2007
Drie doelen tot leidraad
November 2007


Drie doelen tot leidraad

Uw invloed strekt zich veel verder uit dan tot uzelf en uw gezin — u beïnvloedt ook nog andere mensen, over de hele wereld.

Afbeelding

Vanavond heeft onze ziel zich uitgestrekt naar de hemel. We zijn gezegend met prachtige muziek en geïnspireerde boodschappen. De Geest van de Heer is hier aanwezig.

Zusters Julie Beck, Silvia Allred, Barbara Thompson — de hemel zij dank voor uw lieve moeder en vader, uw leerkrachten, uw jeugdleidsters en anderen die uw potentieel zagen.

Ik parafraseer een citaat:

Je weet nooit wat een meisje waard is,

Je moet het maar afwachten;

Maar elke vrouw in een edele positie

Was eens een meisje.1

Ik vind het een groot voorrecht om bij u te zijn. Ik besef dat er buiten u, die aanwezig bent hier in het Conferentiecentrum, vele duizenden via de satelliet naar deze bijeenkomst kijken en luisteren.

Nu ik vanavond tot u spreek, besef ik dat ik hier als man in de minderheid ben en dus op mijn woorden moet passen. Ik moet daarbij denken aan de man die een boekwinkel in ging en aan de verkoopster vroeg: ‘Hebt u een boek met de titel De man, meester van de vrouw?’ De verkoopster keek hem recht in de ogen en zei sarcastisch: ‘Kijk eens bij Fictie!’

Ik verzeker u dat ik u, de vrouwen van de kerk, eer. En ik ben mij maar al te zeer bewust — om William R. Wallace aan te halen — dat ‘de hand die de wieg schommelt de hand is die de wereld regeert.’2

In 1901 heeft president Lorenzo Snow gezegd: ‘De leden van de zustershulpvereniging hebben (…) de gekwelden bediend, zij hebben vol liefde de wezen en de weduwen omarmd, en zij hebben zichzelf onbesmet van de wereld bewaard. Ik kan getuigen dat er geen zuiverder, godvrezender vrouwen in de wereld zijn dan we in de zustershulpvereniging vinden.’3

Net als in de tijd van president Snow zijn er hier en nu bezoeken af te leggen, groeten over te brengen en hongerige zielen te voeden. Nederig gestemd wegens dit voorrecht om tot u te spreken over de zustershulpvereniging in deze tijd, wend ik mij tot mijn hemelse Vader om zijn goddelijke leiding.

In die geest heb ik gemeend elk lid van de ZHV over de hele wereld drie doelstellingen te geven om naartoe te werken:

  1. 1. Studeer ijverig.

  2. 2. Bid ernstig.

  3. 3. Dien bereidwillig.

Laten we elk van die doelstellingen eens onder de loep nemen. Ten eerste: studeer ijverig. De Heiland van de wereld heeft gezegd: ‘Put woorden van wijsheid uit de beste boeken; zoekt kennis, ja, door studie en ook door geloof.’4 Daar heeft Hij nog aan toegevoegd: ‘Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen.’5

Door schriftstudie kunnen we ons eigen getuigenis en dat van onze gezinsleden versterken. Onze kinderen groeien tegenwoordig op, omringd door stemmen die erop aandringen dat zij alles achter zich laten wat goed is, om zich te richten op de pleziertjes van de wereld. Als zij geen stevig fundament hebben in het evangelie van Jezus Christus, een getuigenis van de waarheid en vastberadenheid om rechtschapen te leven, staan zij open voor die invloeden. Het is onze plicht om hen te sterken en te beschermen.

In alarmerend toenemende mate nemen de media — waaronder het internet — deel aan de opvoeding van onze kinderen. In de Verenigde Staten blijkt het gemiddelde kind al ongeveer vier uur per dag naar de televisie te kijken, terwijl veel programma’s vol geweld, alcohol- en drugsgebruik en erotiek zijn. En die vier uur is exclusief films kijken en computerspelletjes spelen.6 Voor andere ontwikkelde landen geven de statistieken vrijwel hetzelfde beeld. De boodschappen op televisie, in films en andere media zijn vaak tegengesteld aan wat wij onze kinderen willen laten aanvaarden en koesteren. Het is niet alleen onze taak om hen te leren de juiste geest te hebben en de ware leer aan te hangen, maar ook om hen te helpen dat te blijven doen, ongeacht de externe krachten waarmee ze ook te maken krijgen. Dat vraagt veel tijd en inzet van ons. Om anderen te helpen, moeten we zelf de geestelijke en morele moed hebben om het kwaad te weerstaan dat we overal zien.

