2008
Een twaalfjarige diaken
Mei 2008


Een twaalfjarige diaken

Wij allen kunnen onze zending en bestemming als zonen Gods vervullen.

Elder John M. Madsen

Geliefde broeders van de priesterschap, ik wil mij graag richten tot elke twaalfjarige diaken die deze algemene priesterschapsbijeenkomst bijwoont. Waar je ook bent, ik heet je welkom, en wil je vertellen over, of eigenlijk herinneren aan, een ervaring die president Gordon B. Hinckley had toen hij een twaalfjarige diaken was.

In zijn biografie lezen we: ‘Kort nadat hij tot diaken was geordend, ging hij met zijn vader naar een priesterschapsvergadering van de ring. Hij voelde zich een beetje verloren toen hij op de achterste rij in de kapel van wijk 10 plaatsnam, terwijl [zijn vader], (die in het ringpresidium diende) op het podium ging zitten. Ter opening van de vergadering stonden en zongen drie- of vierhonderd mannen William W. Phelps’ triomfale lofzang (…) “Ere de man tot wie sprak weer Jehovah / die tot profeet werd gezalfd door de Heer. / Hij was d’ontsluiter der laatste bedeling, / eens geven volken en vorsten hem eer.”’

Terugkijkend op deze ervaring, zei president Hinckley: ‘Er gebeurde iets met mij toen ik die gelovige mannen hoorde zingen. Het ontroerde mij. Het gaf mij een gevoel dat moeilijk onder woorden te brengen is. Het gevoel raakte mij diep, zowel emotioneel als geestelijk. Ik had het nog nooit eerder in de kerk gevoeld. Ik kreeg in mijn hart de overtuiging dat de man over wie zij zongen werkelijk een profeet van God was. Door de macht van de Heilige Geest kwam ik toen te weten dat Joseph Smith echt een profeet van God was.’1

Evenals de ervaring die president Hinckley als twaalfjarige diaken had ‘er een was die hem zijn verdere leven is bijgebleven’,2 bid ik dat de ervaring die jullie nu hebben, je je verdere leven zal bijblijven!

Zouden jullie nu even naar dit opvallende bronzen beeldje willen kijken, getiteld Diakenenbank. Voor wie het niet kan zien, Diakenenbank is de uitbeelding van een spontaan moment met vijf diakenen op een kerkbank!

Wat zie je aan deze vijf diakenen? Ik lees nu twee uitspraken voor van twee voormalige presidenten van de kerk, en stel daarna de vraag een beetje anders: Wat kun je nu zien?

President Joseph Fielding Smith heeft verklaard: ‘Onze jongeren (…) zijn de adel van de hemel, een voortreffelijke en uitverkoren generatie met een goddelijke bestemming. Zij waren voorbestemd om geboren te worden in een tijd dat het evangelie op aarde is, en waarin de Heer heldhaftige dienstknechten nodig heeft om dit belangrijke werk in de laatste dagen uit te voeren.’3

En president Spencer W. Kimball heeft verklaard: ‘We brengen een koninklijke generatie groot (…) die bijzondere zaken te doen heeft.’4

Als we in het licht van deze profetische verklaringen onze blik op die vijf diakenen op een bank nu eens uitbreiden tot alle jongemannen van de Aäronische priesterschap, wat zie je dan?

Ik vertrouw erop en bid dat we allemaal hun goddelijk potentieel zien; dat we zien hoe zij als dragers van het heilige priesterschap uitgaan, en als zendelingen ‘het eeuwigdurende evangelie’5 ‘door de Geest’6 ‘tot de volken der aarde’7 prediken; dat we hen zien als getrouwe echtgenoten en vaders, en als ‘kloekmoedige dienstknechten’ en ‘leiders’ in de kerk en het koninkrijk Gods in deze laatste dagen.

Om een duidelijker beeld te krijgen van de ‘goddelijke bestemming’ van deze ‘uitverkoren’ en ‘koninklijke generatie’ hoeven we slechts na te denken over de twaalfjarige Jezus, die met zijn ouders naar Jeruzalem ging om het paasfeest te vieren.8

Wie was die twaalfjarige jongen? Wat was zijn zending en bestemming? En hoe heeft Hij die vervuld?

