Tegenspoed
Ik geef u mijn getuigenis dat God de Vader leeft. Hij heeft voor ieder van ons een koers uitgestippeld die ons kan polijsten en perfectioneren, zodat we in zijn gezelschap kunnen zijn.
Geliefde broeders en zusters, het is mij een groot en heilig voorrecht u te kunnen toespreken. Ik bid dat mijn woorden u tot steun en hulp zullen zijn.
Hoewel we allemaal anders zijn, hebben we toch minstens één ding gemeen. We krijgen allemaal met tegenspoed te maken. Er kunnen periodes zijn, soms zelfs lange periodes, waarin ons leven rustig voortkabbelt. Maar het is inherent aan het leven dat pais en vree ingehaald worden door zorgen en verdriet, dat een goede gezondheid ons ontglipt en dat rampspoed zich aandient. Vooral als de aangename tijden lang aanhouden, kan plotseling lijden of financiële terugslag reden zijn voor angst en soms zelfs boosheid.
De boosheid vloeit deels voort uit het gevoel dat het oneerlijk is. De goede gezondheid en het serene gevoel van geborgenheid kunnen verdiend lijken en niet meer dan normaal. Als daar een eind aan komt, kan men dat onbillijk vinden. Zelfs een moedig man die ik gekend heb, barstte op zijn ziekbed in huilen uit en zei snikkend tegen de broeders die hem kwamen zalven: ‘Ik heb altijd mijn best gedaan. Hoe kon dit gebeuren?’
Die vraag ‘Hoe kon dit gebeuren?’ hakt er zelfs nog dieper in als het een van onze dierbaren betreft. En het is vooral moeilijk te accepteren wanneer de slachtoffers geen schuld lijken te hebben. Dat kan ons geloof in een liefdevolle en almachtige God danig op de proef stellen. Sommigen onder ons zagen met eigen ogen dat in een tijd van oorlog en schaarste een hele generatie aan een dergelijke twijfel ten prooi viel. Een dergelijke twijfel kan sommigen ertoe brengen zich van God af te keren, omdat het voor hen onbegrijpelijk is dat Hij zo liefdeloos en wreed kan zijn. En de volgende stap is dat men niet meer gelooft dat God bestaat.
Ik wil u op het hart drukken dat onze hemelse Vader en de Heiland leven en dat Zij alle mensen liefhebben. Juist de tegenspoed die wij ondervinden is deels het bewijs dat Zij oneindig veel van ons houden. God schonk ons de gave van het leven, zodat we ons kunnen voorbereiden op de grootste van alle gaven Gods, het eeuwige leven. Dan zal onze geest worden veranderd. Dan zullen we willen wat God wil en denken zoals God denkt, zodat ons een oneindig nakomelingschap kan worden toevertrouwd, dat wij dan zullen opvoeden en door een reeks toetsen leiden, om daarna te worden opgewekt en voor het eeuwig leven in aanmerking te komen.
Het is duidelijk dat we, om die gave en dat vertrouwen waard te zijn, gevormd moeten worden door goede keuzes te maken op momenten dat ons dat zwaar valt. En dit leven met zijn moeilijkheden en beproevingen verschaft ons die vorming. Die vorming kan alleen plaatsvinden als we onderhevig zijn aan beproevingen terwijl we God en anderen in zijn naam dienen.
Die vorming brengt ons ellende en geluk, ziekte en gezondheid, de smart van zonde en de vreugde van vergiffenis. Die vergiffenis is er alleen dankzij de oneindige verzoening van de Heiland, die Hij tot stand bracht met smarten die wij niet kunnen dragen, en die wij slechts vaag begrijpen.
Dat zal ons troosten als we in verdriet moeten wachten op de belofte van de Heiland dat Hij, uit ervaring, weet hoe Hij ons moet genezen en helpen. Het Boek van Mormon verzekert ons dat Hij de macht heeft om ons te troosten en te helpen. En geloof in die macht schenkt ons het nodige geduld terwijl we bidden, werken en op hulp wachten. Hij had alleen door openbaring kunnen leren hoe Hij ons te hulp kan komen, maar Hij koos ervoor om dat uit persoonlijke ervaring te leren. Hier is de beschrijving uit Alma:
‘En Hij zal uitgaan en pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen doorstaan; en wel opdat het woord wordt vervuld dat zegt dat Hij de pijnen en ziekten van zijn volk op Zich zal nemen.
