De steen die van de berg is losgeraakt
De Heer komt zijn belofte na dat zijn evangelie als een steen zou zijn die zonder toedoen van mensenhanden van de berg losraakte.
Broeders en zusters, we hebben te maken met een interessant fenomeen. Een solist kan hetzelfde lied blijven zingen. Een orkest kan dezelfde muziek blijven spelen. Maar van een spreker wordt verwacht dat hij iedere keer met een nieuwe toespraak komt. Vanmorgen breek ik met die traditie en herhaal ik in zekere mate wat ik op een eerdere gelegenheid heb gezegd.
De kerk is een grote familie geworden die verspreid over de aarde woont. Er zijn nu ruim dertien miljoen leden in 176 naties en territoriums. Er voltrekt zich een wonderbaar werk en een wonder. De Heer komt zijn belofte na dat zijn evangelie als een steen zou zijn die zonder toedoen van mensenhanden van de berg losraakte en voortrolde om de hele aarde te vullen, zoals Daniël in een visioen had gezien (zie Daniël 2:31–45; LV 65:2). Voor onze ogen vindt een groot wonder plaats.
Ik neem u 184 jaar mee terug in de tijd naar het jaar 1823. Het was september, de nacht van 21 op 22 september om precies te zijn.
De jonge Joseph Smith ging voor hij ging slapen in gebed. Hij vroeg de Heer om vergeving voor zijn lichtzinnigheid. Toen gebeurde er een wonder. Hij zegt:
‘Terwijl ik aldus doende was God aan te roepen, bemerkte ik een licht dat in mijn kamer verscheen en steeds helderder werd, totdat de kamer lichter was dan op het middaguur, waarna er onmiddellijk een persoon naast mijn bed verscheen (…).
‘Hij noemde mij bij mijn naam en zei mij dat hij een afgezant was, uit Gods tegenwoordigheid (…) gezonden, en dat zijn naam Moroni was; dat God een werk voor mij had, en dat mijn naam zowel ten goede als ten kwade onder alle natiën, geslachten en talen bekend zou worden; met andere woorden: onder alle volken zou er zowel goed als kwaad over worden gesproken’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:30, 33).
De jongen moet sprakeloos zijn geweest. In de ogen van vrienden en kennissen was hij een eenvoudige, ongeletterde boerenzoon. Hij was niet rijk. Maar dat gold vrijwel voor iedereen in zijn omgeving. Zijn ouders waren het harde boerenbestaan gewoon. Zij woonden in een streek die weinig aanzien had. Het waren doodgewone mensen die het hoofd boven water probeerden te houden.
En toch zei een engel van God dat Josephs ‘naam onder alle natiën, geslachten en talen zowel ten goede als ten kwade bekend zou zijn.’ Hoe kon dat? Die omschrijving betreft de hele wereld.
Kijken we 177 jaar terug naar de oprichting van de kerk dan verbazen we ons over wat er al tot stand is gebracht. Toen de kerk in 1830 werd gesticht, waren er maar zes leden, slechts een handvol gelovigen, woonachtig in een grotendeels onbekend dorp. We zijn nu de op vier of vijf na grootste kerk van Noord-Amerika, met kerken in elke grote stad. In elke staat van de Verenigde Staten zijn er ringen van Zion, eveneens in elke provincie van Canada, in elke staat van Mexico, in elke natie van Midden-Amerika en door heel Zuid-Amerika.
We hebben kerken op de Britse Eilanden en in heel Europa, waar duizenden door de jaren heen tot de kerk zijn toegetreden. Dit werk heeft de Baltische Staten bereikt, en in het zuiden Bulgarije, Albanië en andere landen in dat deel van de wereld. Het strekt zich uit over het grote Rusland. Het reikt tot in Mongolië en tot in de naties van Azië en vandaar tot in Oceanië, Australië en Nieuw-Zeeland, en tot in India en Indonesië. Het floreert in veel Afrikaanse landen.
Onze algemene conferenties worden per satelliet en andere communicatiemiddelen in 92 talen uitgezonden.
En dit is nog maar het begin. Dit werk zal blijven groeien en zich verder over de aarde verspreiden. Dat moet wel wil de belofte van Moroni aan Joseph in vervulling wil gaan.
