2008
Getuigenis
Mei 2008


Getuigenis

Kennis bevordert gehoorzaamheid en gehoorzaamheid bevordert kennis.

Elder Dallin H. Oaks

Een getuigenis van het evangelie is een persoonlijke overtuiging die de Heilige Geest onze ziel geeft dat bepaalde feiten van eeuwig belang waar zijn, en dat wij weten dat ze waar zijn. Die feiten zijn bijvoorbeeld de aard van de Godheid en onze relatie tot Hen, de uitwerking van de verzoening, en het feit van de herstelling.

Een getuigenis van het evangelie is geen reisverhaal, verslag van uw gezondheid, of een uiting van uw liefde voor uw gezinsleden. Het is geen toespraak. President Kimball heeft gezegd dat op het moment dat u tot anderen begint te preken, uw getuigenis voorbij is.1

I.

Er rijzen verschillende vragen als we anderen hun getuigenis horen geven of als we overwegen zelf ons getuigenis te geven.

  1. In een getuigenisdienst zegt een lid: ‘Ik weet dat de Vader en de Zoon aan de profeet Joseph Smith zijn verschenen.’ Een bezoeker vraagt zich af: ‘Wat bedoelt hij als hij zegt dat hij dat weet?

  2. Een jonge man die zich op een zending aan het voorbereiden is, vraagt zich af of zijn getuigenis sterk genoeg is om zendingswerk te doen.

  3. Een jonger lid hoort het getuigenis van een ouder of een leerkracht. Hoe heeft een dergelijk getuigenis nut voor hem of haar?

II.

Wat bedoelen we als we ons getuigenis geven en zeggen dat we weten dat het evangelie waar is? Zet dat weten eens af tegen weten zoals ‘Ik weet dat het buiten koud is’ of ‘Ik weet dat ik van mijn vrouw houd.’ Dat zijn drie verschillende soorten weten, want elk weten wij op een andere manier. Weten wat de temperatuur buiten is, is met wetenschappelijk bewijs te verifiëren. Weten dat we van onze partner houden, is persoonlijk en subjectief. Maar hoewel het niet wetenschappelijk te bewijzen is, is het toch belangrijk. Het denkbeeld dat alle belangrijke kennis gebaseerd is op wetenschappelijk bewijs, is gewoon niet waar.

Hoewel er enkele ‘bewijzen’ zijn voor evangeliewaarheden (zie bijvoorbeeld Psalmen 19:2; Helaman 8:24), leveren wetenschappelijke methodes geen geestelijke kennis op. Dat was wat Jezus Simon Petrus leerde in zijn antwoord op diens getuigenis dat Hij de Christus was: ‘Gezegend zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is’ (Matteüs 16:17). De apostel Paulus heeft dit uitgelegd. In een brief aan de heiligen te Korinte schrijft hij: ‘Alzo weet ook niemand, wat van God is, dan [door] de Geest Gods’ (1 Korintiërs 2:11, Statenvertaling 1977; zie ook Johannes 14:17).

Daarentegen weten wij hetgeen des mensen is door de wegen des mensen, maar ‘een ongeestelijk mens aanvaardt niet wat van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is’ (1 Korintiërs 2:14).

In het Boek van Mormon lezen we dat God de waarheid van geestelijke zaken aan ons bekend zal maken door de macht van de Heilige Geest (zie Moroni 10:4–5). In hedendaagse openbaring belooft God ons dat wij ‘kennis’ zullen krijgen als Hij in ons verstand en in ons hart tot ons spreekt ‘door de Heilige Geest’ (LV 8:1–2).

Een van de geweldigste aspecten van het plan dat onze hemelse Vader voor zijn kinderen heeft, is dat ieder van ons de waarheid van dat plan zelf te weten kan komen. Die geopenbaarde kennis komt niet uit boeken, uit wetenschappelijk bewijzen, of uit intellectuele overwegingen. Net als de apostel Petrus kunnen wij die kennis rechtstreeks van onze hemelse Vader krijgen door middel van de Heilige Geest.

