Dienstvaardigheid: een goddelijke eigenschap
Zij die dienen, streven ernaar hun medemens edeler te maken en hem op te bouwen en te verheffen.
Alles wat Christus voor ons heil deed, was uniek. Hij slaagde erin om zijn verlossende werk in een bediening van ongeveer drie jaar te doen. Vandaag wil ik drie doelen van het aardse leven van de Heiland belichten.
1. Zijn zoenoffer
Het eerste en grootste doel was de ongeëvenaarde en verbazingwekkende opdracht die Hij van zijn Vader had gekregen: een oneindige en eeuwige offerande brengen voor de hele mensheid.
Als de eniggeboren Zoon van de Vader in het vlees erfde Hij alle goddelijke eigenschappen van zijn Vader en erfde Hij van zijn aardse moeder, Maria, sterfelijke eigenschappen.
Alleen zijn offer kon ons redden van onze sterfelijke en gevallen staat (zie Alma 34:8–14). Hij kwam in de wereld met het doel zijn leven te geven, daar alleen zijn leven ons het eeuwige leven kon geven.
Geen enkele andere sterveling in het verleden, het heden of de toekomst van de aarde zal verzoening voor onze zonden brengen. Hij is onze Heiland en Verlosser (zie Johannes 3:16).
Hij zal wederkomen om ons te regeren en te besturen met grote macht en heerlijkheid.
2. Zijn leer
Het tweede doel van onder ons wonen was ons in de leer te onderrichten die Hij van zijn Vader had geleerd, waaronder de verordeningen en verbonden van het heil en de verhoging (zie Marcus 1:27, Johannes 7:16).
Zijn leer draait om liefde, vergeving en genade. Het is de manier om in vrede en harmonie onder de mensen te leven en de manier om terug te keren naar God en bij Hem te wonen.
3. De kinderen van God dienen
Zijn derde doel was het koninkrijk op te bouwen door anderen te dienen. Dat was een ander soort leiderschap. Dienstbaarheid is een kenmerk van zijn volgelingen — een goddelijke eigenschap.
‘Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het.
‘Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen;
‘want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb’ (Johannes 13:13–15).
Hij leefde om het evangelie van het koninkrijk te prediken en allerlei ziekten te genezen (zie Matteüs 4:23–24). Zijn leer verkondigen en onze medemens dienen zijn twee plichten die wij op ons hebben genomen bij onze doop. Dat maakt ons ware dienstknechten en dienstmaagden van Christus.
Na zijn leer te hebben verkondigd had Hij mededogen met de mensen en vermenigvuldigde de broden en de vissen op wonderbaarlijke wijze om de menigte te voeden, waarbij Hij ons liet zien dat hij een medelevend en dienend karakter heeft. De volgende dag was de menigte nog groter omdat ze te eten had gekregen. Hij leerde het volk vastberaden en met een eeuwig perspectief:
‘Gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt.
‘Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal’ (Johannes 6:26–27).
Wij dienen als kerk de hongerigen te voeden, de zieken verlichting te geven, de naakten te kleden, en de berooiden onderdak te bieden. Met vastengaven verlichten wij de fundamentele, eerste behoeften van de leden, en met de welzijnszorg dragen wij ertoe bij dat er in hun behoeften op de lange termijn wordt voorzien. Als er zich natuurrampen voordoen, bieden wij via onze humanitaire diensten hulp aan onze broeders en zusters die niet van ons geloof zijn.
Zonder die stoffelijke noden te verwaarlozen, bewijst De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen op gebod van de Heer de mensheid de meest edele en verheven dienst, namelijk om alle mensen tot zegen te zijn door hen in de leer van Christus te onderrichten en hen uit te nodigen de reddende verordeningen te ontvangen opdat zij ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven’ (Mozes 1:39) mogen verkrijgen.
Verandering van gedachte en houding
Ik weet dat God ons liefheeft. Hij staat ons toe onze keuzevrijheid uit te oefenen, zelfs als we die misbruiken. Hij staat ons toe onze eigen beslissingen te nemen.
