Kom tot Hem
Ik weet door de kracht van de Heilige Geest met volmaakte en zekere klaarheid dat Jezus de Christus is, de geliefde Zoon van God.
Goedemiddag broeders en zusters, mijn knieën knikken en mijn emoties roeren zich heftig. Ik heb u lief en dank u zeer voor uw steunverlenende stem. In zo veel opzichten voel ik mij onbekwaam en verdeemoedigd.
Het troost mij dat de Heer mij juist in één vaste vereiste voor het heilig apostelschap ten zeerste heeft gezegend. Ik weet door de kracht van de Heilige Geest met volmaakte en zekere klaarheid dat Jezus de Christus is, de geliefde Zoon van God.
Er is niemand die meer liefde bezit dan president Thomas S. Monson. Zijn warmte is als de middagzon. Toch kunt u zich vast wel indenken hoe beduusd ik mij voelde toen hij mij deze heilige roeping gaf en de ogen van Gods profeet de diepten van mijn ziel peilden. U zult zich ook de liefde kunnen indenken die God en zijn profeet mij lieten voelen toen president Monson zijn lange, liefdevolle armen om mij heen sloeg. Ik heb u lief, president Monson.
Tot hen die mij kennen, zeg ik: als ik naar uw mening ooit tekort ben geschoten, vraag ik om vergiffenis en geduld. Meer dan ooit heb ik behoefte aan uw geloof en uw gebeden.
Ik weet dat ik niet ben wat ik moet worden. Ik bid dat ik mij bereidwillig zal laten vormen door de lessen en discipline van de Heer. Ik vind troost in de woorden van president Monson die hij gisteravond in de priesterschapsbijeenkomst sprak, dat de Heer iemands rug zal vormen naar de last die hij te dragen krijgt.
Kort na mijn roeping als algemeen autoriteit, nu zestien jaar geleden, vergezelde ik president Boyd K. Packer naar een ringconferentie, waar hij iets zei wat ik altijd onthouden heb. Toen hij voor de aanwezigen stond, zei hij: ‘Ik weet wie ik ben.’ En na een korte pauze voegde hij daar aan toe: ‘Ik ben niemand in het bijzonder.’ Toen draaide hij zich om naar mij achter op het podium en zei: ‘En u, broeder Andersen, bent ook niemand in het bijzonder.’ En toen vervolgde hij met deze woorden: ‘En als u dat ooit vergeet, zal de Heer u daar onmiddellijk aan herinneren, en dat zal niet aangenaam zijn.’
Ik uit grote dankbaarheid voor u, de getrouwe leden van de kerk. Als jonge zendeling in Frankrijk voelde ik mijn getuigenis groeien, doordat ik zag dat de leden volledig toegewijd waren aan het evangelie van Jezus Christus.
Van de afgelopen twintig jaar hebben we er tien voor de kerk buiten de Verenigde Staten doorgebracht. Ik heb in die landen met voor mij vreemde talen de macht Gods op u zien neerdalen. U die deel uitmaakt van de grote familie van gelovigen in het herstelde evangelie van Jezus Christus bent echt geweldig.
Ik zal de Heer nooit terug kunnen betalen voor alles wat Hij mij geschonken heeft. Hij stond mij toe te trouwen met een van zijn engelen op aarde. Mijn vrouw, Kathy, is mijn licht en mijn voorbeeld, een lieftallige dochter Gods, vol van reinheid en onschuld. Zonder haar zou ik niets zijn. Bijna mijn hele leven al probeer ik te worden wat zij dacht dat ik al was.
Twintig jaar geleden, toen onze kinderen nog jong waren, werden wij geroepen voor een zending in Frankrijk. Door deze en andere roepingen daarna, gingen ze in die jaren waarin ze eigenlijk vastigheid nodig hadden van stad tot stad, van werelddeel tot werelddeel. De Heer heeft hen nu ieder rijkelijk gezegend met een geweldige huwelijkspartner en prachtige kinderen. Ik wil hen danken voor hun welwillendheid en hun offers voor mij. Ik ben ook dankbaar voor mijn gelovige ouders — mijn moeder is aanwezig — en voor allen die mij met zo veel goeds hebben bedacht.
Ik uit mijn diepe respect voor de broeders van de Zeventig. Ik hou van hen als van mijn eigen broer. Onze band en kameraadschap zijn niet alleen van deze wereld, maar zullen na het graf voortduren.
Het Eerste Presidium en de Twaalf zijn nu al zestien jaar lang mijn voorbeelden en mijn leraren. Ik heb gezien hoe integer en rechtschapen ze zijn. In die vele jaren heb ik nooit ongebreidelde boosheid of enig verlangen naar persoonlijke eer of materieel voordeel gezien. Nooit heb ik gezien dat zij uit waren op macht of invloed.
In plaats daarvan heb ik gezien hoe trouw en zorgzaam ze voor hun vrouw en kinderen zijn. Ik heb hun liefde ervaren en ook hun zekere getuigenis van onze hemelse Vader en zijn Zoon. Ik heb gezien hoe zij zich onvermoeibaar inzetten om het koninkrijk Gods op te bouwen. Ik heb gezien hoe de macht Gods op hen rustte en hen grootmaakte en verhief. Ik ben er getuige van dat hun profetische stem in vervulling is gegaan. Ik heb gezien hoe de zieken genazen en naties gezegend werden door hun gezag, en was in hun bijzijn op momenten die te heilig zijn om over te praten. Ik getuig dat zij de gezalfden des Heren zijn.
