2009
De kracht van verbonden
May 2009


De kracht van verbonden

Geef uw verbonden in moeilijke tijden de hoogste prioriteit en wees stipt in uw gehoorzaamheid.

Elder D. Todd Christofferson

Ik wil ouderling Neil L. Andersen oprecht en hartelijk welkom heten in het Quorum der Twaalf Apostelen. Hij is een waardige en welkome aanvulling.

Op 15 augustus 2007 werd Peru getroffen door een enorme aardbeving die de kuststeden Pisco en Chincha vrijwel geheel vernietigde. Net als veel andere kerkleiders en -leden ging Wenceslao Conde, president van de kerkgemeente Balconcito in Chincha, meteen aan de slag om mensen te helpen die schade aan hun huis hadden opgelopen.

Vier dagen na de aardbeving was ouderling Marcus B. Nash van de Zeventig in Chincha om te helpen met het coördineren van de hulpacties van de kerk. Hij sprak met president Conde. Terwijl ze spraken over de vernietiging die er had plaatsgevonden en wat er werd gedaan om de slachtoffers te helpen, kwam Pamela, de vrouw van president Conde, eraan met een van hun kleine kinderen op de arm. Ouderling Nash vroeg zuster Conde hoe het met de kinderen ging. Met een glimlach antwoordde ze dat ze dankzij de goedgunstigheid van God veilig en wel waren. Hij vroeg naar het huis van de familie Conde.

‘Dat is er niet meer’, zei ze gewoon.

‘En uw bezittingen dan?’ vroeg hij.

‘Alles ligt onder het puin van ons huis’, antwoordde zuster Conde.

‘En toch glimlacht u als u praat’, merkte ouderling Nash op.

‘Ja,’ zei ze, ‘ik heb gebeden en ben nu rustig. We hebben alles wat we nodig hebben. We hebben elkaar, we hebben onze kinderen, we zijn aan elkaar verzegeld in de tempel, we hebben deze fantastische kerk, en we hebben de Heer. Met de hulp van de Heer kunnen we ons huis herbouwen.’

Deze ontroerende uiting van geloof en geestelijke kracht is ook te zien in het leven van heiligen die over de hele wereld in veel verschillende omstandigheden leven. Het is een eenvoudige illustratie van een grote kracht die we in onze tijd hard nodig hebben en die in de toekomende tijd nog crucialer zal worden. We hebben sterke christenen nodig die ondanks ontbering volhouden, die ondanks tragedies blijven hopen, die door hun voorbeeld en mededogen anderen opbeuren, en die voortdurend verleidingen overwinnen. We hebben sterke christenen nodig die door hun geloof belangrijke dingen tot stand brengen en die de waarheid van Jezus Christus verdedigen tegen moreel relativisme en militant atheïsme.

Wat is de bron van dergelijke morele en geestelijke kracht, en hoe krijgen we die? De bron is God. Door onze verbonden met Hem krijgen wij toegang tot die kracht. Een verbond is een overeenkomst tussen God en de mens, een akkoord waarvan God de voorwaarden vaststelt (zie Gids bij de Schriften, ‘Verbond’, pp. 201–202). In deze goddelijke overeenkomsten verbindt God Zich ertoe om ons te steunen, te heiligen en te verhogen als wij Hem op onze beurt toegewijd dienen en zijn geboden onderhouden.

Wij gaan verbonden aan door priesterschapsverordeningen, heilige rituelen die God heeft verordineerd zodat wij onze toewijding kunnen tonen. Ons basisverbond, bijvoorbeeld, is het verbond waarbij wij voor het eerst onze bereidheid betuigen om de naam van Christus op ons te nemen. Die bereidheid bevestigen we met de verordening van de doop. Dat wordt individueel gedaan, met vermelding van naam. Door deze verordening gaan wij deel uitmaken van het verbondsvolk van de Heer en worden wij erfgenaam van Gods celestiale koninkrijk.

Andere heilige verordeningen worden verricht in tempels die speciaal voor dat doel zijn gebouwd. Als wij de verbonden die we daar sluiten trouw nakomen, worden wij niet alleen erfgenaam van het celestiale koninkrijk, maar van de verhoging, de hoogste heerlijkheid in het hemelse koninkrijk, en krijgen wij alle goddelijke mogelijkheden die God ons kan geven.

In de Schriften is sprake van het nieuw en eeuwig verbond. Het nieuw en eeuwig verbond is het evangelie van Jezus Christus. Met andere woorden, de leringen en geboden van het evangelie vormen een eeuwig verbond tussen God en de mens, en dat verbond is in elke bedeling teruggebracht. Als wij het nieuw en eeuwig verbond in één zin moesten omschrijven, zou het aldus luiden: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe’ (Johannes 3:16).