Als we geestelijke waarheden te weten komen door geestelijke middelen, kunnen we net zo zeker zijn van die kennis als een wetenschapper zeker is van de soorten kennis die hij met andere methodes heeft verkregen.

De profeet Joseph Smith heeft daar een prachtig voorbeeld van gegeven. Toen hij werd vervolgd omdat hij mensen over zijn visioen vertelde, vergeleek hij zijn situatie met die van de apostel Paulus, die bespot en gehoond werd toen hij zich voor koning Agrippa verdedigde (zie Handelingen 26). ‘Maar dat alles deed aan de werkelijkheid van zijn visioen niets af’, aldus Joseph Smith. ‘Hij had een visioen gezien, hij wist dat hij het had gezien, en alle vervolging onder de hemel kon dat niet veranderen. Zo was het ook met mij’, vervolgt Joseph. ‘Ik had werkelijk een licht gezien, en te midden van dat licht had ik twee Personen gezien, en Zij hadden werkelijk tot mij gesproken (…) Ik had een visioen gezien; ik wist het, en ik wist dat God het wist, en ik kon het niet loochenen, noch durfde ik dat’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:24–25).

III.

Dat was Joseph Smiths getuigenis. En hoe staat het met het onze? Hoe kunnen wij te weten komen en getuigen dat wat hij zei, waar was? Hoe krijgen we dat wat we een getuigenis noemen?

De eerste stap tot het verkrijgen van welke kennis dan ook, is er werkelijk naar te verlangen. De volgende stap, althans in het geval van geestelijke kennis, is God er in oprecht gebed om te vragen. Zoals we in hedendaagse openbaring lezen:

‘Indien gij vraagt, zult gij openbaring op openbaring, kennis op kennis ontvangen, opdat gij de verborgenheden en de vredige dingen zult kennen — datgene wat vreugde brengt, datgene wat het eeuwige leven brengt’ (LV 42:61).

En Alma heeft het volgende geschreven over wat hij had gedaan: ‘Ziet, ik heb vele dagen gevast en gebeden, opdat ik deze dingen zelf mocht weten. En nu weet ik inderdaad voor mijzelf dat ze waar zijn, want de Here God heeft ze mij door zijn Heilige Geest geopenbaard’ (Alma 5:46).

Bij ons verlangen en zoeken naar kennis, moeten we bedenken dat het verkrijgen van een getuigenis geen passieve aangelegenheid is, maar een proces waarbij er van ons verwacht wordt dat we iets doen. Jezus leerde: ‘Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek’ (Johannes 7:17).

Een andere manier om een getuigenis te krijgen, lijkt verbazingwekkend wanneer vergeleken met de methodes om andere kennis te krijgen. Wij verkrijgen of sterken een getuigenis door het te geven. Iemand heeft er zelfs op gewezen dat sommige mensen eerder een getuigenis hebben gekregen door op te staan om het onder woorden te brengen dan er op hun knieën om te bidden.

Een individueel getuigenis is het fundament van ons geloof. Daarom is alles wat we moeten doen om het te verkrijgen, versterken en behouden essentieel voor ons geestelijke leven. Naast de vereisten die ik al heb genoemd, moeten we elke week aan het avondmaal deelnemen (zie LV 59:9) om in aanmerking te komen voor de belangrijke belofte ‘dat [wij] zijn Geest altijd bij [ons] mogen hebben’ (LV 20:77). Uiteraard is die Geest de bron van ons getuigenis.

IV.

Wie een getuigenis van het herstelde evangelie heeft, heeft ook de plicht om het uit te dragen. In het Boek van Mormon staat dat wij ‘te allen tijde als getuige van God [dienen te op te treden], in alle dingen en op alle plaatsen waar [wij ons] ook [mogen] bevinden’ (Mosiah 18:9).