Ik bid dat mijn geest als die van ouderling Joseph B. Wirthlin mag zijn — wiens dood mijn roeping teweegbracht — een geest wars van enig verlangen naar persoonlijke aandacht, bereid om daar naartoe te gaan en datgene te doen wat de profeten des Heren van mij vergen, tot aan mijn laatste ademtocht volledig toegedaan aan de Heiland en de opbouw van het koninkrijk Gods.
Er is door de eeuwen heen vaak uitgekeken naar onze tijd. De Schrift spreekt over dingen ‘die de Heer heeft verordonneerd en bereid, vóór de grondlegging der wereld.’ (LV 128:5.)
De openbaringen spreken van een grote vergadering die zal plaatsvinden (zie 2 Nephi:7–8; 3 Nephi 16:5). Jesaja profeteerde dat het huis des Heren zou worden gevestigd in het hoogste der bergen, en dat de stem des Heren vandaar over de hele aarde zal uitgaan (zie Jesaja 2:2–3). Daniël verklaarde dat zij als een steen zou zijn die zonder toedoen van mensenhanden van een berg losraakte (Daniël 2:34, 44–45). Petrus sprak over de wederoprichting aller dingen (zie Handelingen 3:20–21). Nephi zag dat de leden van de kerk van het Lam niet groot in aantal zouden zijn, maar wel in elk land en elke natie aanwezig (zie 1 Nephi 14:12, 14).
We leven in de tijd van het ‘wonderba[re] werk en een wonder’ des Heren (Jesaja 29:14; zie 2 Nephi 25:17). Ons is de zegen ten deel gevallen het evangelie aan ons gezin en ons nageslacht te brengen, en te assisteren bij de voorbereiding op de wederkomst van de Heiland. De Heer omschreef de doeleinden van de herstelling: ‘Om een licht voor de wereld te zijn, en een standaard voor [ons en zijn] volk, (…) en om een boodschapper te zijn voor [zijn] aangezicht om voor [Hem] uit de weg te bereiden (LV 45:9). Onze verantwoordelijkheid is niet onbeduidend; het is niet toevallig dat we zijn wie we zijn; het zal ons door de eeuwigheden heen tot eer strekken dat we in deze laatste dagen onze verbonden getrouw zijn nagekomen.
Ik acht het een voorrecht dat ik de hand des Heren overal ter wereld aan het werk heb gezien. Hoewel we de pioniers die over de vlakten naar de Salt Lake Valley liepen in ere houden, weten we dat er nu veel meer pioniers leven. Zij duwen geen handkarren, maar ze zijn in zo veel opzichten precies hetzelfde: zij hebben de stem des Heren gevoeld in de pagina’s van het Boek van Mormon en in hun persoonlijke gebeden. Gelovig en bekeerlijk zijn zij in de wateren des doops afgedaald en hebben hun voeten stevig in de rijke evangeliegrond geplant. Als discipel van Christus zijn zij bereid offers te brengen voor wat juist en waar is. En met de gave van de Heilige Geest blijven zij standvastig op koers naar het eeuwige leven.
We moeten onthouden, geliefde broeders en zusters, wie we zijn en wat we hebben. We zijn niet alleen in ons verlangen om goed te doen; er zijn veel geweldige mensen in andere kerken en geloofsovertuigingen.
Wij zijn niet de enigen die tot onze hemelse Vader bidden of antwoord krijgen op onze gebeden; onze hemelse Vader houdt van al zijn kinderen.
Wij zijn niet de enigen die offers brengen voor een hoger werk; er zijn meer mensen die onbaatzuchtig zijn.
Er zijn meer mensen die in Christus geloven. Overal zijn er loyale en achtenswaardige ouders die van elkaar en van hun kinderen houden. We kunnen veel leren van al die andere goede mensen.
Toch moeten we ons niet onttrekken aan datgene wat uniek en eigen is aan De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen niet loslaten. Alleen hier is het priesterschap van God, hersteld door hemelse boodschappers. Alleen hier gaan het Boek van Mormon en de Bijbel hand in hand bij de openbaring en verkondiging van de godheid en het evangelie van Christus. Alleen hier zijn er profeten van God, die ons hemelse raad brengen en die de sleutels dragen die in de hemel binden wat op aarde is gebonden.
Onze kennis van de goddelijke zending van de kerk moet ons er niet toe brengen om superieur of arrogant te zijn, maar moet ons op onze knieën dwingen om de Heer te smeken ons te helpen te worden wat wij moeten worden. Evenmin hoeven we verlegen te zijn met deze woorden van de Heer: ‘Dit is mijn kerk en Ik zal ze bevestigen; en niets zal ze te gronde richten’ (Mosiah 27:13).
Bovenal verkondigen wij onze Redder en Verlosser, Jezus Christus. Alles wat we zijn, en alles wat we zullen zijn, danken wij aan Hem. Hoewel wij ontzag hebben voor zijn grootsheid, wil Hij niet dat we op eerbiedige afstand blijven. Hij wenkt ons tot Zich. ‘Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen’ (Openbaring 3:20).
Zijn woorden weerklinken door de eeuwen:
‘Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven,
‘en eenieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven’ (Johannes 11:25–26).
Broeders en zusters, Hij leeft. Hij is uit de dood herrezen. Hij leidt zijn heilige werk op aarde. President Thomas S. Monson is zijn profeet. Dat getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.