Dierbaar geloof van onze vaders
Ware godsdienst dient niet te ontstaan uit wat de mens behaagt of uit de tradities van voorouders, maar uit wat God, onze eeuwige Vader, behaagt.
We worden zeer gezegend door de prachtige muziek van het Tabernakelkoor.
Geliefde broeders en zusters, vrienden, het verheugt mij dat ik mij in uw midden bevind, en het mij gegeven is lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen te zijn, om onder u gerekend te worden.
Mijn eerste reactie toen ik deze heilige roeping van de Heer kreeg om als het nieuwste lid van het Eerste Presidium van de kerk te dienen, was dat ik mij vreugdevol overrompeld voelde. Sindsdien hebben de woorden nederigheid, dankbaarheid en geloof een andere dimensie gekregen.
Ik kan u verzekeren dat niemand meer verrast was door de roeping dan mijn kinderen en kleinkinderen.
In De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen dingen wij niet naar, noch weigeren wij, roepingen die van God komen via de geïnspireerde priesterschapskanalen. Ik bid dat God mij kracht en een begripvol hart schenkt om deze heilige roeping groot te maken naar zijn wil en welbehagen.
We missen allemaal president Gordon B. Hinckley. Zijn invloed op dit grote werk zal ons tot zegen blijven.
Ik voel mij bevoorrecht dat ik zo nauw met president Monson kan samenwerken. Ik ken hem al heel wat jaren. Hij is een man met verbazingwekkende gaven en talenten. Hij is de profeet van God. Zijn geloof en liefdevolle hart gaan uit naar alle natiën, geslachten, talen en volken.
Ik ben dankbaar dat ik met president Eyring kan samenwerken. Ik voel liefde en respect voor deze grote leider en leraar in het koninkrijk van God.
Toen het Quorum der Twaalf in de bovenzaal van de Salt Laketempel bijeen was om president Monson steun te verlenen als de zestiende president van de kerk, verwonderde ik mij over de buitengewone kwaliteiten, wijsheid en spiritualiteit van de broeders die daar aanwezig waren. Ik werd mij nog meer bewust van mijn eigen gebreken. Ik hou van deze voortreffelijke geloofsreuzen. Ik ben dankbaar dat ik door mijn hand op te steken hun mijn steun kan geven. Ik hou van, en verleen mijn steun aan, ouderling Christofferson, het nieuwste lid van de Twaalf.
Toen de Heer Frederick G. Williams riep als raadgever van de profeet Joseph Smith, gebood Hij hem: ‘Wees getrouw; handel in het ambt waartoe Ik u heb aangewezen; kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën.’1 Ik ben van mening dat deze raad geldt voor eenieder die een roeping aanvaardt in het koninkrijk van God, en zeker voor mij in dit deel van mijn leven.
Profeet Gods en onze president
Ik wil u wat vertellen over president Thomas S. Monson. Een paar jaar geleden bezocht president Monson een regionale conferentie in Hamburg en ik had de eer om hem daarbij te vergezellen. President Monson heeft een gigantisch geheugen en toen we het over de heiligen in Duitsland hadden, stond ik ervan verbaasd hoeveel hij er zich herinnerde.
President Monson vroeg naar broeder Michael Panitsch, voormalig ringpresident en toentertijd patriarch, die een van de trouwe pioniers van de kerk in Duitsland was. Ik vertelde hem dat broeder Panitsch ernstig ziek was en aan bed gekluisterd, en dat hij de bijeenkomsten niet kon bijwonen.
President Monson vroeg of we hem een bezoekje konden brengen.
Ik wist dat president Monson net vóór zijn reis naar Hamburg aan zijn voet was geopereerd en dat lopen pijnlijk was. Ik legde uit dat broeder Panitsch op de vijfde verdieping woonde en dat er geen lift was. Wij zouden de trap moeten nemen.
President Monson liet zich niet van zijn stuk brengen. En dus gingen we.
Ik herinner mij hoe moeilijk het voor president Monson was om trappen te lopen. Hij moest na elke verdieping even uitrusten. Er kwam geen klacht over zijn lippen, en hij wist niet van opgeven. Omdat het gebouw hoge plafonds had, leek er geen eind te komen aan de trappen, maar president Monson hield opgewekt vol, en zo bereikten we eindelijk de flat van broeder Panitsch op de vijfde verdieping.
Eenmaal binnen hadden we een goed gesprek. President Monson bedankte hem voor zijn toegewijde leven en monterde hem op met zijn glimlach. Voordat we vertrokken, gaf hij hem een prachtige priesterschapszegen.
Niemand anders dan broeder Panitsch, zijn vrouw en kinderen, en ik waren getuige van deze moedige en barmhartige daad.