Dit werk is uniek en geweldig. Het verschilt fundamenteel van elke andere godsdienstige leer die mij bekend is.
Toen Jezus op aarde was, verkondigde Hij: ‘Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt’ (Johannes 17:3).
Joseph had op veertienjarige leeftijd het glorieuze eerste visioen dat hemelsbreed verschilde van alle andere geboekstaafde visioenen van de mens. Nooit eerder waren God onze eeuwige Vader en zijn geliefde Zoon, de herrezen Heer, samen op aarde verschenen.
Toen Jezus Zich door Johannes in de Jordaan liet dopen, was de stem van God gehoord, maar niemand had Hem gezien. Op de berg der verheerlijking is ook de stem van God vernomen, maar nergens is opgetekend dat Hij daar ook is verschenen. Stefanus zag de Heer aan de rechterhand Gods, maar hij kreeg geen aanwijzingen van Hen.
Na zijn opstanding is Jezus aan de Nephieten op het westelijk halfrond verschenen. De stem van de Almachtige is tot drie keer toe gehoord om de herrezen Christus aan te kondigen, maar de Vader zelf is niet verschenen.
Het visioen in het jaar 1820 toen Joseph in het bos bad is met recht opmerkelijk, omdat de Vader én de Zoon aan hem zijn verschenen. Een van Hen sprak tot hem, hem bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17).
Er was nog nooit zoiets gebeurd. Je kunt je afvragen waarom het zo belangrijk was dat zowel de Vader als de Zoon verscheen. Ik denk dat dit kwam omdat Zij de bedeling van de volheid der tijden inluidden, de laatste en afrondende bedeling van het evangelie, waarin alle elementen uit alle voorgaande bedelingen verenigd zijn. Dit zou het laatste hoofdstuk zijn in de lange kroniek van de handelingen Gods met de mensen op aarde.
Na de dood van de Heiland raakte de kerk die Hij had gesticht in verval. De woorden van Jesaja waren in vervulling gegaan: ‘Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond verbroken’ (Jesaja 24:5).
Daar de mens wel besefte hoe belangrijk het was om de ware natuur van God te kennen, probeerden zij Hem uit alle macht te definiëren. Geleerde geestelijken vlogen elkaar in de haren. Toen Constantijn de Grote zich in de vierde eeuw tot het christendom bekeerde, riep hij geleerde mannen bijeen in de hoop dat zij tot een eensluidend antwoord konden komen omtrent de ware natuur van God. Het leverde niet meer dan een compromis tussen de verschillende gezichtspunten op. Het resultaat was de Geloofsbelijdenis van Nicea in 325 n.C. Deze en latere belijdenissen zijn sindsdien in de christelijke wereld de algemeen geldende leerstelling omtrent de natuur van de Godheid geworden.
Ik heb ze allemaal een paar keer gelezen. Ik begrijp ze niet. Ik denk dat anderen ze ook niet begrijpen. Ik weet zeker dat het de Heer bekend was dat velen er niets van begrepen. En daarom zijn in 1820 de Vader en de Zoon in dat weergaloze visioen verschenen aan de jonge Joseph. Zij spraken hoorbaar met hem en hij sprak tot Hen. Zij konden zien. Zij konden spreken. Ze konden horen. Ze waren er in persoon. Ze waren lijfelijk aanwezig. Het waren geen onwerkelijke wezens. Ze hadden een vleselijk lichaam. En uit die ervaring is ons unieke en correcte begrip van de natuur van de Godheid ontstaan.
Het is dan ook geen wonder dat Joseph, toen hij in 1842 de Geloofsartikelen opschreef, ten eerste verklaarde: ‘Wij geloven in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest’ (Geloofsartikelen 1:1).
Zoals bekend volgde er in de jaren daarna een onbetwistbare ‘wolk van getuigen’, om met de profetische woorden van Paulus te spreken (zie Hebreeën 12.1).
Eerst verscheen Moroni met de platen waarop de tekst van het Boek van Mormon stond. Wat een bijzonder en opmerkelijk gegeven. Josephs verhaal over de gouden platen was fantastisch. Het was haast ongelofelijk en gemakkelijk in twijfel te trekken. Zou hij het Boek van Mormon zelf hebben kunnen schrijven? Hier is het, broeders en zusters, iedereen kan het oppakken en lezen. Elke poging om een andere draai te geven aan de oorsprong ervan dan zijn uitleg is vruchteloos gebleken. Hij had weinig opleiding genoten; en toch heeft hij in korte tijd een vertaling geleverd die in boekvorm ruim 500 bladzijden beslaat.
