2007
‘Weid mijn schapen’
November 2007


‘Weid mijn schapen’

Als wij onze zusters maandelijks bezoeken, scheppen we banden van liefde, vriendschap en vertrouwen.

Afbeelding

Ik voel me nederig nu ik voor u sta om over de gevoelens van mijn hart te spreken. Ik ben een heel gewone vrouw, onbelangrijk volgens de normen van de wereld. Maar de Heer heeft mij in zijn grote goedheid altijd gezegend met unieke mogelijkheden en een waardevolle gave: een besef van de waarheid van het evangelie en van het werkelijke bestaan van Jezus Christus en zijn zoenoffer. Ik heb de inspirerende invloed van de Heilige Geest gevoeld sinds ik op veertienjarige leeftijd naar de zendelingen luisterde en het Boek van Mormon las. Mijn getuigenis brandt altijd in mijn hart en mijn getuigenis is onwrikbaar. Deze gave van geloof en getuigenis is een grote zegen voor mij.

Vandaag bevind ik me onder de beste en waardevolste vrouwen in de wereld en voel ik het gewicht van de grote verantwoordelijkheid die nu op mijn schouders rust. Ik heb veel gebeden en de Schriften bestudeerd en overwogen op zoek naar inspiratie om erachter te komen wat ik volgens de Heer vandaag het beste kon zeggen.

Als algemeen ZHV-presidium hebben we de geschiedenis en het doel van de zustershulpvereniging bestudeerd en overwogen — deze unieke organisatie die van Godswege door een profeet is opgericht om de vrouwen van de kerk te dienen en tot zegen te zijn. De organisatie vindt haar geïnspireerde oorsprong in het verlangen van het hart van de vrouwen in die tijd. Er kwamen twee duidelijke doelen naar voren: de armen helpen en zielen redden.1

Zuster Beck heeft gezegd dat de vrouwen van deze kerk op het gebied van hulpverlening het beste dienen te geven.

Laten we even stilstaan bij het beginsel in Johannes 21:15–17. De Heer vraagt Petrus: ‘Hebt gij Mij waarlijk lief?’ Petrus antwoordt: ‘Gij weet, dat ik U liefheb.’ Daarop zegt de Heer: ‘Weid mijn lammeren.’ De Heer vraagt voor de tweede keer: ‘Hebt gij Mij waarlijk lief?’ Petrus antwoordt opnieuw: ‘Ja Here, Gij weet, dat ik U liefheb.’ De Heer zegt tegen Petrus: ‘Hoed mijn schapen.’ De Heer vraagt voor de derde keer: ‘Hebt gij Mij lief?’ Petrus antwoordt: ‘Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb.’ Waarop Jezus zegt: ‘Weid mijn schapen.’

Als discipelen van Christus verklaren wij ook dat wij Hem liefhebben. Maar hoe moeten we zijn schapen hoeden?

Het huisbezoek is een van de manieren waarop de ZHV-zusters zijn schapen kunnen hoeden. De doelen van het huisbezoek is banden smeden met elke zuster en steun, troost en vriendschap bieden.2 Om die doelen te bereiken, doen de huisbezoeksters het volgende:

  1. Elke maand alle toegewezen zusters bezoeken (zo mogelijk elke maand bij hen thuis).

  2. ‘Zich op de hoogte stellen van de geestelijke en materiële behoeften van de zuster en haar gezin.’

  3. ‘Gepaste hulp bieden.’

  4. ‘Elke maand een geestelijke boodschap brengen.’3

De Heer heeft de vrouw met goddelijke eigenschappen gezegend, zoals liefde, mededogen, vriendelijkheid en naastenliefde. Door onze maandelijkse bezoeken als huisbezoekster hebben we de mogelijkheid om iedere zuster tot zegen te zijn. We steken liefdevol en vriendelijk de helpende hand toe en bieden mededogen en naastenliefde. Wat onze omstandigheden ook zijn, we hebben allemaal de mogelijkheid om anderen op te bouwen en te helpen.

Ik heb in veel landen in Midden- en Zuid-Amerika gewoond, in het Caraïbisch gebied en in Spanje. Ik heb gezien dat zusters korte of lange afstanden liepen, met de bus, metro of trein gingen, om hun huisbezoek te doen. Mijn vriendin Ana was een jonge moeder in Costa Rica die iedere maand trouw op huisbezoek ging, vaak in de stromende regen. Dertig jaar later, nu ze grootmoeder is, gaat ze nog steeds trouw op huisbezoek. Ze is veel zusters tot zegen geweest.

Als wij onze zusters maandelijks bezoeken, scheppen we banden van liefde, vriendschap en vertrouwen. Als we naar de ingevingen van de Geest luisteren, zijn we ons bewuster van de behoeften van anderen. Als we gehoor geven aan die goddelijke ingevingen, kunnen we mensen in nood tot zegen zijn. Maar dan moeten we bereid zijn om te geven van onze middelen en onze tijd. Maar de ware maatstaf van ons leven is niet hoeveel we krijgen, maar hoeveel we geven. Het huisbezoek stelt ons in de gelegenheid om te geven door in elkaars lichamelijke, geestelijke en emotionele behoeften te voorzien.

Toen ik in de Dominicaanse Republiek woonde, bezocht ik een zuster die na de bevalling van haar derde kind net uit het ziekenhuis was gekomen. Ik was verbaasd hoe goed en rustig ze eruitzag. Haar andere twee kinderen waren nog zo jong! Nadat ik enkele minuten met haar had gesproken, vertelde ze waarom ze zich zo rustig voelde. De ZHV-zusters hadden zich opgegeven om haar de komende dagen elke dag te komen helpen. Ze voelde dat men haar liefhad.

