2009
Lessen uit de gebeden van de Heer
May 2009


Lessen uit de gebeden van de Heer

Onze gebeden volgen de patronen en leringen van de Heer Jezus Christus. Hij heeft ons geleerd hoe we moeten bidden.

Afbeelding
Elder Russell M. Nelson

Geliefde broeders en zusters, met u spreek ik mijn liefde en bewondering uit voor ouderling Neil L. Andersen. Zijn roeping tot het heilig apostelschap komt van de Heer en is geopenbaard aan zijn profeet, president Thomas S. Monson. President Monson heeft al zijn hele leven lang zijn vermogen verfijnd om naar de wil van de Heer te luisteren. Zoals de Heiland zijn wil onderwierp aan zijn hemelse Vader, onderwerpt de profeet zijn wil aan de Heer. Dank u, president Monson, dat u die macht ontwikkelt en gebruikt. Wij feliciteren u, ouderling Andersen, en wij bidden voor u!

Het onzevader

Onze gebeden volgen de patronen en leringen van de Heer Jezus Christus. Hij heeft ons geleerd hoe we moeten bidden. Uit zijn gebeden kunnen we veel belangrijke lessen halen. We kunnen beginnen met het onzevader, en kunnen verder lering trekken uit andere gebeden die Hij ons heeft gegeven.1

Luister terwijl ik het onzevader opzeg wat we daaruit kunnen leren:

‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd;

‘uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op aarde.

‘Geef ons heden ons dagelijks brood;

‘en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.

‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van het boze. Want Uwer is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.’2

Het Onze Vader staat twee keer vermeld in het Nieuwe Testament en één keer in het Boek van Mormon.3 Het staat ook in de Bijbelvertaling van Joseph Smith,4 waar een verklaring is toegevoegd aan deze twee zinsneden:

  1. ‘Vergeef ons onze overtredingen, gelijk ook wij vergeven hen die overtredingen tegen ons begaan’5 en

  2. ‘Sta niet toe dat wij in verzoeking geleid worden, maar verlos ons van het boze.’6

De verklaring aangaande vergeving wordt ondersteund door andere uitspraken van de Meester. Hij zei tegen zijn dienstknechten: ‘In zoverre u elkaar uw overtredingen hebt vergeven, [vergeef] Ik, de Heer, u evenzo.’7 Met andere woorden, om vergeven te worden, moet men eerst vergeven.8 De verklaring inzake verleiding is nuttig, want we zouden toch niet in verzoeking geleid willen worden door de Godheid. De Heer heeft gezegd: ‘Waakt en bidt, dat gij niet in verzoeking komt.’9

Hoewel de vier versies van het Onze Vader niet identiek zijn, beginnen ze allemaal met de aanhef ‘Onze Vader’, wat een nauwe band van God met zijn kinderen aangeeft. De zinsnede ‘uw naam worde geheiligd’ geeft de respectvolle en aanbiddende houding aan die we zouden moeten hebben als we bidden. ‘Uw wil geschiede’ drukt een denkbeeld uit dat we straks zullen bespreken.

Zijn verzoek om ‘dagelijks brood’ omvat ook een behoefte aan geestelijke voeding. Jezus, die Zichzelf ‘het brood des levens’ noemde, gaf een belofte: ‘Wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren.’10 En als we goed leven en deelnemen aan het avondmaal, wordt ons beloofd dat we altijd zijn Geest bij ons mogen hebben.11 Dat is geestelijke voeding die we op geen enkele andere wijze kunnen verkrijgen.

Als de Heer zijn gebed afsluit, erkent Hij Gods grote macht en heerlijkheid en eindigt met ‘amen’. Onze gebeden eindigen ook met amen. Hoewel het in verschillende talen anders wordt uitgesproken, betekent het overal hetzelfde. Het betekent ‘waarlijk’ of ‘dat zij zo’.12 Amen toevoegen, is een plechtige bevestiging van een toespraak of gebed.13 Wie het met de inhoud eens is, dient hoorbaar amen14 te zeggen om daarmee aan te geven: ‘dat is ook mijn plechtige verklaring’.15

De Heer ging zijn gebed vooraf met een verzoek aan zijn volgelingen om ‘ijdele herhalingen’16 te vermijden en ‘aldus’17 te bidden. Zo dient het Onze Vader dus als een patroon dat wij moeten volgen en niet als een uit het hoofd te leren stuk tekst dat we herhaaldelijk opzeggen. De Meester wil gewoon graag dat we om Gods hulp bidden in ons voortdurende streven om het kwaad te weerstaan en een rechtschapen leven te leiden.