Wij leven in de tijd die in 2 Nephi 9 wordt genoemd:

‘O, de zelfingenomenheid en de zwakheden en de dwaasheid der mensen! Wanneer zij geleerd zijn, menen zij wijs te zijn en luisteren zij niet naar de raad Gods, want zij schuiven die opzij in de veronderstelling het zelf wel te weten; daarom is hun wijsheid dwaasheid en hun van geen nut. En zij zullen verloren gaan.

‘Maar geleerd zijn is goed indien zij naar de raadgevingen Gods luisteren.’7

We hebben de moed nodig om vast te houden aan onze normen, hoe de wereld ons ook bespot. President J. Reuben Clark jr., die vele jaren lid van het Eerste Presidium was, heeft gezegd: ‘Er zijn gevallen bekend van mensen (…) van wie verondersteld werd dat ze geloof hadden, die vonden dat ze bepaalde aspecten van hun geloof maar beter konden aanpassen of afzwakken, of voorgeven zich ervan te distantiëren, om de spot van hun ongelovige collega’s te ontlopen. Dat zijn huichelaars.’8

Dat doet denken aan de krachtige uitspraken in 2 Timoteüs in het Nieuwe Testament, in hoofdstuk 1, de verzen 7 en 8:

‘Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid.

‘Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Here.’

Naast onze studie van geestelijke zaken, is het ook belangrijk wereldlijke kennis te verwerven. Vaak is de toekomst onbekend; daarom is het goed als wij ons voorbereiden op onzekerheden. Statistieken wijzen uit dat u ooit, vanwege de ziekte of het overlijden van uw man, of uit economische noodzaak, de rol van kostwinner op u zult moeten nemen. Sommigen van u hebben dat al gedaan. Ik spoor u aan om een opleiding te volgen, als u dat niet al doet of hebt gedaan, om u voor te bereiden op de eventuele noodzaak om de kost te verdienen.

Uw talenten zullen toenemen als u studeert en leert. U kunt uw kinderen dan beter helpen met hun huiswerk, en u zult gemoedsrust hebben door de wetenschap dat u zich hebt voorbereid op de noodgevallen die u in het leven kunt tegenkomen.

Ik herhaal: studeer ijverig.

Het tweede doel dat ik wil noemen, is: bid ernstig. De Heer heeft gezegd: ‘Bid altijd, en Ik zal mijn Geest op u uitstorten, en groot zal uw zegen zijn.’9

Er is misschien wel nooit een tijd geweest waarin de noodzaak om te bidden en onze kinderen te leren bidden groter was. Het gebed is een vesting tegen verleiding. Door ernstig en oprecht gebed kunnen we de benodigde zegeningen en steun ontvangen voor onze soms moeilijke en zware reis door het sterfelijk leven.

We kunnen onze kinderen en kleinkinderen in woord en daad leren hoe belangrijk het gebed is. Ik wil nu voorlezen wat een moeder mij geschreven heeft over het voorbeeld dat zij haar kinderen geeft in bidden, en de les die zij daaruit leren. ‘Geachte president Monson, soms vraag ik me af of ik wel invloed heb op het leven van mijn kinderen. Vooral omdat ik als alleenstaande moeder twee baantjes heb om de touwtjes aan elkaar te kunnen knopen, loopt thuis soms niet alles op rolletjes, maar ik geef de moed nooit op.’

Ze beschrijft verder hoe zij met haar kinderen naar de algemene conferentie aan het kijken was toen ik het over het gebed had. Haar zoon zei toen: ‘Mama, dat heb jij ons al geleerd.’ Ze vroeg: ‘Wat bedoel je?’ En haar zoon antwoordde: ‘Nou, je hebt ons leren bidden en hebt ons laten zien hoe dat moet. Maar toen ik laatst naar je kamer ging om iets te vragen, zag ik je op je knieën bidden tot je hemelse Vader. Als Hij belangrijk voor jou is, wordt Hij ook belangrijk voor mij.’ Ze besluit de brief met: ‘Ik denk dat je nooit te weten komt wat voor invloed je hebt totdat een kind je zelf ziet doen wat je geprobeerd hebt het te leren.’