Jezus heeft uitgelegd wat het inhoudt om in Hem te geloven: ‘Welnu, dit is het gebod [of met andere woorden, dit is het verbond]: Bekeert u, al gij einden der aarde, en komt tot Mij en laat u dopen in mijn naam, zodat gij door het ontvangen van de Heilige Geest kunt worden geheiligd, zodat gij ten laatsten dage vlekkeloos voor mijn aangezicht kunt staan’ (3 Nephi 27:20).

Hoe komt het toch dat we door verbonden met God te sluiten en die na te komen de kracht krijgen om te glimlachen in ontbering, beproeving om te zetten in overwinning, ‘gedreven voor een goede zaak werkzaam te zijn (…) en veel gerechtigheid tot stand te brengen’ (LV 58:27)?

Gesterkt door gaven en zegeningen

Ten eerste ontvangen wij bij gehoorzaamheid aan de beginselen en geboden van het evangelie van Jezus Christus een voortdurende stroom aan zegeningen die God in zijn verbond aan ons heeft beloofd. Die zegeningen zijn de krachtbron die we nodig hebben om zelf te kunnen handelen in plaats van in het leven met ons te laten handelen.1 Bijvoorbeeld de geboden van de Heer in het woord van wijsheid aangaande de zorg voor ons stoffelijk lichaam zegent ons vooral met ‘wijsheid […] en grote schatten aan kennis, ja, verborgen schatten’ (LV 89:19). Bovendien leiden ze tot een betere algemene gezondheid en vrijheid van vernietigende verslavingen. Gehoorzaamheid geeft ons meer beheersing over ons leven en een groter vermogen om te gaan en komen en te werken en scheppen. Uiteraard eisen leeftijd, ongelukken en ziekten onvermijdelijk hun tol, maar onze gehoorzaamheid aan deze evangeliewet stelt ons beter in staat om met die moeilijkheden om te gaan.

Op het verbondspad vinden we een gestage stroom aan gaven en hulp. ‘De liefde vergaat nimmermeer’ (1 Korintiërs 13:8; Moroni 7:46), liefde verwekt liefde, mededogen verwekt mededogen, deugd verwekt deugd, toewijding verwekt trouw, en dienstbaarheid verwekt vreugde. Wij maken deel uit van een verbondsvolk, een gemeenschap van heiligen die elkaar aanmoedigen, ondersteunen en dienen. Zoals Nephi heeft verklaard: ‘En indien de mensenkinderen de geboden Gods onderhouden, voedt Hij hen en sterkt Hij hen’ (1 Nephi 17:3).2

Gesterkt door een groter geloof

Dit alles wil niet zeggen dat het leven in het verbond vrij van moeilijkheden is of dat de gehoorzame ziel verbaasd moet reageren als zijn vredige bestaan onderbroken wordt door teleurstellingen of zelfs rampen. Als u meent dat een rechtschapen leven alle verlies en lijden zou moeten uitsluiten, moet u eens met Job praten.

En dat brengt ons bij een tweede manier waarop onze verbonden ons kracht geven: ze brengen het geloof voort dat nodig is om te volharden en alles te doen wat goed is in de ogen van de Heer. Onze bereidwilligheid om de naam van Christus op ons te nemen en zijn geboden te onderhouden vereist een zekere mate van geloof, maar als we onze verbonden nakomen, wordt dat geloof vergroot. Ten eerste worden de beloofde vruchten van gehoorzaamheid zichtbaar, wat ons geloof bevestigt. Ten tweede brengt de Geest Gods behagen over en voelen we ons veilig met zijn voortdurende zegeningen en hulp. Ten derde kunnen we, wat er ook gebeurt, het leven onder ogen zien vol hoop en evenwichtigheid, wetend dat we uiteindelijk zullen slagen omdat we Gods belofte aan ons persoonlijk hebben, op naam aan ons gedaan, en wij weten dat Hij niet kan liegen (zie Enos 1:6; Ether 3:12).

Kerkleiders in het begin van deze bedeling hebben bevestigd dat we door het nakomen van verbonden de geruststelling krijgen die we in tijden van beproeving nodig hebben.

Het was [de wetenschap dat hun koers in het leven overeenkwam met de wil van God] die de heiligen vanouds in staat stelde om al hun kwellingen en vervolgingen te doorstaan en (…) niet alleen de teloorgang van hun goederen en verspilling van hun middelen blijmoedig te slikken, maar zelfs de dood in zijn afschuwelijkste vormen te ondergaan, wetend (en niet alleen gelovend) dat ze na het vergaan van dit aardse huis van hun tabernakel een gebouw van God hadden, een huis dat niet met handen gebouwd was, maar een eeuwig huis in de hemelen. (2 Korintiërs 5:1.)’ (Lectures on Faith [1985], p. 67.)

