2009
Het plan van onze Vader is berekend op al zijn kinderen
May 2009


Het plan van onze Vader is berekend op al zijn kinderen

Hoewel onze weg bezaaid ligt met beproeving is de bestemming onovertroffen glorierijk.

Afbeelding
Elder Quentin L. Cook

Dit aardse bestaan lijkt soms een onbegaanbare weg, maar de bestemming is onovertroffen glorierijk. Christus wees daar zijn discipelen op: ‘Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.’1

Mijn doel vanmiddag is tweeledig: Ten eerste wil ik enkele ‘struikelblokken’ bespreken die het geloof in de kiem smoren; en ten tweede wil ik uitleggen dat het plan van onze Vader berekend is op al zijn kinderen.

Onze geloofsleer is in de afgelopen twee jaar steeds vaker het onderwerp van gesprek geweest, zowel in de Verenigde Staten als in andere landen. Dat is niet nieuw, want het is in de kerkgeschiedenis vaker voorgekomen.

In 1863 ging de Engelse romancier Charles Dickens aan boord van het passagiersschip Amazon, dat New York als bestemming had. Hij was van plan verslag te doen van de mormoonse bekeerlingen, die gingen emigreren om de kerk in het westen van Amerika op te bouwen. Duizenden bekeerlingen waren al eerder geëmigreerd en er was veel over hen en hun geloofsovertuiging geschreven, in het bijzonder in de Britse media. De berichtgeving was grotendeels negatief.

‘Ik ging aan boord’, schreef Dickens, ‘om mij tegen hen uit te spreken als daar redenen toe waren, wat voor mij zo goed als vaststond. Maar tot mijn grote verbazing, kon ik geen redenen vinden.’2

Nadat hij ze had gadegeslagen en zich onder hen had begeven, was Dickens onder de indruk van deze Engelse bekeerlingen, van wie de meesten arbeider waren, en noemde ze ‘in hun stand de keur en bloem van Engeland.’3

Er doen over de kerk twee tegenstrijdige verhalen de ronde. Aan de ene kant wordt er positief bericht over goede kerkleden en hoe zij in het leven staan. Wie heiligen der laatste dagen kennen of wie de kans hebben hen van dichtbij gade te slaan, delen de visie van Charles Dickens 150 jaar geleden.

Het is de verheffende leer van de herstelling die de kerkleden ertoe brengt zich in het evangelie te verheugen en vreugde en voldoening in de kerk te vinden. Men denkt positief over de leden van de kerk als die de leringen van het herstelde evangelie van Jezus Christus naleven. Als ze dat niet doen, kan dat een struikelblok zijn voor hen die niet tot de kerk behoren.4

In tegenstelling tot de positieve berichten over goede kerkleden is de berichtgeving over de kerk en haar leer vaak verkeerd, oneerlijk en hard. Het moet gezegd dat ook het christendom in het algemeen zeer hard wordt aangepakt in de media.5

Die houding tegenover onze leer is geen verrassing. In de Leer en Verbonden geeft de Heer aan dat er mensen zijn die ‘hun stem verheffen en God vervloeken’6 en mensen die ‘hun hart van mij [afwenden] wegens de voorschriften van de mens.’7

De busreclame die onlangs in Londen te zien was, bewijst dat religie in het algemeen spanningen oproept. Een groep atheïsten, agnostici en ongelovigen bekostigde de tekst die in het groot op de rode dubbeldekkers te zien was: ‘Waarschijnlijk bestaat er geen God. Maak je dus geen zorgen en geniet van het leven.’ Prompt kwamen ook christenen met een reclametekst op de bus: ‘God bestaat absoluut’, gevolgd door een stichtende boodschap.8

Ongelovigen hebben moeite met de wonderen in het Oude en Nieuwe Testament en de maagdelijke geboorte en opstanding van Jezus. Zij staan daar net zo sceptisch tegenover als tegenover onze leer dat God de Vader en Jezus Christus aan de profeet Joseph Smith zijn verschenen. De mogelijkheid van een hemels plan, gepresideerd door een Opperwezen, wijzen zij van de hand. Ze hebben geen geloof.9

Ik maak mij zorgen om een grote groep goede mensen die niet onwelwillend tegenover godsdienst staat, maar die door onjuiste leerstellingen in verwarring is geraakt. Zo’n onjuiste leerstelling is bijvoorbeeld dat de hemelen gesloten zijn en dat er nooit meer levende openbaring, schriftuur en verkondigingen uit de hemel komen. Wie dat zijn hele leven gehoord heeft, zal wellicht moeite hebben met de door de kerk verkondigde leer van aanvullende openbaring. Ik stel met nadruk dat deze wijdverspreide dwaalleer, die voor sommigen een struikelblok blijkt te zijn, geen leerstellige basis heeft.10