Hogepriesterlijke gebeden

Andere gebeden van de Heer zijn ook leerzaam, vooral zijn hogepriesterlijke gebeden. Ze worden ook wel voorspraakgebeden genoemd, omdat de Heer in gebed voorspraak deed bij zijn Vader ten behoeve van het welzijn van zijn discipelen. Stelt u zich in gedachten eens de Heiland van de wereld voor, geknield in gebed, terwijl ik uit Johannes 17 voorlees:

‘Dit sprak Jezus en Hij hief zijn ogen ten hemel en zeide: Vader, (…) verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke, (…)

‘en het werk is voltooid dat door U werd verwacht. (…)

‘want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.

‘Ik bid voor hen.’18

Van dit gebed van de Heer leren we hoe verantwoordelijk Hij zich voelde als onze Middelaar en Voorspraak bij de Vader.19 Wij zouden ons net zo verantwoordelijk moeten voelen om zijn geboden te onderhouden en tot het einde te volharden.20

Jezus sprak ook een voorspraakgebed uit voor de inwonders van het oude Amerika. In de kroniek staat: ‘Niemand kan zich de vreugde indenken die onze ziel vervulde op het ogenblik dat wij Hem voor ons tot de Vader hoorden bidden.’21 Daar voegde Jezus aan toe: ‘Gezegend zijt gij wegens uw geloof. En nu zie, mijn vreugde is overvloedig.’22

In een later gebed nam Jezus ook een smeekbede om eensgezindheid op. ‘En nu, Vader,’ zei Hij, ‘bid Ik tot u voor hen (…) dat zij in Mij zullen geloven, opdat Ik in hen zal kunnen zijn, zoals Gij, Vader, in Mij zijt, opdat wij één zullen zijn.’23 Wij kunnen ook bidden om eensgezindheid. Wij kunnen bidden om één van hart en zin te zijn met de gezalfden van de Heer en met onze dierbaren. Wij kunnen bidden om wederzijds begrip en respect tussen onszelf en onze naasten. Als wij echt om anderen geven, behoren we voor ze te bidden.24 ‘Bidt voor elkander’, schreef Jakobus, ‘het gebed van een rechtvaardige vermag veel.’25

Lessen uit andere gebeden

De Heer leerde ons nog meer over het gebed. Hij zei tegen zijn discipelen: ‘Daarom moet gij altijd tot de Vader bidden in mijn naam.’26 De Heiland beklemtoonde verder: ‘Bidt in uw gezin tot de Vader, altijd in mijn naam.’27 Wij passen die les gehoorzaam toe als we in de naam van Jezus Christus bidden tot de Vader.28

Een ander gebed van de Heer leert ons iets dat in drie opeenvolgende verzen herhaald wordt:

‘Vader, Ik dank U dat Gij de Heilige Geest hebt gegeven aan dezen die Ik heb uitgekozen (…).

‘Vader, Ik bid U, dat Gij de Heilige Geest zult geven aan allen, die in hun woorden geloven.

‘Vader, Gij hebt hun de Heilige Geest gegeven, omdat zij in Mij geloven.’29

Als de nabijheid van de Heilige Geest zó belangrijk is, zouden ook wij erom moeten bidden. En we zouden ook alle nieuwe leden en onze kinderen moeten helpen om de gave van de Heilige Geest te leren gebruiken. Doen we dat, dan kan de Heilige Geest een drijvende kracht ten goede worden in ons leven.30

Onze gebeden verbeteren

De Heer heeft ons veel manieren geleerd om onze gebeden te verbeteren. Hij zei bijvoorbeeld: ‘Het gezang der rechtvaardigen is een gebed tot Mij, en het zal met een zegening op hun hoofd worden beantwoord.’31