Zij wezen erop dat wij, door de offers te brengen die God van ons vraagt, het getuigenis van de Geest krijgen dat onze koers goed is en God behaagt (zie Lectures on Faith, pp. 69–71). Met die kennis krijgen wij onbegrensd geloof in de verzekering dat God uiteindelijk elke beproeving ten goede keert voor ons. Sommigen onder u hebben geleund op dat geloof als er vanuit het ‘groot en ruim gebouw’ met spottende vingers naar u is gewezen, ‘schande’ roepend (zie 1 Nephi 8:26–27), en u bent net als Petrus en de eerste apostelen standvastig gebleven, ‘verblijd, dat [u] verwaardigd [was] ter wille van de naam [Christus] smadelijk behandeld te zijn’ (Handelingen 5:41).

De Heer heeft tegen de kerk gezegd:

‘Voorwaar, Ik zeg u: Allen onder hen die (…) gewillig zijn hun verbonden na te komen door opoffering — ja, iedere opoffering die Ik, de Heer, gebieden zal — zij worden door Mij aanvaard.

‘Want Ik, de Heer, zal hen doen voortbrengen als een zeer vruchtbare boom die in een voortreffelijk land is geplant, bij een reine beek, die veel kostbare vruchten draagt’ (LV 97:8–9).

De apostel Paulus begreep dat iemand die een verbond met God heeft gesloten, zowel het geloof krijgt om beproevingen te doorstaan als een groter geloof krijgt door die beproevingen. Over zijn eigen ‘doorn in het vlees’ (2 Korintiërs 12:7) merkt hij op:

‘Driemaal heb ik de Here hierover gebeden, dat hij van mij zou aflaten.

‘En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome.

‘Daarom heb ik een welbehagen in zwakheden, smaadheden, noden, vervolgingen, benauwenissen ter wille van Christus, want als ik zwak ben, dan ben ik machtig’ (2 Korintiërs 12:8–10).3

Gesterkt door ‘de macht der goddelijkheid’

We hebben het eerst gehad over de zegeningen die ons kracht geven en daarna over het geloof dat God aan hen geeft die zich aan hun verbonden met Hem houden. Een laatste aspect van kracht opdoen door verbonden dat ik wil noemen, is het verlenen van goddelijke macht. Onze verbondstoewijding aan Hem stelt onze hemelse Vader in staat zijn goddelijke invloed, de ‘macht der goddelijkheid’ (LV 84:20) aan ons toe te laten vloeien. Dat kan Hij omdat wij door onze deelname aan priesterschapsverordeningen onze keuzevrijheid gebruiken om die macht te ontvangen. Onze deelname aan die verordeningen geeft ook aan dat wij bereid zijn om de extra verantwoordelijkheid te aanvaarden die meer licht en geestelijke kracht met zich meebrengt.

Bij alle verordeningen, en vooral die van de tempel, worden wij begiftigd met macht van omhoog.4 De ‘macht der goddelijkheid’ komt tot ons in de Persoon en door de invloed van de Heilige Geest. De gave van de Heilige Geest maakt deel uit van het nieuw en eeuwig verbond. Zij is een onmisbaar onderdeel van onze doop, de doop met de Geest. Ze is de boodschapper van de genade waardoor het bloed van Christus onze zonden wegneemt en ons heiligt (zie 2 Nephi 31:17). Ze is de gave waardoor Adam ‘levend [werd] gemaakt naar de innerlijke mens’ (Mozes 6:65). Het kwam door de Heilige Geest dat de eerste apostelen alles doorstonden wat ze te verduren hadden en dat zij door hun priesterschapssleutels het evangelie aan de hele hen bekende wereld brachten.

Als wij goddelijke verbonden hebben gesloten, is de Heilige Geest onze trooster, onze leidsman en onze metgezel. De vruchten van de Heilige Geest zijn ‘de vredige dingen van de onsterfelijke heerlijkheid; de waarheid van alle dingen; datgene wat alle dingen bezielt, wat alle dingen levend maakt; datgene wat alle dingen weet en alle macht bezit volgens de wijsheid, de barmhartigheid, de waarheid, de gerechtigheid en het oordeel’ (Mozes 6:61). De gaven van de Heilige Geest zijn getuigenis, geloof, kennis, wijsheid, openbaringen, wonderen, genezing en naastenliefde, om er maar een paar te noemen (zie LV 46:13–26).