Eén auteur baseert zich in zijn boek grotendeels op de metafoor van de zwarte zwaan, afgeleid van de eeuwenlang onder de Europeanen geloofde stelling dat alle zwanen wit waren. Pas toen Australië ontdekt was, bleek dat er ook zwarte zwanen bestonden. De auteur gebruikt deze metafoor om wereldgebeurtenissen uit te leggen, die niemand voorzien of verwacht had.11 Toen ik over deze metafoor nadacht, besefte ik dat veel mensen de kerk niet serieus nemen, omdat ze geloven dat er in deze tijd geen hemelse openbaringen meer zijn. Een bekeerling, die nu werkzaam is als zendingspresident, beschrijft hoezeer deze dwaalleer hem parten speelde toen hij de kerk onderzocht. Hij zei: ‘Mij was mijn hele leven geleerd dat er nooit meer profeten en apostelen op aarde zouden zijn. Geloven dat Joseph Smith een profeet was, was een groot struikelblok voor mij.’ Hij besloot erover te bidden. Hij vervolgt: ‘Ik ontving een bevestiging dat het evangelie wel degelijk op aarde was hersteld en dat Joseph Smith echt een profeet van God is.’12

Voor veel mensen die welwillend tegenover godsdienst staan, is er nog een kwestie die hen in het bijzonder zorgen baart. Volgens hen valt het niet met elkaar te rijmen dat een liefdevolle God het merendeel van het mensdom voor eeuwig naar de hel stuurt.

Dat was ook een probleem voor mijn betovergrootvader, Phineas Wolcott Cook. Hij was in 1820 in Connecticut geboren. In zijn dagboek schrijft hij dat hij de Heer de belofte had gedaan om Hem te dienen als hij de juiste kerk vond. Hij ging naar vele kerken en in een van die kerken werd hem gevraagd ‘te getuigen [en] toe te treden [en] een christen te worden.’ Zijn reactie was dat hij ‘niet wist bij welke hij zich moest aansluiten, omdat er zoveel waren.’ Hij bleef de verschillende leerstellingen onderzoeken. Een leerstelling hield hem in het bijzonder bezig. Hij legde uit: ‘Soms gispten ze mij, omdat ik een breder heil voor het mensdom wilde. Het kon er bij mij niet in dat God een deel zou redden en een nog groter deel voor eeuwig zou verdoemen.’13 Vanwege deze leerstelling liet hij zijn naam schrappen uit het register van een protestantse kerk. Toen mormoonse zendelingen hem in 1844 de ware leer van het heilsplan brachten, liet hij zich dopen.

Phineas’ geloof in een liefdevolle en barmhartige God en zijn plan van geluk wordt gedeeld door vele goede mannen en vrouwen, zelfs wanneer de leringen in hun eigen kerk hen daar geen reden toe geven.

Frederic Farrar, theoloog in de anglicaanse kerk en classicus, auteur van het boek The Life of Christ, beklaagde zich er in zijn verhandelingen in Westminster Abbey over dat de leer van de protestantse kerken met betrekking tot de hel onjuist was. Hij zei dat elke omschrijving van de hel die uitgaat van ‘eindeloze kwelling’ en ‘eeuwigdurende verdoemenis’het gevolg was van vertaalfouten in de King James-bijbel. Farrar wees ook op de vele goddelijke liefdesuitingen in de Bijbel als aanvullend bewijs dat de omschrijvingen van hel en verdoemenis in de Engelse vertaling onjuist waren.14

Lord Tennyson verwoordt in zijn gedicht ‘In Memoriam’ zijn oprechte standpunt. Eerst spreekt hij de hoop uit ‘dat deugd hoe dan ook uiteindelijk zal zegevieren over doem’, en vervolgt —

Dat niemands leven zonder doel is;

dat niemand eindigt in een krocht

of wordt afgedaan als vuilnis,

als de belt door God is onderzocht.15

In de tijd dat Joseph Smith openbaringen ontving en de kerk stichtte, predikten de meeste kerken dat de verzoening van Jezus niet het heil van haast alle mensen teweeg zou brengen. Het heersende idee was dat het heil slechts aan enkelen gegeven was, de overgrote meerderheid moest zich opmaken voor een onbeschrijfelijke, hevige, eindeloze kwelling.16 De schitterende leer die aan de profeet Joseph is geopenbaard, ontvouwt een heilsplan dat geldt voor het hele mensdom, ook voor mensen die niets van Christus afweten, voor kinderen die vóór de jaren van verantwoordelijkheid sterven, en voor wie niet toerekeningsvatbaar zijn.17