Het gebed krijgt ook een extra dimensie als we vasten.32 De Heer heeft gezegd: ‘Ook geef Ik u een gebod dat gij van nu af aan zult doorgaan met bidden en vasten.’33 President Joseph F. Smith heeft echter wel gewaarschuwd om verstandig te zijn bij het vasten, omdat men dit tenslotte ook ‘te ver kan voeren. Iemand kan vasten en bidden tot het hem het leven kost, maar dat is niet nodig, dat is niet wijs. (…) De Heer kan een eenvoudig gebed horen dat in geloof wordt uitgesproken, al bestaat het maar uit een half dozijn woorden, en kan een vasten die niet langer dan vierentwintig uur duurt net zo goed en doeltreffend erkennen als een gebed van duizend woorden en een vasten van een maand. (…) De Heer aanvaardt dat wat voldoet met aanzienlijk meer behagen en voldoening dan dat wat overdadig en onnodig is.’34

Dat idee van ‘overdadig en onnodig’ zouden we ook moeten toepassen op de lengte van onze gebeden. Een slotgebed in een kerkbijeenkomst hoeft geen samenvatting van elke boodschap te bevatten en moet geen ongeplande toespraak zijn. We kunnen een privégebed zo lang maken als we willen, maar een publiek gebed behoort een kort verzoek te zijn om de Geest van de Heer, of een korte uiting van dankbaarheid voor iets dat voorbij is.

En we kunnen onze gebeden ook op andere manieren verbeteren. We kunnen de ‘juiste woorden’35 gebruiken — speciale voornaamwoorden — als we het over de Godheid hebben. Hoewel we steeds vrijer worden in wereldse zaken zoals onze dagelijkse kleding en omgangstaal, is ons gevraagd om het formele, juiste taalgebruik voor het gebed in stand te houden. In onze gebeden gebruiken we de respectvolle voornaamwoorden Gij, U en uw in plaats van jij en jouw.36 Dat houdt ons nederig. Dat komt onze gebeden ten goede. In de Schriften staat ook: ‘Wees nederig; en de Heer, uw God, zal u aan de hand leiden en u antwoord geven op uw gebeden.’37

Het gebed begint met een individueel initiatief. ‘Zie,’ zegt de Heer, ‘Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.’38 We doen die deur open als we tot onze hemelse Vader bidden in de naam van Jezus Christus.39

Wanneer behoren wij te bidden? Wanneer we maar willen! Alma heeft gezegd: ‘Raadpleeg de Heer bij al uw handelingen, en Hij zal u ten goede leiden; ja, wanneer gij u des nachts neerlegt, leg u dan neer in de hoede des Heren (…) en wanneer gij des ochtends opstaat, laat uw hart dan vol dankbaarheid zijn jegens God; en indien gij deze dingen doet, zult gij ten laatsten dage worden verhoogd.’40 Jezus gebood zijn discipelen ‘niet op te houden met bidden in hun hart.’41

Een gebruik van kerkleden is om ’s morgens en ’s avonds in gezinsgebed neer te knielen en daarnaast persoonlijke gebeden op te zeggen en een zegen over ons voedsel te vragen.42 President Monson heeft gezegd: ‘Laten we onze persoonlijke en gezinsgebeden tot de Heer in geloof en vertrouwen in Hem uitspreken.’43 En dus behoren wij allemaal bij ons bidden om materiële en geestelijke zegeningen net als Jezus in het Onze Vader te zeggen: ‘Uw wil geschiede.’44

Jezus Christus, de Heiland van de wereld — Hij die ons losgeld met zijn bloed heeft betaald — is onze Verlosser en ons Voorbeeld.45 Aan het eind van zijn bediening in dit sterfelijk leven, bad Hij dat zijn wil — als de geliefde Zoon — mocht opgaan in de wil van de Vader.46 Op dat cruciale moment riep de Heiland uit: ‘Vader, uw wil geschiede en de heerlijkheid zij de uwe voor eeuwig!’47 En dus behoren wij tot God te bidden: ‘Uw wil geschiede.’

En laten wij altijd bidden ‘dat [het] koninkrijk [van de Heer] zich op aarde zal verbreiden, opdat haar bewoners (…) voorbereid zullen zijn op de (…) dagen, waarin de Zoon des Mensen (…) zal neerdalen, gekleed in de luister van zijn heerlijkheid, om het koninkrijk van God dat op aarde is opgericht, te ontmoeten.’48

Mogen wij in ons dagelijks leven en op onze eigen cruciale momenten deze waardevolle lessen van de Heer goed toepassen, dat bid ik in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. In 1976 was het hele januarinummer van de Ensign gewijd aan het gebed. Wie het onderwerp van het gebed oprecht wil bestuderen, kan veel uit die artikelen halen.