Wij maken bekend — en de Schriften bevestigen het — dat Hij Jezus Christus was en is, de Zoon van de levende God9, die ‘in de wereld is gekomen (…) om voor de wereld te worden gekruisigd en de zonden der wereld te dragen, en de wereld te heiligen en van alle ongerechtigheid te zuiveren’10, ‘opdat de mensenkinderen redding ten deel valt, ja, door geloof in zijn naam’11; dat Hij in zijn jeugd ‘[is toegenomen] in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen’12, dat Hij ‘opgroeide met zijn broeders en in kracht toenam en de Heer diende in afwachting van de tijd van zijn bediening’13, dat Hij ‘in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht’.14 Jazeker, Hij zag ‘allerlei verzoekingen’15, maar sloeg er geen acht op’.16 En toen Hij oog in oog stond met Lucifer, ‘de vader van alle leugen’17, ‘de meester der zonde’18, vond Jezus niet alleen bescherming in zijn kennis van de Schriften, maar ook in zijn absolute gehoorzaamheid aan het woord en de wil van zijn Vader19, en Hij gebood, zeggende: ‘Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.’20

Welnu, hoe Hij zijn zending en bestemming heeft kunnen vervullen, daarover heeft Jezus zelf gezegd:

‘Wanneer gij de Zoon des mensen verhoogd hebt, zult gij inzien, dat Ik het ben en niets uit Mijzelf doe, doch dat Ik dit spreek, gelijk de Vader Mij geleerd heeft.

En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt.’21

Dat wij allen, als zonen Gods,22 onze zending en bestemming kunnen vervullen, wordt duidelijk uit deze woorden van de Heer aan de profeet Joseph Smith: ‘Voorwaar, aldus zegt de Heer: Het zal geschieden dat iedere ziel die zijn zonden verzaakt en tot Mij komt, en mijn naam aanroept en mijn stem gehoorzaamt en mijn geboden onderhoudt (…) tot de Vader [zal] komen in mijn naam, en te zijner tijd [zal] ontvangen van zijn volheid.’23

Daarvan getuig ik, evenals ik getuig dat president Thomas S. Monson een profeet van God is, en dat hij en zijn raadgevers in het Eerste Presidium, en het Quorum der Twaalf Apostelen, profeten, zieners en openbaarders zijn. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Sheri L. Dew, Go Forward with Faith: The Biography of Gordon B. Hinckley (1996), pp. 35-36.

  2. ‘President Gordon B. Hinckley’, In Memoriam: President Gordon B. Hinckley, 1910–2008 (supplement van de Liahona, april 2008), p. 3.

  3. Conference Report, april 1970, p. 6.

  4. ‘Boys Need Heroes Close By’, Ensign, mei 1976, p. 45.

  5. Openbaring 14:6; LV 68:1; zie ook LV 133:7–8.

  6. Zie Matteüs 10:19–20; Lucas 24:32; LV 42:14; 43:15; 50:13–22; 84:85.

  7. LV 134:12; zie ook Openbaring 14:6; LV 68:8; zie ook LV 133:7–8.

  8. Zie Lucas 2:41–42.

  9. Zie Matteüs 16:16; 2 Nephi 25:19–20; Mosiah 3:8; 4:2; Alma 5:48; Helaman 5:9; 3 Nephi 5:13; 11:10; 20:31; LV 14:9; 68:6–6.

  10. LV 76:41.

  11. Mosiah 3:9; zie ook Mosiah 3:12; LV 18:17–19, 21–25.

  12. Lucas 2:52.

  13. Bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 3:24.

  14. Hebreeën 4:15.

  15. Alma 7:11.

  16. LV 20:22.

  17. 2 Nephi 2:18; Ether 8:25; Mozes 4:4.

  18. Helaman 6:30; zie ook Mosiah 4:14.

  19. Zie Matteüs 4:1–10.

  20. Matteüs 4:10.

  21. Johannes 8:28–29.

  22. Psalmen 82:6; Hosea 1:10; Romeinen 8:16–17; Hebreeën 12:9; LV 11:30; 35:2; Mozes 6:68.

  23. LV 93:1, 19; zie ook Johannes 14:6; LV 76:92–95; 2 Nephi 31:7–16; 3 Nephi 12:48; 27:27; Moroni 10:32–33.