‘En Hij zal de dood op Zich nemen, opdat Hij de banden des doods moge verbreken, die zijn volk binden, en Hij zal hun krankheden op Zich nemen, zodat naar het aardse lichaam zijn hart van barmhartigheid moge worden vervuld, opdat Hij volgens het aardse lichaam zal kunnen weten, hoe zijn volk hulp te verlenen volgens hun krankheden.
‘Nu weet de Geest alle dingen; niettemin lijdt de Zoon Gods naar het vlees om de zonden van zijn volk op Zich te nemen, om hun overtredingen uit te wissen volgens zijn macht ter bevrijding; en nu, zie, dit is het getuigenis dat in mij is.’1
Zelfs als u weet dat de Heer u liefheeft en u in uw beproevingen te hulp kan komen, dan toch heeft u de moed en de kracht nodig om te volharden. De profeet Joseph Smith riep in een kerker gekweld uit:
‘O God, waar zijt Gij? En waar is de tent die uw schuilplaats bedekt?
‘Hoelang zult Gij uw hand weerhouden, en zal uw oog, ja, uw reine oog, vanuit de eeuwige hemelen het onrecht aanschouwen dat uw volk en uw dienstknechten wordt aangedaan, en zal uw oor doordrongen worden met hun kreten?’2
Het antwoord van de Heer heeft mij geholpen en kan ons allen moed schenken in donkere tijden. Hier is het:
‘Mijn zoon, vrede zij uw ziel; uw tegenspoed en uw ellende zullen slechts van korte duur zijn;
‘en dan, indien gij het goed doorstaat, zal God u ten hemel verhogen; gij zult over al uw vijanden zegevieren.
‘Uw vrienden staan u bij, en zij zullen u wederom begroeten met een warm hart en vriendschappelijke handen.
‘Gij zijt nog niet zoals Job; uw vrienden bestrijden u niet, noch beschuldigen zij u van overtreding, zoals Jobs vrienden dat deden.’3
Ik heb geloof en moed geboren zien worden uit een getuigenis dat het waar is dat we worden voorbereid op het eeuwige leven. De Heer zal zijn getrouwe discipelen redden. En de discipel die een beproeving verwelkomt als middel tot groei en zich zo te kwalificeren voor het eeuwige leven, kan desondanks gemoedsrust hebben.
Ik sprak onlangs met een jonge vader die zijn baan kwijt is geraakt door de heersende economische crisis. Hij weet dat honderdduizenden mensen met precies dezelfde kwaliteiten wanhopig op zoek naar werk zijn om hun gezin te onderhouden. Hij straalde zo’n vertrouwen uit dat ik hem vroeg wat hij gedaan had om er zo zeker van te zijn dat hij weer werk zou vinden. Hij zei dat hij zijn leven onder de loep had genomen om er zeker van te zijn dat hij al het mogelijke had gedaan om de hulp van de Heer waardig te zijn. Het was duidelijk dat zijn noden en zijn geloof in Jezus Christus hem leerden gehoorzaam te zijn aan Gods geboden als dat moeilijk is. Hij zei dat hem dat duidelijk was geworden toen hij en zijn vrouw in het boek Alma lazen, waar de Heer een volk had voorbereid op het evangelie door ze tegenspoed te geven.
U herinnert zich het moment dat Alma zich tot de woordvoerder van een zorgelijke menigte wendde. De man zei tegen hem dat zij wegens hun armoede waren vervolgd en verworpen. En dan lezen we:
‘En toen nu Alma dit hoorde, wendde hij zich om, met zijn gelaat naar hem toe, en hij aanschouwde met grote vreugde; want hij zag dat hun benauwingen hen waarlijk hadden verootmoedigd en dat zij gereed waren om het woord te horen.
‘Daarom zeide hij niets meer tot de andere menigte; maar hij strekte zijn hand uit en riep hen aan die hij aanschouwde, die waarlijk boetvaardig waren, en zeide tot hen:
‘Ik zie dat gij nederig van hart zijt; en gezegend zijt gij indien dat zo is.’4
Verder lezen we dat er lof is voor wie zich in betere tijden op tegenspoed voorbereiden. Velen van u hadden vóór de crisis toesloeg al het geloof om iets te doen om in aanmerking te komen voor de hulp die u nu nodig hebt.
