2007
Gevoed worden door het goede woord Gods
November 2007


Gevoed worden door het goede woord Gods

Het is van essentieel belang dat we ons bij het onderwijs concentreren op de leerstellingen, beginselen en toepassingen waarop in de Schriften en de woorden van de hedendaagse profeten nadruk wordt gelegd.

Afbeelding

Toen ik nog een jongeman was, verzorgde ik samen met mijn vader en broers het vee en de paarden op onze boerderij in het zuiden van Utah en het noorden van Arizona. We leerden van onze vader dat we een paard gemakkelijk konden vangen om erop te rijden door een handjevol graan in een emmer te doen en er een paar tellen mee te schudden. Het maakte niet uit of de paarden binnen een omheining of ergens op een groot veld stonden, ze snelden naar het graan. Vervolgens konden we ze voorzichtig een hoofdstel aandoen terwijl ze aan het eten waren. Ik was steeds weer verbaasd dat deze simpele aanpak zo doeltreffend was.

Soms hadden we geen zin om het graan uit de voorraad te halen en stopten we wat aarde in de emmer en schudden die heen en weer. Zo probeerden we de paarden te lokken met het idee dat ze graan te eten kregen. Als ze erachter kwamen dat ze te grazen waren genomen, bleven sommige paarden staan, maar andere gingen er vandoor en waren bijna niet meer te vangen. Vaak duurde het wel enkele dagen voordat wij hun vertrouwen terug hadden gewonnen. We kwamen erachter dat als we de tijd namen om onze paarden steeds graan te geven, ze veel meegaander werden en ook beter gevoed en sterker werden.

Ook al zijn er vele jaren verstreken sinds die dagen op de boerderij, de ervaring die ik zojuist heb beschreven heeft me geholpen bij het nadenken over de volgende vragen: Wat kunnen wij als leerkrachten en leidinggevenden in de kerk doen om te zorgen voor meer leerstellig en geestelijk voedsel voor degenen die we dienen?

Ouderling Jeffrey R. Holland heeft gezegd: ‘De meeste mensen komen niet alleen maar naar de kerk om een paar nieuwe evangeliefeiten te leren of om oude vrienden te ontmoeten, hoewel dat allemaal belangrijk is. Ze komen voor een geestelijke ervaring. Ze willen vrede. Ze hebben behoefte aan versterkt geloof en hernieuwde hoop. Kortom, ze willen door het goede woord Gods worden gevoed, en gesterkt door de machten des hemels. Wie van ons geroepen is om te spreken, te onderrichten of te leiden heeft de verplichting daarin te voorzien, zo goed als we kunnen.’1

De Heiland en zijn dienstknechten hebben ons niet alleen geleerd hoe belangrijk het is om anderen ‘door het goede woord Gods’ (Moroni 6:4) te voeden, ze hebben ons ook geïnspireerde richtlijnen gegeven over de beste manier van onderwijzen en leiding geven. Afdeling vijftig van de Leer en Verbonden is een van de vele bronnen met waardevolle instructies op dat gebied. Nadat de Heiland de moeilijkheden onderkende die zich voordeden in de eerste gemeenten van de kerk, leerde Hij een groep leiders hoe zij de problemen konden oplossen waarmee ze te maken hadden. Hij begon zijn onderricht met het stellen van een wezenlijke vraag: ‘Daarom stel Ik, de Heer, u deze vraag: Waartoe zijt gij geordend?’ (LV 50:13). Het bekende antwoord van de Heer volgt in vers veertien: ‘Om mijn evangelie te prediken door de Geest, namelijk de Trooster, die uitgezonden is om in de waarheid te onderwijzen.’

De oplossingen voor de problemen waarmee de heiligen in 1831 kampten, zijn ook van toepassing op de uitdagingen waar wij nu voor staan — wij moeten in het evangelie van Jezus Christus onderwijzen door de macht van de Heilige Geest.

Afdeling vijftig bevat enkele essentiële sleutels voor het voeden van degenen die we onderwijzen en leiden. De eerste sleutel vinden we in de aansporing van de Heiland om ‘mijn evangelie te prediken’ (LV 50:14; cursivering toegevoegd). In de Schriften staat duidelijk dat het evangelie dat we dienen te verkondigen niet de ‘wijsheid der wereld’ is (Mosiah 24:7), maar de ‘leer van Christus’ (2 Nephi 31:21). Hoewel het evangelie van Jezus Christus alle waarheid omvat, zijn niet alle waarheden van evenveel waarde.2 De Heiland heeft duidelijk onderwezen dat zijn evangelie op de eerste plaats zijn zoenoffer is. Zijn evangelie is ook een uitnodiging om de zegeningen van de verzoening te ontvangen door geloof in Christus, bekering, doop, het ontvangen van de Heilige Geest en trouw volharden tot het einde.3

Net zoals ik als jongeman heb geleerd dat graan aantrekkelijker was voor onze paarden dan een emmer aarde, heb ik ook geleerd dat graan voedzamer was dan hooi, hooi voedzamer dan stro en dat je een paard te eten kon geven zonder het te voeden. Als leerkrachten en leidinggevenden is het van essentieel belang dat we degenen die we onderwijzen en leiden, voeden met de leerstellingen, beginselen en toepassingen waarop in de Schriften en de woorden van onze hedendaagse profeten nadruk wordt gelegd, in plaats van kostbare tijd te verspillen aan onderwerpen en bronnen die minder belangrijk zijn.

