Samen alles doorstaan
De wijk is er om te voorzien in de behoeften van hen die zelfs de moeilijkste en hartverscheurendste beproevingen doormaken.
Enkele jaren geleden schreef een humorcolumnist voor een plaatselijke krant over een serieus en diepzinnig onderwerp. Ik citeer uit zijn artikel: ‘Als je een kerkgaande mormoon in Utah bent, houdt dat in dat je zo nauw met je medewijkleden omgaat dat er niet veel gebeurt waarvan de hele wijk niet binnen maximaal vijf minuten op de hoogte is.’
Hij schrijft verder: ‘Een dergelijke nauwe omgang kan erg indringend zijn. (…) Maar het is toevallig ook een van onze sterkste punten.’
Hij schrijft vervolgens: ‘Dinsdag zag ik op mijn werk het middagjournaal op televisie. Er was bij een verkeersongeluk een bestelwagen compleet vernield. Een jonge moeder en twee kleine kinderen waren per helikopter en per ziekenwagen naar de eerste hulp gebracht. (…) Uren later hoorde ik dat de wagen toebehoorde aan het jonge echtpaar dat in Herriman tegenover mij woonde — Eric en Jeana Quigley.
‘Ik zie de Quigleys niet alleen in de kerk, maar (…) we hadden de avond voor het ongeluk samen met hen gegeten op een buurtfeest. Onze kleinkinderen hadden met hun dochters, Bianca en Miranda gespeeld. (…)
‘De veertien maanden oude Miranda had ernstige verwondingen aan het hoofd opgelopen en overleed drie dagen later in het Primary Children’s Hospital.
‘En nu komt er wat we aan al die nieuwsgierigheid (…) hebben. Hoewel dit ongeluk kilometers bij hun huis vandaan gebeurde, was het letterlijk nét gebeurd toen iemand van onze wijk al met zijn auto ter plekke was en het wrak doorzocht. De rest van de wijk wist ervan voordat de politie en de ziekenwagens arriveerden.
‘Er gingen wijkleden naar alle drie de ziekenhuizen, ze belden Eric op zijn werk, en ze stelden werkploegen in. Mensen die niet meteen ergens mee konden helpen, stonden te springen om zich op een andere manier verdienstelijk te maken.
‘Binnen 48 uur was het gazon van de Quigleys gemaaid, het huis schoongemaakt, de was gedaan, de koelkast gevuld, de kinderen gevoed en was er bij de plaatselijke bank een rekening geopend waar geld op kon worden gestort. Als ze een hond hadden gehad, zouden we die nog in bad hebben gedaan.’
De auteur besluit met deze inzichtelijke opmerking: ‘Er is een positieve kant aan de groepsmicroscoop waaronder mijn wijk leeft (…): wat enkelen overkomt, overkomt ons allemaal.’ (‘Well-Being of Others Is Our Business’, The Salt Lake Tribune, 30 juli 2005, p. C1.)
Het medeleven en de diensten die zorgzame wijkleden betoonden als gevolg van dit tragische ongeluk, zijn niet uniek. In het Boek van Mormon legde de profeet Alma het volgende uit aan nieuwe volgelingen van Christus: ‘[Gij zijt] verlangend […] tot de kudde Gods toe te treden en zijn volk te worden genoemd en gewillig […] elkaars lasten te dragen, opdat zij licht zullen zijn; ja, en gewillig […] te treuren met hen die treuren; ja, en hen te vertroosten die vertroosting nodig hebben.’ Daarom, legde Alma uit, waren zij klaar voor de doop (zie Mosiah 18:8–9). Deze tekst legt de basis voor de meest mededogende manier van zorg en bediening.
De wijk is er om te voorzien in de behoeften van hen die zelfs de moeilijkste en hartverscheurendste beproevingen doormaken. De bisschop, die vaak als de ‘vader’ van de wijk wordt gezien, is er om raad te geven en hulpbronnen aan te spreken. Maar er zijn ook nog Melchizedekse en Aäronische-priesterschapsleiders, het ZHV-presidium, huisonderwijzers, huisbezoeksters en de andere wijkleden — altijd de wijkleden. Ze zijn er allemaal om troost en medeleven toe te dienen in tijden van nood.
In mijn eigen omgeving hebben we ons deel aan hartverscheurende drama’s meegemaakt. In oktober 1998 overleed de negentienjarige Zac Newton, die slechts drie huizen verderop woonde, aan de gevolgen van een tragisch auto-ongeluk.