President Monson had ervoor kunnen kiezen om uit te rusten tussen de lange en vele bijeenkomsten door. Hij had wat van de mooie bezienswaardigheden in Hamburg kunnen gaan bekijken. Ik vond en vind het opmerkelijk dat hij van alle bezienswaardigheden in die stad koos voor een bezoek aan een zwak en ziek lid van de kerk, dat de Heer toegewijd en nederig had gediend.
President Monson ging naar Hamburg om de mensen in dat land te onderwijzen en tot zegen te zijn, en dat heeft hij gedaan. Maar tezelfdertijd richtte hij zich op het individu, naam na naam. Zijn brede en verreikende visie verschaft hem inzicht in de complexiteit van een wereldwijde kerk, maar toch heeft hij ook de barmhartigheid om zich op het individu te richten.
Toen de apostel Petrus over Jezus, zijn vriend en leraar, sprak, zei hij over Hem: ‘Hij ging rond, weldoende.’2
Datzelfde kan, denk ik, gezegd worden van de man die we steunen als profeet van God.
Het geloof van onze vaders
Ik verwonder mij over de vele verschillende achtergronden van de leden van de kerk. U komt uit alle rangen en standen, alle culturen, talen, politieke omstandigheden en godsdienstige tradities.
Deze verscheidenheid in levensomstandigheden bracht mij bij de boodschap van een van onze lofzangen: ‘Dierbaar geloof’. In het refrein wordt deze zin herhaald: ‘Dierbaar geloof [van onze vaders], ons levensbrood, u zijn we trouw tot in de dood.’3
Het geloof van onze vaders — die woorden staan mij aan.
Veel leden van de kerk denken bij die woorden aan de heldhaftige pioniers die het gerief van hun huis achterlieten en per huifkar en te voet op weg gingen tot zij de vallei van het grote Zoutmeer bereikten. Ik heb diep ontzag voor het geloof en de moed van die eerste pioniers van de kerk. Mijn eigen voorouders woonden in die tijd aan de overkant van de oceaan. Geen van hen woonde in Nauvoo of Winter Quarters, en geen van hen maakte de tocht over de vlakten. Maar als lid van de kerk maak ik dankbaar en trots aanspraak op hun pionierserfgoed als mijn eigen erfgoed.
Met dezelfde vreugde maak ik aanspraak op het erfgoed van de hedendaagse pioniers in elke natie, wier verhalen van volharding, geloof en offers nieuwe, melodieuze verzen toevoegen aan het imposante refrein van de hedendaagse lofzang op het koninkrijk Gods.
Als men in mijn eigen familie nadenkt over de woorden ‘het geloof van onze vaders’ dan denkt men daarbij vaak aan het lutherse geloof. Onze voorouders behoorden generaties lang tot dit kerkgenootschap. Mijn zoon is er onlangs zelfs achtergekomen dat een van onze familietakken terug te voeren is tot Maarten Luther.
We houden alle gelovigen in andere religies in ere en respecteren hen die God liefhadden, ongeacht waar zij woonden of wanneer zij leefden, ook al hadden zij niet de volheid van het evangelie. Wij uiten onze dank voor hun onbaatzuchtigheid en moed. Zij zijn onze broeders en zusters, kinderen van onze hemelse Vader.
Wij geloven dat het een fundamenteel recht van de mens is ‘de almachtige God te aanbidden volgens de stem van ons eigen geweten, en [we] kennen alle mensen hetzelfde goed recht toe: laat hen aanbidden hoe, waar of wat zij willen.’4
Er zijn vele geloven en tradities van onze vaders
Nu de herstelde Kerk van Jezus Christus wereldwijd tot bloei komt — nu er dertien miljoen leden zijn — heeft ‘het geloof van onze vaders’ een ruimere betekenis gekregen. Voor sommigen kan het slaan op het familie-erfgoed in een van de honderden christelijke geloven; voor anderen betreft het wellicht de geloven en tradities in het Midden-Oosten, Azië of Afrika.
Ik heb het grootste deel van mijn leven in landen gewoond waar de leden van de kerk in de minderheid zijn. In die tijd is het mij duidelijk geworden dat veel mensen onder de indruk zijn van het herstelde evangelie als hen dat ter ore komt — en zelfs lid van de kerk willen worden. En toch willen ze liever niet hun voorouders teleurstellen; zij voelen het als hun plicht om trouw te blijven aan het geloof van hun vaders.
Jaren geleden zag ik op een zondag nieuwe gezichten bij ons in de kerk — een jonge moeder met twee dochters. Het duurde niet lang of de drie lieten zich dopen en werden lid van de kerk.
Ik ken het verhaal van hun bekering uit de eerste hand, want de naam van de oudste dochter was Harriet, en zij zou later mijn vrouw worden.