Het is de Heilige Geest die getuigt van uw woorden wanneer u onderricht en getuigt. Het is de Heilige Geest die u, als u in een vijandige omgeving spreekt, in uw hart ingeeft wat u moet zeggen en de belofte van de Heer vervult dat ‘u […] niet [zult] worden beschaamd tegenover de mensen’ (LV 100:5). Het is de Heilige Geest die u openbaart hoe u de volgende schijnbaar onoverkomelijke hindernis kunt nemen. Het is door de Heilige Geest in u dat anderen de reine liefde van Christus kunnen voelen en de kracht kunnen krijgen om voort te gaan. Het is ook door de Heilige Geest, in zijn rol als de Heilige Geest der belofte, die de geldigheid en de werkzaamheid van uw verbonden bevestigt en Gods zegeningen op u bezegelt.5

Goddelijke verbonden leveren sterke christenen op. Ik spoor u allen aan om in aanmerking te komen voor alle priesterschapsverordeningen en ze te ontvangen, en u dan trouw te houden aan de beloften die u hebt gedaan door de verbonden te sluiten. Geef uw verbonden in moeilijke tijden de hoogste prioriteit en wees zorgvuldig in uw gehoorzaamheid. Dan kunt u naar uw behoefte in geloof vragen, in geen enkel opzicht twijfelende, en God zal antwoord geven. Hij zal u steunen in uw werk en waken. Op zijn eigen tijd en wijze zal Hij zijn hand uitstrekken en tot u zeggen: ‘Hier ben Ik.’

Ik getuig dat het priesterschapsgezag in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen te vinden is, het gezag om de verordeningen te bedienen waardoor wij bindende verbonden kunnen sluiten met onze hemelse Vader, in de naam van zijn heilige Zoon. Ik getuig dat God zijn beloften aan u zal houden als u uw verbonden met Hem nakomt. Hij zal u zegenen met ‘een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat’ (Lucas 6:38). Hij zal u sterken en uw geloof voleindigen. Door zijn Heilige Geest zal Hij u vervullen met goddelijke macht. Ik bid dat u zijn Geest altijd bij u mag hebben om u te leiden en u te ontdoen van behoefte, bezorgdheid en leed. Ik bid dat u door uw verbonden een krachtig werktuig ten goede mag worden in de handen van Hem die onze Heer en Verlosser is, in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘Omdat God ons geluk voor ogen heeft — en het geluk van al zijn schepselen — heeft Hij nooit, en zal Hij nooit, een verordening instellen of zijn volk een gebod geven dat niet gericht is op het geluk dat Hij bedoelt, en dat niet zal uitmonden in het grootste goed en de grootste heerlijkheid voor wie zijn wet en verordeningen ontvangen.’ (History of the Church, 5:135.)

  2. Sommigen zien uitsluitend opofferingen en beperkingen in gehoorzaamheid aan de geboden van het nieuw en eeuwig verbond, maar zij die het zelf ervaren — die zich vrijelijk en zonder voorbehoud overgeven aan het verbondsleven — ondervinden grotere vrijheid en voldoening. Als we ze echt begrijpen, willen we méér geboden onderhouden, niet minder. Elke nieuwe wet of gebod die we leren en naleven, is als een hogere sport op een ladder waardoor we steeds verder kunnen klimmen. Het evangelieleven is echt het goede leven.

  3. De apostel Jakobus heeft dat ook onderricht:

    ‘Mijn broeders, rekent het geheel tot vreugde wanneer gij in vele benauwingen valt, want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt.

    Maar die volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volkomen en onberispelijk zijt en in niets te kort schiet’ (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Jakobus 1:2–4).

  4. Zoals de profeet Joseph vroeg in het gebed bij de inwijding van de Kirtlandtempel, welk gebed de Heer aan hem had geopenbaard: ‘Wij bidden U, heilige Vader, dat uw dienstknechten van dit huis mogen uitgaan, gewapend met uw macht, en dat uw naam op hen zal mogen zijn, en uw heerlijkheid rondom hen, en uw engelen hen mogen bewaren’ (LV 109:22).

  5. In het inwijdingsgebed voor de Kirtlandtempel waarnaar ik eerder verwees, vroeg de profeet: ‘En wilt Gij geven, heilige Vader, dat allen die in dit huis aanbidden (…) in U zullen opgroeien en een volheid ontvangen van de Heilige Geest’ (LV 109:14–15). De ‘volheid van de Heilige Geest’ omvat wat Jezus beschreef als ‘de belofte die Ik u geef van het eeuwige leven, ja, de heerlijkheid van het celestiale koninkrijk; welke heerlijkheid die van de kerk van de Eerstgeborene is, ja, van God, de heiligste van allen, door Jezus Christus, zijn Zoon’ (LV 88:4–5).