Enkele jaren geleden besloot ik kort voor mijn vertrek naar de jaarlijkse vergaderingen van de Boy Scouts of America in Atlanta (Georgia) een stapeltje exemplaren van de New Era mee te nemen zodat ik die prima publicatie kon uitdelen aan scoutingfunctionarissen. Toen ik in Atlanta in het hotel arriveerde, maakte ik het pakje tijdschriften open. Ik merkte dat mijn secretaresse om onverklaarbare redenen twee extra exemplaren van de juni-uitgave had meegegeven, een uitgave die over het tempelhuwelijk ging. Ik liet de twee extra exemplaren in mijn hotelkamer en verdeelde de rest zoals gepland.

Op de laatste dag van de vergaderingen voelde ik er niet veel voor om de geplande lunch bij te wonen. Ik voelde de aandrang om terug te gaan naar mijn kamer. De telefoon rinkelde toen ik binnenkwam. De beller was een lid van de kerk dat had gehoord dat ik in Atlanta was. Ze stelde zich voor en vroeg of ik haar dochtertje van tien een zegen wilde geven. Daar stemde ik graag in toe en ze zei dat ze meteen met haar man, dochter en zoon naar mijn hotelkamer zou komen. Tijdens het wachten bad ik om hulp. Het applaus van het congres maakte plaats voor de gemoedsrust die voortkomt uit het gebed.

Toen werd er op de deur geklopt en had ik de eer om een fijn gezin ontmoeten. De dochter van tien liep op krukken. Wegens kanker was haar been afgezet, maar haar gezicht straalde, haar vertrouwen in God was niet aan het wankelen gebracht. Ik gaf de zegen. Moeder en zoon knielden bij het bed terwijl de vader en ik het kleine meisje de handen oplegden. We werden door de Geest Gods geleid. We ondervonden ootmoedig zijn kracht.

Ik voelde de tranen over mijn wangen lopen en op mijn handen vallen, die op het hoofd van dat prachtige kind van God rustten. Ik sprak over eeuwige verordeningen en verhoging voor het gezin. De Heer inspireerde mij om er bij het gezin op aan te dringen naar Gods heilige tempel te gaan. Na de zegen vertelden ze dat ze inderdaad al een tempelbezoek aan het plannen waren. Ze stelden vragen over de tempel. Ik hoorde geen stem uit de hemel en kreeg geen visioen. Maar in gedachten hoorde ik duidelijk de woorden: ‘Verwijs naar de New Era.’ Ik keek naar de ladekast met daarop de twee extra exemplaren van de tempeluitgave van de New Era. Ik gaf er een aan de dochter en de andere aan haar ouders. We namen het tijdschrift samen door.

Het gezin nam afscheid en het was weer stil in de kamer. Het was niet moeilijk om een dankgebed te formuleren en ik had een hernieuwd voornemen om altijd tijd te maken voor het gebed.

Lieve zusters, bid niet om taken waar u tegen opgewassen bent, maar om de capaciteiten waarmee u tegen uw taken opgewassen bent. Dan is de uitvoering van uw taken geen wonder, maar bent ú het wonder.

Bid ernstig.

En tot slot: dien bereidwillig. U bent een grote kracht ten goede, een van de sterkste in de hele wereld. Uw invloed strekt zich veel verder uit dan tot uzelf en uw gezin — u beïnvloedt ook nog andere mensen, over de hele wereld. U hebt uw broeders en zusters de helpende hand toegestoken — aan de overkant van de straat, aan de andere kant van de stad, in alle werelddelen en over alle oceanen. U bent de verpersoonlijking van het ZHV-motto: ‘De liefde vergaat nimmermeer.’

Uiteraard zijn er overal om u heen kansen om te dienen. Er zijn ongetwijfeld tijden dat u daartoe zoveel kansen ziet, dat het enigszins overweldigend is. Waar begint u? Hoe moet u het allemaal doen? Hoe kiest u uit alle noden die u ziet en bepaalt u waar en hoe u zich dienstbaar maakt?

Vaak zijn er niet meer dan kleine goede daden nodig om iemand anders op te beuren en tot zegen te zijn: vragen naar iemands familie; een bemoedigend woord; een oprecht compliment; een kort bedankbriefje; een kort telefoontje. Als we opmerkzaam zijn en ingaan op de ingevingen die we krijgen, kunnen we veel goeddoen. Soms is er uiteraard meer nodig.