Alma ging verder: ‘Ja, hij die zich waarlijk verootmoedigt en zich van zijn zonden bekeert en volhardt tot het einde, die zal worden gezegend — ja, veel meer gezegend dan zij die wegens hun buitengewone armoede ertoe gedrongen worden ootmoedig te zijn.’5
Die jonge man met wie ik onlangs sprak, had meer gedaan dan voedsel inslaan en geld wegleggen voor de tegenspoed waarvoor de levende profeten hadden gewaarschuwd. Hij had zich in zijn hart verootmoedigd om de hulp van de Heer waardig te zijn, die hij in de nabije toekomst nodig zou hebben. Toen ik zijn vrouw op de dag dat hij zijn baan verloor vroeg of zij zich zorgen maakte, zei ze opgewekt: ‘Nee, we komen net bij de bisschop vandaan. We zijn volledige-tiendebetalers.’ Er valt nog niet veel over te zeggen, maar ik ben er net als zij zeker van dat het wel goed komt. Ze lieten hun geloof niet ondermijnen door tegenspoed; het werd erdoor beproefd en gesterkt. En het gevoel van vrede dat de Heer belooft, is al te midden van de storm neergedaald. Meer wonderen volgen vast en zeker.
De Heer zal met de hulp die Hij iemand biedt altijd willen sterken en reinigen. Vaak komt die tot de hulpbehoevende in de vorm van inspiratie om datgene te doen wat juist bijzonder moeilijk is voor hemzelf. Een grote beproeving is de dood van man of vrouw. President Hinckley vertelde wel eens hoe zwaar het hem viel dat zijn vrouw, Marjorie, niet meer aan zijn zijde was. De Heer kent de noden van hen die met de dood van een dierbare te maken krijgen. Hij zag de smart van weduwen en wist uit eigen ervaring wat hun noden waren. Terwijl Hij leed aan het kruis vroeg Hij een geliefde apostel om te zorgen voor zijn moeder die weduwe was en nu een zoon ging verliezen. En nu voelt Hij de noden van mannen die hun vrouw verliezen en de noden van vrouwen die eenzaam achterblijven.
De meesten van ons kennen weduwen die hulp kunnen gebruiken. Wat mij ontroert is als ik hoor over een oudere weduwe die ik van plan was op te zoeken, die ertoe geïnspireerd werd een jongere weduwe op te zoeken en haar te troosten. Een weduwe die zelf behoefte had aan troost ging een andere weduwe troosten. De Heer hielp en zegende twee weduwen door hen te inspireren elkaar moed in te spreken. Zo kwam Hij beiden te hulp.
De Heer stuurde op diezelfde manier hulp naar de nederige armen in Alma 34 die open stonden voor de leringen en het getuigenis van zijn dienstknechten. Toen zij zich hadden bekeerd en een nieuwe mens waren geworden, waren ze nog steeds arm. Maar Hij liet ze voor anderen doen wat zij in alle redelijkheid misschien dachten niet te kunnen, en waar zij zelf nog behoefte aan hadden. Zij moesten aan anderen geven, waarvan ze misschien hoopten dat Hij het aan hen zou geven. Bij monde van zijn dienstknecht gaf de Heer deze arme bekeerlingen deze moeilijke taak: ‘Want indien gij, na al die dingen te hebben gedaan, de behoeftigen en de naakten wegzendt, en niet naar de zieken en lijdenden omziet, en niet geeft van uw bezit, indien gij hebt, aan hen die noodlijdend zijn — ik zeg u, indien gij geen van die dingen doet, zie, dan is uw gebed tevergeefs en baat het u niets, en zijt gij als de huichelaars die het geloof verloochenen.’6
Dat lijkt te veel gevraagd van mensen die zelf nog zoveel nodig hebben. Maar ik ken een jonge man die ertoe werd geïnspireerd om juist datgene al vroeg in zijn huwelijk te doen. Hij en zijn vrouw konden zelf maar net rondkomen. Maar hij zag een ander echtpaar dat het nog armer had. Tot verbazing van zijn vrouw hielp hij ze met hoe weinig het ook was. Hoewel ze nog steeds arm waren, kregen ze wel de beloofde zegen van vrede in hun hart. De zegen van voorspoed kwam later, en meer dan ze ooit hadden durven dromen. En dat is hij zijn hele leven blijven doen, hulp bieden aan mensen met noden, wat het ook was.
