2007
Na alles wat wij kunnen doen
November 2007


Na alles wat wij kunnen doen

Wij, de leden van de Kerk van Jezus Christus, hebben ervoor gekozen om geen gewone mensen te zijn.

Afbeelding

Ik heb gehoord dat er nog nooit iemand is doodgegaan aan spreken op een algemene conferentie. Als dat vandaag wél het geval is, bied ik mijn oprechte excuses aan.

Als dienstplichtig militair in Argentinië las ik eens een boek van een schrijver wiens naam ik ben vergeten. Hij schreef: ‘Ik kies ervoor om geen gewoon mens te zijn; ik heb het recht om uitzonderlijk te zijn, als mij dat lukt.’

Een uitzonderlijk iemand zijn betekent succesvol, uniek en voortreffelijk zijn.

Die zin is me sinds die tijd in mijn gedachten en hart bijgebleven. Ik had en heb het gevoel dat we als leden van de Kerk van Jezus Christus hebben gekozen om geen gewone mensen te zijn. Door die laatste woorden, ‘als mij dat lukt’, besefte ik dat het niet genoeg is om voor de vorm gedoopt en bevestigd te worden, maar dat we de verplichtingen moeten nakomen die we jegens de Heer zijn aangegaan op die gedenkwaardige dag.

Lehi onderwees zijn zoon Jacob met de woorden: ‘Daarom zijn de mensen vrij naar het vlees; en worden hun alle dingen gegeven die voor de mens noodzakelijk zijn. En zij zijn vrij om vrijheid en eeuwig leven te kiezen door de grote Middelaar van alle mensen, of om gevangenschap en dood te kiezen, naar de gevangenschap en macht van de duivel; want hij streeft ernaar dat alle mensen ongelukkig zullen zijn, net als hijzelf’ (2 Nephi 2:27).

Ongetwijfeld zijn vrijheid en eeuwig leven ons doel. We huiveren alleen al bij de gedachte om te sterven en een gevangene te zijn van de duivel.

Nephi leerde ons duidelijk wat we moeten doen. Hij zei: ‘(…) want wij weten dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered’ (2 Nephi 25:23).

Ik geloof dat we er bij ‘alles wat wij kunnen doen’ eerst aan moeten denken ons te bekeren van onze zonden. We zullen ons goddelijk potentieel nooit bereiken als we in onze zonden blijven.

Ik heb fijne herinneringen aan de dag van mijn doop, toen ik acht jaar was. Ik werd gedoopt in de gemeente Liniers, in het eerste kerkgebouw van de kerk in Zuid-Amerika. Na mijn doop ging ik terug naar huis, samen met mijn familie, en onderweg begon mijn oudste broer met mij te stoeien, wat hij wel vaker deed. Ik riep uit: ‘Raak me niet aan, ik mag niet zondigen!’ Na enige dagen kwam ik erachter dat het onmogelijk was om mijn hele verdere leven geen zonde meer te begaan.

Het is moeilijk om het lijden te verdragen dat op ons pad komt, maar de echte kwelling in ons leven is het lijden dat we onszelf aandoen als gevolg van onze eigen tekortkomingen en zonden.

Er is maar één manier om ons van dit lijden te verlossen. Dat middel is oprechte bekering. Ik heb geleerd dat als ik tot de Heer kom met een gebroken hart en een verslagen geest, met goddelijk berouw over mijn zonden, en mij nederig van mijn fouten bekeer, Hij door zijn wonderbare zoenoffer die zonden kan uitwissen en ze niet meer zal gedenken.

De Argentijnse dichter José Hernández schreef in zijn beroemde boek Martín Fierro het volgende:

De mens verliest veel

wat hij later toch weer vindt.

Ik moet je echter iets zeggen

wat je nooit meer mag vergeten.

Als de schaamte eenmaal zoek is

komt die nooit meer terug.