Ik hoorde onlangs van liefdevolle hulp die een moeder kreeg toen haar kinderen nog erg klein waren. Ze was geregeld midden in de nacht op om voor haar kleintjes te zorgen, zoals gebruikelijk is voor een moeder. Haar vriendin en overbuurvrouw kwam de volgende dag vaak langs en zei dan: ‘Ik zag midden in de nacht het licht aan en wist dat je op was met de kinderen. Ik neem ze wel een paar uurtjes mee naar mijn huis, dan kun jij een dutje doen.’ De dankbare moeder zei daarover: ‘Ik was zo dankbaar voor haar welkome aanbod dat ik pas toen dit heel vaak was voorgekomen besefte dat als ze midden in de nacht mijn licht aan had gezien, ze zelf ook met een van haar kinderen op was en net zo hard een dutje nodig had als ik. Ze leerde me een grote les en ik heb sindsdien geprobeerd net zo opmerkzaam te zijn als zij en te letten op kansen om anderen te dienen.’

Het grote leger ZHV-huisbezoeksters doet talloze goede daden. Enkele jaren geleden hoorde ik over twee van hen die een rouwende weduwe, Angela, de kleindochter van een nicht van mij, hielpen. Angela’s echtgenoot was met een vriend gaan sneeuwscooteren en was in een sneeuwverschuiving terechtgekomen. Ze lieten allebei een zwangere vrouw achter. In Angela’s geval ging het om hun eerste kind en de andere vrouw verwachtte niet alleen een kind, maar had bovendien al een peuter. Bij de begrafenis van Angela’s echtgenoot vertelde de bisschop dat hij na het horen van het nieuws over het tragische ongeluk meteen naar Angela’s huis was gegaan. Hij was er nauwelijks toen de deurbel ging. Toen de deur openging, stonden Angela’s huisbezoeksters daar. De bisschop zei dat hij toekeek terwijl zij Angela hun liefde en mededogen betuigden. De drie vrouwen huilden samen en het was duidelijk dat deze twee fijne huisbezoeksters veel om Angela gaven. Zoals misschien alleen vrouwen kunnen, gaven zij ongevraagd en vriendelijk aan wat ze precies voor haar zouden doen. Dat ze klaar voor haar zouden staan zolang Angela hen nodig had, was duidelijk. De bisschop betuigde zijn grote dankbaarheid voor de wetenschap dat Angela in de tijd die voor haar lag in hen een ware bron van troost zou hebben.

De fijne huisbezoeksters van deze kerk doen dergelijke daden uit liefde en mededogen telkens en telkens weer. Niet altijd in dergelijke dramatische omstandigheden, maar dat doet er niets aan af.

Ik prijs u die met liefdevolle zorg en barmhartigheid de hongerigen voeden, de naakten kleden en de daklozen onderdak bieden. Hij die zelfs de val van een mus opmerkt, ziet het beslist ook als wij ons op die manier dienstbaar maken. Het verlangen om op te beuren, de bereidwilligheid om te helpen en te geven, komen uit een liefdevol hart. Dien bereidwillig.

Onze geliefde profeet, president Gordon B. Hinckley, heeft over u gezegd: ‘God heeft in de vrouw iets goddelijks geplaatst dat tot uitdrukking komt in stille kracht, beschaafdheid, vrede, goedheid, deugdzaamheid, waarheid en liefde.’10

Geliefde zusters, moge onze hemelse Vader ieder van u zegenen, of u nu gehuwd bent of er alleen voor staat, thuis, in uw gezin, in uw leven — opdat u de heerlijke begroeting van de Heiland van de wereld mag verdienen: ‘Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf.’11 Dat is mijn gebed en zegen voor u en voor de lieve vrouw van James E. Faust, zijn geliefde Ruth, die hier vanavond met haar dochters en kleindochters op de eerste rij zit, en ik doe dat in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie ‘Nobody Knows What a Boy Is Worth’. In: Best-Loved Poems of the LDS People, Jack M. Lyon en anderen (red., 1996), p. 19.

  2. ‘The Hand That Rocks the Cradle Is the Hand That Rules the World’. In: The World’s Best-Loved Poems, verzameld door James Gilchrist Lawson (1955), p. 242.

  3. The Teachings of Lorenzo Snow, Clyde J. Williams (red., 1984), p. 143.

  4. LV 88:118.

  5. Johannes 5:39.

  6. American Academy of Pediatrics, ‘Television and the Family’, 1, www.aap.org/family/tv1.htm.

  7. 2 Nephi 9:28–29.

  8. ‘De uitgezette koers voor het kerkelijk onderwijs’ (toespraak aan leidinggevenden van het seminarie en het instituut voor godsdienstonderwijs tijdens de zomercursus op 8 augustus 1938 in Aspen Grove). In: James R. Clark, samensteller, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, zes delen (1965–1975), deel 6, p. 52.

  9. LV 19:38.

  10. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), p. 387.

  11. Matteüs 25:21.

Afdrukken