Mijn huisbezoeksters stonden altijd als eerste klaar om me te bezoeken en maaltijden te brengen toen ik in San José (Costa Rica) met elk van mijn pasgeboren baby’s thuiskwam.

President Boyd K. Packer heeft gezegd dat iedere zuster door het dienstbetoon van de zustershulpvereniging wordt grootgemaakt en geheiligd. En hij heeft ons de raad gegeven de zustershulpvereniging prioriteit te geven boven alle gezelschapsverenigingen en andere sociëteiten.4

Het huisbezoek is ook uitermate geschikt om zusters te behouden en te heractiveren. Een jonge, ongehuwde zuster heeft gezegd:

‘Toen ik in de Ensign de boodschap van het Eerste Presidium las, werd ik aan mijn huisbezoek herinnerd. Mijn collega was een goede vriendin van me, maar het leek wel of we nooit de tijd konden vinden om samen op huisbezoek te gaan. Die ochtend besloot ik om onze zusters op te bellen en een tijd af te spreken, in de hoop dat mijn collega dan ook tijd zou hebben. Helaas kon mijn collega niet met me mee. Ik vroeg enkele huisgenoten of een van hen met mij mee kon gaan, maar niemand had tijd. Omdat ik wist dat het niet ideaal was om alleen op huisbezoek te gaan, overwoog ik om af te bellen. Maar ik besloot dat ik beter alleen kon gaan dan weer een maand voorbij te laten gaan zonder onze zusters te bezoeken.

‘Ik kwam bij het huis van Alejandra aan en liep zenuwachtig naar de voordeur. Ik wist niet of ik haar zou herkennen. Ze had aan de telefoon heel vriendelijk geklonken, dus ik veronderstelde dat het een zuster was die ik in de kerk had gezien. Alejandra begroette me met een warme omhelzing en een grote glimlach. Ik had haar nog nooit eerder ontmoet! Tijdens ons gesprek vertelde Alejandra dat ze het verlangen had om weer naar de kerk te komen. Ze zei dat ze al enkele maanden naar een bezoek had uitgekeken. Ze vertelde dat ze nog nooit eerder huisbezoek had ontvangen. We spraken over enkele evangeliebeginselen en namen de huisbezoekboodschap van die maand door. Ze beloofde om die zondag naar de kerk te komen. En dat deed ze (en ze nam zelfs haar vriend mee)!

‘Sindsdien zijn Alejandra en ik goede vriendinnen geworden. Ik ben haar huisbezoekster niet meer, maar we bezoeken elkaar nu vaker dan eens per maand. Alejandra komt geregeld naar de kerk en naar de gezinsavond, en ze gaat naar het instituut.

‘Ik heb nu een groter getuigenis van het huisbezoek dan ooit tevoren. Ik ben dankbaar voor de leiding van de Heilige Geest en zijn subtiele influisteringen waardoor ik zo’n aardige, lieve vriendin als Alejandra heb gevonden. We zijn er allebei door versterkt en dat hadden we allebei nodig voor onze eeuwige vooruitgang.’5

Als een herder zich om zijn schapen bekommert, kunnen de afgedwaalde schapen gevonden worden. Ze kunnen gehoor geven aan een uitnodiging om in de kudde terug te keren.

In Moroni 6:4 worden we aangemoedigd om de mensen die in de kerk van Christus zijn gedoopt indachtig te zijn en te voeden.

Door de maandelijkse evangelieboodschap worden het geloof en het getuigenis versterkt. Als de gever en de ontvanger tijdens de bespreking van evangeliebeginselen, teksten en leringen van onze profeten over persoonlijke inzichten en ervaringen vertellen, worden ze allebei opgebouwd.

Een bijkomende zegen is de nauwe vriendschap en opbouwende invloed die ontstaat tussen de twee zusters die collega’s zijn. Als we samen dienen, leren we van elkaar en hebben we elkaar lief.

Wat hulpverlening betreft, kunnen we zinvolle hulp geven. We hebben het perspectief van het evangelie. We hebben goddelijke ingevingen die ons aanmoedigen om het goede te doen. Laten we ons inzetten voor effectief huisbezoek. We kunnen stoffelijk en geestelijk voedsel verschaffen. We kunnen en moeten wat begrip en leerstellig onderricht brengen. We kunnen geestelijke honger stillen en de schapen hoeden. Het hoeden van de schapen kan inhouden dat we nieuwe leden, minderactieve leden of zelfs volledig actieve leden versterken en voeden.

Ons dienstbetoon dient onbaatzuchtig, onopvallend en gewillig verricht te worden, met een hart vol liefde voor God en zijn kinderen. We moeten oprecht de kudde hoeden en de zusters uitnodigen tot Christus te komen.

Ik bid dat we ons steeds meer zullen toewijden om onze handen liefdevol en begaan uit te strekken door elkaar met behulp van gewillig en vreugdevol huisbezoek te zegenen, te helpen en te versterken. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie History of the Church, deel 5, p. 25.

  2. ‘Zustershulpvereniging’, afdeling 3 van het Handboek kerkbestuur, boek 2: leidinggevenden in priesterschap en hulporganisaties [1998], p. 202.

  3. Handboek kerkbestuur, boek 2, p. 203.

  4. ‘The Circle of Sisters’, Ensign, november 1980, p. 110.

  5. Privécorrespondentie.

Afdrukken