om te accepteren dat anderen dienen en ons bekeren niet gemakkelijk zal zijn. En misschien begrijpen we er beter door waarom een getuigenis in het hart van onze leden moet doordringen. Het geloof dat Jezus Christus voor onze zonden heeft geboet moet in het hart doordringen — een gebroken hart.

Laten we vanavond samen beslissen wat we gaan doen. Wij allen, wat onze roeping ook is, komen voor taken te staan die ons overstijgen. Ik en u ook. Dat komt door het simpele feit dat succes inhoudt een getuigenis in het hart van mensen te laten doordringen. Dat kunnen wij niet voor elkaar krijgen. Zelfs God zal het niemand opdringen.

Er is dus alleen sprake van succes als de mensen die wij dienen het getuigenis van de Geest in hun hart toelaten. De Geest wil niets liever. Maar veel mensen zijn niet klaar om de Geest te verwelkomen. Daarom is het onze taak, en die ligt binnen ons bereik, om de Geest in hun leven uit te nodigen, zodat de mensen die wij dienen, de vruchten van het evangelie willen hebben die zij in ons leven zien.

Dat brengt mij op een paar aanwijzingen omtrent wat wel en wat niet te doen. Sommige dingen nodigen de Geest uit. Sommige verjagen de Geest. Dat weet u uit eigen ervaring.

Geen priesterschapsdrager die wil slagen zal zijn ogen nonchalant laten ronddwalen. Kijken naar beelden die lust oproepen, zal de Geest verjagen. U bent door ouderling Clayton gewaarschuwd voor de gevaren van het internet en de media, die pornografisch materiaal plaatsen en uitzenden. Losbandigheid is nu zozeer gemeengoed geworden dat we zeer gedisciplineerd moeten leven om niet te blijven kijken naar beelden die in ons gevoelens oproepen die de Geest verdrijven.

Dezelfde discipline geldt voor wat we zeggen. We kunnen echt niet voor de Heer spreken als we niet op onze woorden passen. Platvloersheid en godslastering grieven de Geest. Net als losbandigheid om zich heen grijpt, zo ook schunnige en godslasterlijke taal. Eens was het zo dat de naam van de Heer alleen ijdel gebruikt werd, of dat ruwe, schunnige woorden, en misplaatste humor alleen werden gehoord, in bepaalde plaatsen en onder zekere groepen. Maar nu lijkt het erop dat het door velen algemeen geaccepteerd is.

U kunt en moet veranderen wat u zegt, zelfs als u geen zeggenschap heeft over wat anderen zeggen. Maar ik weet uit eigen ervaring dat u zelfs in een dergelijke ernstige situatie op Gods hulp kunt rekenen. Jaren geleden was ik officier bij de luchtmacht en deelde ik een kantoor met een schout bij nacht, een legerkolonel en een ouwe marinemajoor. Zij hadden zich aangeleerd om in oorlog en vrede op een manier te spreken die mij tegenstond en de Heilige Geest griefde. Ik was toen werkzaam als districtszendeling en probeerde in de avonduren onder invloed van de Heilige Geest mensen te zoeken en les te geven. Het was erg moeilijk. Ik was slechts luitenant. Ze waren hoger in rang. Ik kon op geen enkele wijze invloed op hun taalgebruik uitoefenen. Maar ik bad om hulp. Ik weet niet hoe God het heeft gedaan, maar na verloop van tijd veranderde hun taalgebruik. Eerst verdween langzaam de godslastering en daarna de platvloerse taal. Alleen als ze aangeschoten waren, keerde het terug, maar dat was in de avonduren, wanneer ik mij kon vrijmaken voor zendingswerk.

U kunt dergelijke herinneringen hebben om uw geloof te sterken wanneer u voor lastige situaties gesteld wordt. God helpt de toegewijde priesterschapsdrager die besluit zich niet in te laten met de goddeloze wereld. Het zal niet gemakkelijk zijn. Dat is het nooit. Het zal niet gemakkelijk zijn, dat is het nooit, maar u kunt de belofte in vervulling zien gaan, zoals dat ook voor mij kan: ‘Laat deugd onophoudelijk uw gedachten sieren; dan zal uw vertrouwen in de tegenwoordigheid van God sterk worden; en de leer van het priesterschap zal zich op uw ziel vormen als dauw uit de hemel’ (LV 121:45).

Ik getuig dat ik weet dat u en ik het priesterschap van God dragen en dat Hij uw gebeden zal beantwoorden tot geruststelling en hulp om Hem beter te dienen. Dat beloof ik u en getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.