  2. Matteüs 6:9–13.

  3. Zie Matteüs 6:9–13; Lucas 11:2–4; 3 Nephi 13:9–13.

  4. Zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 6:9–15.

  5. Zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 6:13.

  6. Zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 6:14.

  7. LV 82:1.

  8. Zie Matteüs 18:23–35; LV 64:10.

  9. Matteüs 26:41.

  10. Johannes 6:35; zie ook Johannes 6:48, 51.

  11. Zie Moroni 4:3; 5:2; LV 20:77, 79.

  12. In het Hebreeuws en het Grieks betekent amen ‘waarlijk’, ‘zeker’ of ‘zo zij het’.

  13. Zie Openbaring 1:18; 22:20–21. Het wordt ook gebruikt bij het bevestigen van overeenkomsten (zie 1 Koningen 1:36).

  14. Zie 1 Korintiërs 14.16.

  15. Zie Psalmen 106:48; Openbaring 5:13–14; 19:4; LV 88:135.

  16. Matteüs 6:7; 3 Nephi 13:7.

  17. Matteüs 6:9; 3 Nephi 13:9.

  18. Johannes 17:1, 4, 8–9.

  19. Zie 1 Timoteüs 2:5; 1 Johannes 2:1; LV 29:5; 45:3; 110:4.

  20. Zie LV 14:7.

  21. 3 Nephi 17:17.

  22. 3 Nephi 17:20.

  23. 3 Nephi 19:23.

  24. Zie Matteüs 5:44; Alma 34:27; 3 Nephi 18:21.

  25. Jakobus 5:16.

  26. 3 Nephi 18:19.

  27. 3 Nephi 18:21.

  28. Zie 2 Nephi 32:9; 33:12; 3 Nephi 18:23, 30; 19:6–7; 20:31; 28:30.

  29. 3 Nephi 19:20–22.

  30. Zie Johannes 10:27–28 (vergelijk LV 84:43–47); 2 Nephi 31:17–20; Alma 5:38. En we kunnen de Geest uitnodigen om ons te helpen bedenken waar we over moeten bidden (zie Romeinen 8:26).

  31. LV 25:12.

  32. Zie Handelingen Acts 14:23; 1 Korintiërs 7:5 [Statenvertaling]; Omni 1:26; Alma 5:46; 6:6; 17:3; 17:9; 28:6; 45:1; 3 Nephi 27:1; 4 Nephi 1:12; Moroni 6:5.

  33. LV 88:76.

  34. Joseph F. Smith, Conference Report, oktober 1912, pp. 133–134.

  35. Zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Psalmen 17:1.

  36. Zie Spencer W. Kimball, Faith Precedes the Miracle, (1972), p. 201; Stephen L Richards, Conference Report, oktober 1951, p. 175; Bruce R. McConkie, ‘Why the Lord Ordained Prayer’, Ensign, januari 1976, p. 12; L. Tom Perry, ‘Our Father Which Art in Heaven’, Ensign, november 1983, p. 13; en Dallin H. Oaks, ‘The Language of Prayer’, Ensign, mei 1993, pp. 15–18. Details van de te gebruiken taal zijn uitgelegd door Don E. Norton jr. in ‘The Language of Formal Prayer’, Ensign, januari 1976, pp. 44–47.

  37. LV 112:10, zie ook Psalmen 24:3–4; Matteüs 6:12; Helaman 3:35; LV 64:8–10.

  38. Openbaring 3:20.

  39. Zie 3 Nephi 18:20; LV 88:64.

  40. Alma 37:37. Zie ook Filippenzen 4:6; Alma 34:18–27; LV 10:5; 93:49.

  41. 3 Nephi 20:1.

  42. Zie Ensign, januari 1976, p. 11.

  43. Thomas S. Monson, ‘Een koninklijk priesterschap’, Liahona, november 2007, p. 61.

  44. Zie Matteüs 26:42; Jakob 7:14; Ether 12:29; LV 109:44; Mozes 4:2.

  45. Zie 3 Nephi 27:13–15, 21–22.

  46. Zie Mosiah 15:7.

  47. Matteüs 26:39; zie ook Mozes 4:2, waaruit blijkt dat de Heiland al vanaf het begin een nederige houding had.

  48. LV 65:5.

Afdrukken