Als leerkracht heb ik geleerd dat een klassikale bespreking over de verzoening van Jezus Christus veel meer waarde heeft dan het bespreken van onderwerpen zoals de precieze ligging van de oude stad Zarahemla op de landkaart van nu. Als leidinggevende heb ik geleerd dat leidersvergaderingen zinvoller zijn als we op de eerste plaats geloof in Christus en het versterken van gezinnen stimuleren, in plaats van alleen maar de activiteiten te coördineren.

De woorden van de Heer in afdeling 50 bevatten de volgende waarschuwing: indien wij ‘op een andere wijze’ onderwijzen dan de Heer heeft voorgeschreven, ‘is het niet van God’ (LV 50:18). De Heer gebiedt degenen die in de kerk dienen ‘geen andere dingen [te] zeggen dan hetgeen de profeten en apostelen geschreven hebben, en hetgeen hun door de Trooster geleerd wordt door het gelovige gebed’ (LV 52:9). Betekent het opvolgen van de aansporing van de Heiland om ‘mijn evangelie te prediken’ dan dat we ons in elke les of vergadering moeten beperken tot geloof en bekering?

President Henry B. Eyring antwoordde als volgt op een soortgelijke vraag: ‘Natuurlijk niet. Maar het betekent wel dat de leerkracht en de aanwezigen altijd het verlangen moeten hebben om de Geest van de Heer uit te nodigen om hun geloof te bevorderen, zich te willen bekeren en rein te worden.4

De tweede sleutel om te zorgen dat degenen die we onderwijzen en leiden ‘gevoed worden door het goede woord Gods’ (Moroni 6:4) is eveneens te vinden in de aansporing van de Heiland ‘om mijn evangelie te prediken door de Geest, namelijk de Trooster, die uitgezonden is om in de waarheid te onderwijzen’ (LV 50:14; cursivering toegevoegd). De woorden van de Heiland sporen ons niet alleen aan de leiding van de Geest te volgen bij onze voorbereiding en ons onderricht, Hij leert ons ook dat de Geest zelf de doeltreffendste leerkracht is in elke situatie.

President Joseph Fielding Smith heeft gezegd: ‘De Geest van God die tegen de geest van een mens spreekt, heeft de macht de waarheid doeltreffender en duidelijker over te brengen dan dat die waarheid kan worden overgebracht door persoonlijk contact, zelfs door hemelse wezens.’5

Enkele maanden geleden woonde ik een instructiebijeenkomst bij waarin diverse algemene autoriteiten spraken. Nadat hij iets had gezegd over de uitstekende instructies die waren gegeven, stelde ouderling David A. Bednar de volgende vraag: ‘Wat leren we dat niet is gezegd?’ Hij legde daarna uit dat naast het ontvangen van de raad van degenen die hadden gesproken of nog zouden spreken, we ook goed moesten luisteren naar de onuitgesproken indrukken van de Heilige Geest en daar aantekeningen van moesten maken.

De volgende uitspraak van onze geliefde profeet, president Gordon B. Hinckley, geeft ons nog meer goede raad voor het onderwijzen door de Geest: ‘We moeten (…) ervoor zorgen dat onze leerkrachten uit hun hart spreken in plaats van uit hun boeken, zodat zij uiting kunnen geven aan hun liefde voor de Heer en zijn waardevolle werk. Dan zal de vlam ook in het hart van de leerlingen gaan branden.’6

De woorden van de Heer in afdeling 50 van de Leer en Verbonden verschaffen ook een geïnspireerde norm waaraan een ieder van ons de effectiviteit van ons onderwijs, onze leiding en ons leren kan toetsen. In vers 22 lezen we: ‘Daarom begrijpen hij die predikt en hij die ontvangt elkaar en beiden worden opgebouwd en verblijden zich tezamen.’

Mijn geliefde broeders en zusters, ik bid met heel mijn hart dat een ieder van ons zich uitermate zal inspannen om degenen die we onderwijzen en leiden, te voeden door ze te versterken met het brood des levens en het levende water van het herstelde evangelie. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. ‘Van God gekomen (…) als leraar’, Liahona, juli 1998, p. 29.

  2. Zie Ezra Taft Benson, ‘A New Witness for Christ’, Ensign, november 1984, p. 6.

  3. Zie LV 33:11–12; 39:6; 76:40–42; 3 Nephi 27:13–22.

  4. ‘Een priesterschapsquorum’, Liahona, november 2006, pp. 43–44.

  5. Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen (1954–1956) deel 1, pp. 47–48.

  6. Teachings of Gordon B. Hinckley (1997), pp. 619–620.

Afdrukken