Christus kan ons niet helpen als we Hem niet vertrouwen; Hij kan ons niet onderwijzen als we Hem niet dienen. Hij zal ons niet dwingen om het goede te doen, maar Hij wijst ons alleen de weg als wij beslissen Hem te dienen. Willen wij in zijn koninkrijk dienen, dan verlangt Christus van ons dat wij een verandering van gedachte en houding ondergaan.
‘Want hoe kent iemand de meester, die hij niet heeft gediend, en die voor hem een vreemdeling is, en verre is van de gedachten en voornemens van zijn hart?’ (Mosiah 5:13.)
Zegeningen van dienstbaarheid
Ik getuig dat wij door onze medemens te dienen de Heer leren kennen.
Dienstbaarheid sterkt ons in ons geloof en maakt ons nuttig in zijn koninkrijk. Dienstbaarheid geeft ons moed en een doel in het leven. Het brengt ons dichter tot God en helpt ons om onze goddelijke aard te ontwikkelen. Het leert ons onze medemens lief te hebben en te begrijpen en om onze eigen verlangens te vergeten, en egoïsme, hoogmoed en ondankbaarheid te elimineren. Het leert ons om aan de noden van anderen te denken, waardoor wij de deugden van de Heiland kunnen ontwikkelen.
Vriendelijkheid, liefde, geduld, begrip en eensgezindheid nemen toe als we anderen dienen, terwijl onverdraagzaamheid, jaloezie, afgunst, hebzucht en egoïsme afnemen of verdwijnen. Hoe meer we van onszelf geven, hoe meer ons vermogen om te dienen, begrijpen en lief te hebben toeneemt.
Zij die anderen dienen, zullen er altijd naar streven God te behagen en in harmonie met Hem te leven. Zij zullen vrede hebben; zij zullen een opgewekt gelaat en een vriendelijke geest hebben.
Zij die dienen, streven ernaar hun medemens edeler te maken en hem op te bouwen en te verheffen; daarom zien zij het goede in anderen, en zien zij geen reden of hebben zij geen tijd om beledigd te raken. Zij ontwikkelen de deugd om te bidden voor hen die kritiek leveren. Zij verwachten geen erkenning of beloning. Zij bezitten de liefde van Christus.
Zij die dienen, zijn altijd en overal bereid om met alle mensen te delen wat zij hebben en weten.
Zij die dienen, blijven zelfs in tegenspoed nog leven in hoop op een betere toekomst. Zij blijven standvastig in een crisis omdat er hoop in Christus is.
Zij die dienen, aanvaarden hun taken in nederigheid, erkennen hun beperkingen, maar zijn ervan overtuigd dat twee personen alles kunnen wat zij voorstellen, zolang een van die twee God is.
Koning Benjamin zei onder goddelijke inspiratie: ‘Wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, [zijt] gij louter in dienst van uw God’ (Mosiah 2:17). Zij die dienen, krijgen een groter begrip van de persoonlijkheid en de eigenschappen van God.
Zij die vol toewijding dienen, zelfs als een en ander niet gaat zoals ze zouden willen, raken niet gauw ontmoedigd, vermoeid of gefrustreerd, want de belofte van gemoedsrust en de aanwezigheid van de Heilige Geest faalt nooit.
Wereldwijd en plaatselijk dienen
In de kerk zijn er tienduizenden leden die onzelfzuchtig dienen, verspreid over meer dan 170 landen en in zeer veel verschillende taalgebieden. Zij dienen onzelfzuchtig als leider of leerkracht, of zorgen voor anderen, zonder salaris of stoffelijke beloning, zonder applaus of wereldse erkenning. Zij geven van hun tijd, talenten en middelen; zij offeren alles op wat zij hebben en dienen doeltreffend en wonderbaarlijk goed. Na enige tijd worden zij ontheven zodat anderen ook de kans krijgen om te dienen.
Vanwege haar leer en haar hulp is de herstelde kerk van Jezus Christus het leven van haar leden voortdurend tot zegen. Wij danken God voor u allen, getrouwe heiligen, die de vreugde van dienstvaardigheid hebben gesmaakt, en die die vreugde blijven voelen door de hulp die zij blijven bieden. We bidden dat God u daarvoor zal blijven zegenen. In de naam van Jezus Christus. Amen.