Paulus verklaart dat ‘op de verklaring van twee getuigen of van drie zal iedere zaak vaststaan’ (2 Korintiërs 13:1).
De Bijbel was eeuwenlang de enige getuige geweest. Het is een kostbaar en schitterend boek. Maar nu was er een tweede getuige die de goddelijkheid van Christus verkondigde. Voor zover ik weet is het Boek van Mormon het enige boek ooit verschenen met een belofte, en wel dat wie het in alle eerlijkheid leest en er oprecht over bidt door de macht van de Heilige Geest te weten komt dat het waar is (zie Moroni 10:4).
Sinds de eerste druk in een landelijke drukkerij in Palmyra (New York) zijn er ruim 133 miljoen exemplaren van de pers gerold. Het is in 105 talen vertaald. Nog niet zo lang geleden is het aangemerkt als een van de twintig invloedrijkste boeken die ooit in Noord-Amerika zijn gepubliceerd.
Onlangs is een eerste editie voor 105.000 dollar verkocht. De goedkoopste paperback is echter net zo kostbaar voor wie zijn taal en boodschap liefheeft.
In al die jaren hebben critici geprobeerd het verdacht te maken. Zij hebben zich ertegen uitgesproken. Zij hebben het weggehoond. Maar het heeft hen allen overleefd, en zijn invloed is nu groter dan die ooit geweest is.
In deze reeks gebeurtenissen volgde de herstelling van het priesterschap, verleend door herrezen apostelen, die het droegen toen ze met de Heiland op aarde waren. Dat gebeurde in 1829, toen Joseph nog maar 23 was.
Na de herstelling van het priesterschap is de kerk op 6 april 1830 opgericht. Joseph was toen nog geen 25 jaar. Nogmaals, de organisatie is uniek en verschilt van het traditionele christendom. Zij is grotendeels een lekenkerk. Zij wordt gekenmerkt door vrijwilligerswerk. Haar groei en verbreiding is tot stand gekomen onder de bezielende leiding van duizenden getrouwe en bekwame mannen.
Ik verwonder mij over de fenomenale zaken die God heeft geopenbaard aan de profeet die Hij had geroepen toen hij nog jong en onbekend was. Het woordgebruik in deze openbaringen gaat zelfs het verstand van de geleerdste mensen te boven.
Geleerden die ons geloof niet aanhangen, die onze leerstellingen niet kunnen accepteren, staan versteld van de grote vlucht van dit werk, dat het hart raakt van mensen overal ter wereld. Dat hebben we allemaal te danken aan de profeet Joseph, de ziener en openbaarder, de apostel van de Heer, Jezus Christus, die was voorgeordend om in dit geslacht op te staan en een instrument in de handen van de Almachtige te zijn, tot herstelling van wat de Heiland had verkondigd toen Hij in Palestina rondging.
Aan u bevestig ik deze dag dat ik een stellig getuigenis heb van de roeping en werken van de profeet Joseph. Hij heeft zijn getuigenis met zijn bloed bezegeld tot martelaar voor de eeuwige waarheid. Ieder van u kan van hetzelfde getuigen. De naakte vraag waar u en ik niet om heen kunnen, is of we het eerste visioen, en alles wat daarop volgde, accepteren of niet. Deze kerk is alleen waar als het visioen echt heeft plaatsgevonden. Als het heeft plaatsgevonden, en ik getuig dat dat zo is, dan is het werk waaraan we ons verplicht hebben, het belangrijkste werk op aarde.
Ik geef u mijn getuigenis dat wat ik besproken heb waar is en smeek de hemelen u te zegenen. Moge de Heer de vensters des hemels openen en zegen op u uitstorten, zoals Hij beloofd heeft. Vergeet nooit dat dit zijn belofte was en dat Hij de macht en het vermogen heeft om die in vervulling te laten gaan. Dat bid ik nu ik u mijn liefde en mijn zegen geef in de heilige naam van onze Verlosser, namelijk de Heer Jezus Christus. Amen.