Harriets moeder, Carmen, had pas haar man verloren en raakte in een periode van bezinning geïnteresseerd in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Na de leerstellingen onderzocht te hebben, wisten Carmen en haar dochters dat de kerk waar was en wilden ze zich laten dopen.
Toen Carmen dat aan haar moeder vertelde, was haar moeder echter heel ontdaan. ‘Hoe kun je zo ontrouw zijn aan het geloof van je vaders?’, vroeg ze.
Carmens moeder was niet de enige die bezwaren had. Carmens wilskrachtige zus, Lisa, was net zozeer ontdaan door het nieuws. Misschien drukt ontdaan het te zachtjes uit. Ze was ontzettend boos.
Lisa zei dat ze die twee jonge zendelingen een bezoek zou brengen om ze te laten weten hoe ze er naast zaten. Ze ging op weg naar de kerk, trof daar de zendelingen aan en, u raadt het al, ook Lisa werd lid van de kerk.
Vele jaren later kreeg Carmens moeder ook een getuigenis dat het evangelie van Jezus Christus op aarde was hersteld. Op zekere dag zei ze tegen haar dochters en kleinkinderen: ‘Ik wil in dezelfde hemel komen als jullie.’ Ze was al in de zeventig toen ze het water van de doop in ging en lid werd van de kerk.
Het geloof van onze Vader
Wat is dan het geloof van onze vaders? Is het ’t geloof van onze ouders, grootouders of overgrootouders?
Maar hoe staat het dan met het geloof van de ouden vóór hen? Hoe staat het met Abraham, Isaak en Jakob? Zijn zij niet onze vaders? Zijn wij niet van het huis van Israël? En Noach en Henoch, en onze eerste ouders, Adam en Eva?
En de Heiland, en de discipelen die Hem volgden?
Het geloof van onze hemelse Vader is sinds het begin der tijden onveranderlijk gebleven, zelfs vóór de grondlegging van deze wereld. Johannes de Openbaarder beschreef een grote oorlog in de hemel.5 Het strijdpunt was morele keuzevrijheid, net als in deze tijd. Iedereen die ooit geleefd heeft, bevond zich onder hen die tegen Satan streden en de kant van de Zoon en de Vader kozen. Verplicht dat niet tot trouw aan God, onze hemelse Vader?
Als lid van de Kerk van Jezus Christus, geloven wij ‘in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest.’6 En ‘wij geloven dat door de verzoening van Christus de gehele mensheid kan worden gered door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie.’7 Wij geloven in het grote plan van geluk, het verlossingsplan, het heilsplan, waardoor Gods kinderen het sterfelijke leven ervaren en kunnen terugkeren in de tegenwoordigheid van de Vader — een barmhartig plan dat er al vóór de grondlegging van deze aarde was.
Dat is het plan en het geloof van onze Vader!
Ik getuig dat de leer van het herstelde evangelie van Jezus Christus het geloof van onze hemelse Vader is. Het is zijn waarheid, vanaf de dagen van Adam tot in deze tijd geopenbaard aan zijn dienstknechten, de profeten. De Vader en de Zoon zijn aan Joseph Smith verschenen om het geloof van onze Vader op aarde te herstellen, dat nooit meer zal verdwijnen. God verlangt dat al zijn kinderen het ontvangen, ongeacht hun achtergrond, cultuur of tradities. Ware godsdienst dient niet te ontstaan uit wat de mens behaagt of uit de tradities van voorouders, maar uit wat God, onze eeuwige Vader, behaagt.
Voortdurende openbaring is een basisgegeven van dit geloof. Joseph Smiths eerste gebed getuigt daar krachtig van. Openbaring is een constant kompas dat altijd wijst naar de wil en het geloof van onze hemelse Vader.
Onze hemelse Vader houdt van zijn kinderen. Hij hoort de gebeden van de ootmoedigen en oprechten in alle natiën, talen en volken. Hij schenkt licht aan wie Hem zoeken en eren, en bereid zijn om zijn geboden te onderhouden. Wij verkondigen verheugd dat het geloof van onze Vader op aarde is.
Wij nodigen iedereen op deze prachtige planeet uit om zijn leer te leren kennen en te zien of die niet aangenaam, goed en waardevol is. We vragen de oprechten van hart om zich in deze leer te verdiepen en om hun Vader in de hemel te vragen of die waar is of niet. En al doende kunnen zij het ware geloof van hun Vader ontdekken, omarmen en navolgen, welk geloof hen zal behouden.8
Dat is onze boodschap aan de wereld.
Ik getuig plechtig dat God de Vader, zijn Zoon, Jezus Christus, en de Heilige Geest werkelijk bestaan; er zijn nu profeten op aarde die de sleutels dragen die in ononderbroken opvolging van Joseph Smith tot Thomas S. Monson zijn gekomen. In de naam van Jezus Christus. Amen.