Na de dood gaat de geest van een rechtvaardige naar het paradijs. Alma de jonge leert ons dat het paradijs ‘een staat van rust, een staat van vrede’, is waar de rechtvaardige ‘van al zijn moeiten, en van alle zorg en droefenis zal uitrusten.’18 De geest van een onrechtvaardige verblijft in een ander oord in de geestenwereld, dat soms ‘hel’ wordt genoemd.19 Dat oord wordt omschreven als een afschuwelijk oord, een donkere gevangenis waar zij die huiveren voor de ‘gramschap van de verbolgenheid Gods’ blijven tot de opstanding.20 Maar dankzij de verzoening van Jezus Christus zal iedere geest op een gegeven ogenblik met zijn lichaam herenigd worden en herrijzen, en een van de hemelse koninkrijken beërven, die alle superieur zijn aan ons aardse bestaan.21 Uitzonderingen beperken zich tot hen die, evenals Satan en zijn engelen, moedwillig tegen God in opstand kwamen.22 Bij de opstanding zal het donkere oord in de geestenwereld, ofwel de ‘hel’, haar gevangen geesten opgeven. Jezus is in de wereld gekomen ‘om voor de wereld te worden gekruisigd en de zonden der wereld te dragen, en de wereld te heiligen en van alle ongerechtigheid te reinigen.’23

Jezus heeft gezegd: ‘uw hart worde niet ontroerd (…). In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (…) want Ik ga heen om u plaats te bereiden.’24 In het boek Mozes wordt dit kort en bondig samengevat: ‘Want zie, dit is mijn werk en mijn heerlijkheid: de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.’25

Na alles wat de Heiland voor het mensdom had doorstaan, is het niet verrassend dat Hij Joseph in het eerste visioen de raad gaf zich bij geen van de bestaande kerken aan te sluiten, ‘want ze hadden alle ongelijk.’26 De Heiland luidde vervolgens de herstelling van zijn ware leer in omtrent het heilsplan en andere verlossende beginselen zoals de leer van Christus.27

Niettegenstaande de grote leerstellige verschillen die bestaan, onthouden wij ons echter van kritiek op andere kerken. Die doen veel goed. Ze zijn mensen tot zegen. Vele prediken Jezus en zijn leringen.

Een journaliste van de Washington Post woonde een van onze kerkdiensten in Nigeria bij. Zij interviewde een nieuw lid en vroeg naar zijn bekering. Daarop schreef zij:

‘[Hij] zei dat hij uit een stadsbus stapte en de kerk van de [mormonen] binnenging. (…) Wat hij daar hoorde stond hem meteen aan; vooral dat er niet werd gepredikt dat mensen van andere kerken naar de hel gingen.’28 Dat brengt goed het gevoel onder woorden dat veel bekeerlingen over de kerk hebben.

Onze leiders hebben ons voortdurend geadviseerd om ‘respect en waardering te tonen voor andersdenkenden. Er is zoveel behoefte aan verdraagzaamheid en wederzijds respect onder de verschillende godsdiensten en levensbeschouwingen.’29

Het is evenzeer belangrijk om vriendelijk en liefdevol te zijn voor de leden van onze eigen kerk, ongeacht hun mate van toewijding of betrokkenheid. De Heiland heeft duidelijk gesteld dat we elkaar niet behoren te oordelen.30 Dat geldt in het bijzonder voor onze eigen familie. Onze plicht is lief te hebben, onderricht te geven en het nooit op te geven. De Heer heeft ‘alle mensen om niet’ verlost, maar heeft ‘zijn volk geboden alle mensen tot bekering te bewegen.’31

Onze innige wens gaat echter verder dan verlossing en onsterfelijkheid. We willen ook met onze familie in het celestiale koninkrijk worden toegelaten en eeuwig leven bij onze liefdevolle hemelse Vader en onze Verlosser. We kunnen alleen het eeuwige leven beërven als we gehoorzaam zijn aan de wetten en verordeningen van het evangelie.32 ‘Want indien u mijn geboden onderhoudt, zult u van zijn volheid ontvangen, en in Mij worden verheerlijkt.’33

De 19de-eeuwse Europese bekeerlingen die Dickens aan boord van de Amazon ontmoette, waren over veel struikelblokken heengestapt. Zij hadden een getuigenis dat er openbaring uit de hemel komt en dat er weer profeten en apostelen op aarde zijn. Zij geloofden in het herstelde evangelie van Jezus Christus.