Er is nog een beproeving die ons, als we haar goed doorstaan, zegeningen in dit leven en in het hiernamaals brengt. Ouder worden en lichamelijk achteruitgaan, kan zelfs de sterksten zwaar vallen. Een vriend van mij was onze bisschop toen mijn dochters nog thuis woonden. Ze hebben het nog over zijn eenvoudige getuigenis om het kampvuur in de bergen. Hij hield van ze en dat wisten ze. Hij werd ontheven als onze bisschop. Hij was in een andere staat al eens eerder bisschop geweest. Ook de mensen uit de wijk waar hij eerder bisschop was, dachten over hem zoals mijn dochters deden.
Ik zocht hem van tijd tot tijd thuis op om hem te bedanken en een priesterschapszegen te geven. Zijn gezondheid ging langzaam achteruit. Ik weet niet hoeveel kwalen hij wel niet gehad heeft. Hij moest geopereerd worden. Hij leed veel pijn. Maar elke keer als ik hem bezocht om hem te troosten, was ik de getrooste. Hij kreeg last van zijn rug en benen en moest een wandelstok gebruiken. En toch was hij altijd in de kerk. Hij zat dicht bij de deur om de mensen die vroeg waren met een glimlach te begroeten.
Ik zal nooit mijn verbazing en bewondering vergeten toen ik thuis de achterdeur opendeed en hem onze oprit op zag komen lopen. Het was de dag dat het vuilnis wordt opgehaald door de stadsreiniging. Ik had de vuilnisbak ’s ochtends buitengezet. En daar kwam hij aan, de heuvel op met in zijn ene hand onze vuilnisbak achter hem aangesleept en in de andere hand zijn wandelstok om zichzelf in balans te houden. Hij gaf mij de hulp die hij dacht dat ik nodig had, hoewel hij die veel meer nodig had dan ik. En hij deed het met een glimlach zonder dat hem dat gevraagd was.
Ik zocht hem op toen hij medische hulp kreeg van artsen en verpleegsters. Hij lag in het ziekenhuis, hij had veel pijn, maar bleef opgewekt. Zijn vrouw belde mij om te zeggen dat hij achteruit ging. Mijn zoon en ik gaven hem een priesterschapszegen terwijl hij in bed lag, met slangetjes en zakjes aan zijn lichaam. Ik bezegelde de zalving met de belofte dat hij de tijd en de kracht zou krijgen om alles te doen wat de Heer hier voor hem te doen had, om elke toets te doorstaan. Hij pakte mijn hand vast toen ik op het punt stond om weg te gaan. Ik was verbaasd hoeveel kracht hij nog in zijn hand had en hoe vastberaden hij klonk toen hij zei: ‘Ik ga het halen.’
Ik ging weg met de gedachte dat ik hem spoedig weer zou zien. Maar nog geen dag later ging de telefoon. Hij was naar die heerlijke plek gegaan waar hij de Heiland zal zien, die zijn volmaakte rechter is en die onze volmaakte rechter zal zijn. Toen ik op de begrafenis sprak moest ik denken aan de woorden van Paulus, toen hij wist dat hij naar de plek zou gaan waar mijn buurman en vriend naartoe is gegaan.
‘Blijf gij echter nuchter onder alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle.
‘Want wat mij aangaat, reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur.
‘Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden;
‘voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.’7
Ik vertrouw erop dat mijn buurman zijn beproeving heeft doorstaan en zijn rechter vreugdevol in de ogen zal zien.
Ik geef u mijn getuigenis dat God de Vader leeft. Hij heeft voor ieder van ons een koers uitgestippeld die ons kan polijsten en perfectioneren, zodat we in zijn gezelschap kunnen zijn. Ik getuig dat de Heiland leeft. Zijn verzoening maakt onze zuivering mogelijk, doordat wij zijn geboden en onze heilige verbonden naleven. En ik weet uit eigen ervaring dat Hij ons de kracht kan en zal geven om elke beproeving te doorstaan. President Monson is de profeet des Heren. Hij bezit alle sleutels van het priesterschap. Deze kerk is de ware kerk van Christus, waarin wij, met zijn hulp, elkaar opbouwen en gezegend worden om de mede-lijdenden die Hij op ons pad plaatst te hulp te komen. In de naam van Jezus Christus. Amen.