Nog geen twee jaar later, in juli, kwam de negentienjarige Andrea Richards, die recht tegenover de Newtons woonde, om bij een auto-ongeluk.
Op een zaterdagmiddag in juli 2006 lieten Travis Bastian, een teruggekeerde zendeling van 28 jaar, en zijn vijftienjarige zus, Desiree, die schuin tegenover ons woonden, het leven bij een verschrikkelijk auto-ongeluk.
Een maand later, in augustus 2006, vond Eric Gold, die 32 jaar was en in het huis naast ons opgegroeid was, voortijdig de dood. En andere mensen in de buurt hebben in stilte hartverscheurende dingen meegemaakt waar alleen zijzelf en God van afweten.
Na het verlies van die vijf jonge mensen zou je kunnen aannemen dat dit een ongebruikelijk aantal beproevingen is voor zo’n kleine buurt. Maar ik denk graag dat het aantal alleen maar zo hoog lijkt omdat de leden van een hechte, zorgzame wijk het weten wanneer er een dringende behoefte is. En het is een wijk met leden die gehoor geven aan de aansporing van Alma en de Heiland — leden die zorgzaam en liefdevol zijn en elkaars lasten dragen, leden die bereid zijn te rouwen met hen die rouwen, leden die bereid zijn om hen te troosten die vertroosting nodig hebben, leden die alles samen doorstaan.
Bij elk van die voorvallen zagen we een inspirerende uitstorting van liefde, dienstbetoon en medeleven. Bisschoppen kwamen langs, huisonderwijzers en huisbezoeksters kwamen in actie, en quorums van Melchizedekse en Aäronische priesterschap en de ZHV zorgden ervoor dat er in geestelijke en materiële behoeften werd voorzien. Er werden koelkasten gevuld, huizen schoongemaakt, gazons gemaaid, heggen gesnoeid, omheiningen geschilderd, zegens gegeven, en er werden zachte schouders ter beschikking gesteld om op uit te huilen. De leden waren overal.
In elk van die gevallen zeiden de gezinsleden die een dierbare hadden verloren achteraf dat hun geloof versterkt was, hun liefde voor de Heiland en hun dankbaarheid voor de verzoening vergroot, en dat zij erg dankbaar waren voor een organisatie die inspeelt op de grootste emotionele en geestelijke noden van haar leden. Deze gezinnen zeggen nu dat zij door hun tegenspoed de Heer hebben leren kennen. Ze vertellen dat ze door hun verdriet ook veel fijne dingen hebben meegemaakt. Ze getuigen dat er uit verdriet zegeningen kunnen voortkomen. Zij loven de Heer en willen met de woorden van Job zeggen: ‘De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd’ (Job 1:21).
Door als wijkleden de lasten van anderen te dragen, hebben we deze lessen geleerd:
-
De organisatie van de Heer is volledig in staat om te weten wie de grootste emotionele en geestelijke behoeften hebben, en voor hen te zorgen.
-
Door tegenspoed kunnen we dichter tot God komen en opnieuw meer waardering krijgen voor het gebed en de verzoening, die pijn, verdriet en lijden in al hun verschijningsvormen omvat.
-
Leden die een tragische gebeurtenis meemaken, ondervinden vaak een toename in liefde, mededogen en begrip. Zij zijn vaak zowel de eersten als de laatsten die anderen troost en medeleven betonen, en de meest effectieve.
-
Net als in een familie, komen de leden van een wijk dichter tot elkaar als ze samen iets doorstaan — wat één van hen overkomt, overkomt hen allen.
-
En, misschien wel als belangrijkste: we kunnen allemaal liefdevoller en zorgzamer worden omdat we allemaal onze eigen beproevingen en ervaringen hebben om mee te vergelijken. Samen kunnen we het doorstaan.
Ik verheug mij dat ik tot zo’n liefdevolle en zorgzame organisatie behoor. Niemand weet beter hoe hij andermans lasten moet dragen, met de treurenden moet treuren en hen moet troosten die vertroosting nodig hebben. Ik noem dat alles ‘samen doorstaan’. Wat één van ons overkomt, overkomt ons allen. Wij doorstaan het samen.
Mogen wij een werktuig zijn om de last van anderen te verlichten, dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.