(La Vuelta de Martín Fierro, deel 2 van Martín Fierro [1879], gezang 32; tweetalige uitgave, vert. C. E. Ward [1967], p. 493)

Als we geen droefheid naar Gods wil ervaren als gevolg van onze zonden of onrechtvaardige daden, zijn we niet meer op weg om ‘voortreffelijk’ te worden.

Nog een belangrijk aspect bij ‘alles wat wij kunnen doen’ is het zoeken naar en ontwikkelen van de mogelijkheden die het leven volgens het evangelie ons voortdurend biedt, en te erkennen dat alles wat we hebben van de Heer komt. Hij is verantwoordelijk voor al het goede in ons leven.

Het is onze permanente verantwoordelijkheid om ‘alles wat wij kunnen doen’ ook toe te passen om andere mensen over het evangelie van geluk te vertellen.

Enige tijd geleden ontving ik een brief van broeder Rafael Pérez Cisneros uit Galicië (Spanje), met zijn bekeringsverhaal. In zijn brief staat onder andere:

‘Ik had geen idee wat de zin van het leven was of wat het gezin echt betekent. Toen ik uiteindelijk de zendelingen binnenliet, zei ik tegen hen: “Vertel me jullie boodschap, maar ik waarschuw je dat niets mij ertoe kan brengen van godsdienst te veranderen.” Bij deze eerste gelegenheid luisterden mijn kinderen en mijn vrouw aandachtig. Ik voelde me afgezonderd van de groep. Ik werd bang en ging zonder na te denken naar mijn slaapkamer. Ik deed de deur dicht en begon vanuit het diepst van mijn ziel te bidden zoals ik nog nooit had gebeden: “Vader, als het waar is dat deze jonge mannen uw discipelen zijn en ons komen helpen, wilt u mij dat dan laten weten.” Op datzelfde moment begon ik te huilen als een klein kind. Mijn tranen bleven stromen en ik voelde een vreugde die ik nog nooit eerder had gevoeld. Ik was omringd door een sfeer van vreugde en geluk die doordrong tot in mijn ziel. Ik begreep dat God mijn gebed had verhoord.

‘Mijn hele gezin werd gedoopt en we zijn gezegend dat we in de Zwitserse tempel zijn verzegeld, waardoor ik de gelukkigste mens ter wereld ben.’

Dit verhaal kan ons motiveren om ‘alles wat wij kunnen doen’ toe te passen om anderen te laten delen in de vreugde die voorkomt uit het naleven van het evangelie van geluk.

Het laatste aspect dat ik wil noemen is dat we ‘alles wat wij kunnen doen’ tot het einde van onze proeftijd moeten doen. We hebben daar zeker levende voorbeelden van, zoals president Gordon B. Hinckley en vele andere mannen en vrouwen, die trouw blijven dienen op een leeftijd die anderen wellicht als lastig beschouwen.

Toen ik werkzaam was als president van het zendingsgebied Bilbao (Spanje), was ik onder de indruk van de kwaliteit van de leden en zendelingen die ik ontmoette, die het werk voortstuwden met veel kundigheid en liefde, net als veel trouwe leden van de kerk in andere delen van de wereld. Voor hen allemaal wil ik graag mijn oprechte respect en bewondering uitspreken.

De Heer heeft gezegd dat Hij ‘er behagen in [schept] hen te eren die Mij in gerechtigheid en waarheid dienen tot het einde.

‘Groot zal hun loon zijn en eeuwig hun heerlijkheid’ (LV 76:5–6).

Mogen ons altijd in onze gedachten en in ons hart de woorden van Nephi bijblijven:

‘Ontwaak, mijn ziel! Kwijn niet langer weg in zonde.

‘(…) mijn ziel zal zich verblijden in U, mijn God, en de Rots mijner redding’ (2 Nephi 4:28, 30).

Ik bid nederig dat de Heer ons zal zegenen zodat wij alles zullen doen wat wij kunnen op deze ‘uitzonderlijke’ weg die we hebben gekozen, waarvan ik getuig dat die waar is. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Afdrukken