Ze hadden zicht gekregen op de weergaloze bestemming die voor hen lag. Zij waren niet bang voor de moeilijke weg die zij waren ingeslagen en hun uiteindelijke bestemming was in feite niet de Salt Lake Valley. Hun ware bestemming was het paradijs, gevolgd door de verhoging in het celestiale koninkrijk.

Dat is de reden dat de heiligen der laatste dagen toen en nu het laatste vers van ‘Komt, heil’gen komt’ in geloof en verwachtingsvol zingen.

En sterven wij alvorens daar te zijn,

blijde dag, Ongehoord!

Dan zijn wij vrij van alle smart en pijn

in het schoon, hemels oord!’34

Onze liefdevolle Vader is met een allesomvattend en barmhartig plan voor zijn kinderen gekomen ‘dat de levenden redt, de doden verlost, de verdoemden bevrijdt, en allen die zich bekeren verheerlijkt.’35 Hoewel onze weg bezaaid ligt met beproeving is de bestemming onovertroffen glorierijk.

Ik verheug mij in het grote heilsplan, dat berekend is op alle kinderen van onze hemelse Vader. Ik uit mijn onuitsprekelijke dank voor de verzoening van Jezus Christus. Ik getuig van Hem in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Johannes 16:33.

  2. Charles Dickens, ‘The Uncommercial Traveller’, All the Year Round (4 juli 1860), p. 449; zie ook David M. W. Pickup, The Pick and Flower of England (2001), p. 2.

  3. All the Year Round (4 juli 1863), p. 446.

  4. Zie Alma 4:10.

  5. Zie Paul Johnson, ‘Militant Atheism and God’, Forbes (8 oktober 2007), p. 27; John Gray, ‘Faith in Reason: Secular Fantasies of a Godless Age’, Harper’s Magazine (januari 2008), p. 86.

  6. LV 45:32.

  7. LV 45:29.

  8. William Lee Adams, ‘Christians and Atheists Battle in London Bus Wars’, Time, 8 februari 2009, www.time.com.

  9. Zie Lucas 18:8.

  10. Soms wordt Openbaring 22:18 ten onrechte geciteerd. Dit slaat echter op het boek Openbaring, niet op de Bijbel. Zie ook Deuteronomium 4:2.

  11. Zie Nassim Nicholas Taleb, De zwarte zwaan: de impact van het hoogst onwaarschijnlijke (2007), pp. XVII–XXVIII.

  12. Gary G. Ely, 16 mei 2008, relaas van zijn bekering vlak voordat hij begon als president van het zendingsgebied Denver-Noord (Colorado, VS).

  13. Newell Cook McMillan, samensteller, The Life and History of Phineas Wolcott Cook (1980), pp. 19–20.

  14. Zie Frederic W. Farrar, Eternal Hope (1892), pp. XXXVI–XLII. Zie H. Wallace Goddard, God’s Plan—Kinder Than We Dare to Expect, Meridian Magazine (2006) www. ldsmag.com/myth/060217plan.html, voor een uitgebreide bespreking van dit onderwerp.

  15. Poems of Tennyson, Oxford University Press (1907), pp. 387–388.

  16. Zie Frederic W. Farrar, Eternal Hope (1892), pp. XXII.

  17. Zie LV 29:46–50; 137:7–10.

  18. Alma 40:12.

  19. Zie 2 Nephi 9:10–14; LV 76:84–86.

  20. Alma 40:14.

  21. Zie LV 76:89.

  22. Zie Jesaja 14:12–15; Lucas 10:18; Openbaring 12:7–9; LV 76:32–37.

  23. LV 76:41; zie ook 1 Korintiërs 15:22.

  24. Johannes 14:1–2.

  25. Mozes 1:39.

  26. Geschiedenis van Joseph Smith 1:19; zie ook vs. 20.

  27. Zie 2 Nephi 31:2–21; zie ook Hebreeën 6:1–2; 2 Johannes 1:9–10; 3 Nephi 11:30–40.

  28. Mary Jordan, ‘The New Face of Global Mormonism’, The Washington Post, 19 november 2007, p. A01.

  29. Gordon B. Hinckley, ‘Dit is het werk van de Meester’, De Ster, juli 1995, p. 65.

  30. Zie Lucas 6:37.

  31. 2 Nephi 26:27.

  32. Zie LV 93:1.

  33. LV 93:20.

  34. ‘Komt, heil’gen, komt’, lofzang 15.

  35. Orson F. Whitney, Saturday Night Thoughts (1921), p. 323.

Afdrukken