Een van de indrukwekkendste leringen over het verband tussen de gave van een getuigenis en de plicht om het uit te dragen, staat in afdeling 46 van de Leer en Verbonden. In die openbaring worden verschillende soorten geestelijke gaven beschreven:

‘Aan sommigen wordt het door de Heilige Geest gegeven te weten dat Jezus Christus de Zoon van God is, en dat Hij gekruisigd is voor de zonden der wereld.

‘Aan anderen wordt het gegeven in hun woorden te geloven, opdat ook zij het eeuwige leven zullen hebben als zij getrouw blijven’ (vss. 13–14; zie ook Johannes 20:29).

Zij die de gave hebben om te weten, hebben duidelijk de plicht om hun getuigenis uit te dragen zodat anderen die de gave hebben om in hun woorden te geloven, ook het eeuwige leven mogen hebben.

Er is nooit een grotere noodzaak voor ons geweest om ons geloof zowel in kleine kring als in het openbaar te belijden dan nu (zie LV 60:2). Hoewel sommigen het atheïsme aanhangen, staan veel mensen open voor meer waarheden aangaande God. Aan die oprechte zoekers moeten wij het bestaan van God, de eeuwige Vader, bevestigen, en van de goddelijke zending van onze Heer en Heiland, Jezus Christus, en van het feit dat de herstelling heeft plaatsgevonden. Wij moeten heldhaftig zijn in ons getuigenis van Jezus. Ieder van ons heeft vele kansen om zijn geestelijke overtuiging te verkondigen aan vrienden en buren, collega’s en kennissen. Wij dienen vaak van die kansen gebruik te maken om onze liefde voor de Heiland te uiten, ons getuigenis van zijn goddelijke zending, en onze vastberadenheid om Hem te dienen.2 Onze kinderen zouden ons geregeld ons getuigenis moeten horen geven. Wij zouden onze kinderen ook moeten sterken door hen aan te moedigen om mede hun eigen identiteit te vormen door hun groeiende getuigenis, en niet alleen maar door prestaties op school, in sport of andere schoolse activiteiten.

V.

Wij leven in een tijd waarin sommigen het geloof van wie zij mormonen noemen verkeerd voorstellen, en daardoor bespotten sommigen ons zelfs. Als wij dergelijke verkeerde voorstellingen van zaken tegenkomen, is het onze plicht om ons daar tegen uit te spreken zodat wij onze leer en ons geloof kunnen verduidelijken. Wij zouden degenen moeten zijn die ons geloof verklaren in plaats van toe te staan dat anderen het laatste woord krijgen met hun verkeerde voorstellingen. Dit vraagt om een getuigenis, dat onder vier ogen aan een kennis kan worden gegeven, of in het openbaar in een kleine of grote vergadering. Getuigen wij van de waarheid die wij kennen, dan dienen wij ons trouw te houden aan de waarschuwing om ‘in mildheid en zachtmoedigheid’ (LV 38:41) te spreken. We mogen nooit hooghartig, scherp of spottend overkomen. Zoals de apostel Paulus heeft gezegd, dienen we in liefde de waarheid te zeggen (zie Efeziërs 4:15). Iedereen kan het met ons persoonlijke getuigenis oneens zijn, maar niemand kan het weerleggen.

VI.

Tot slot noem ik het verband tussen gehoorzaamheid en kennis. Leden die een getuigenis hebben en er onder leiding van hun kerkleiders naar handelen, worden soms beschuldigd van blinde gehoorzaamheid.

Natuurlijk hebben wij leiders, en natuurlijk zijn wij onderworpen aan hun beslissingen en hun aanwijzingen voor het werk van de kerk en het verrichten van de benodigde priesterschapsverordeningen. Maar in het leren en kennen van de waarheid van het evangelie — ons persoonlijke getuigenis — heeft ieder van ons een rechtstreekse relatie met God, onze eeuwige Vader, en zijn Zoon, Jezus Christus, door het krachtige getuigenis van de Heilige Geest. Dat is wat onze critici maar niet kunnen begrijpen. Het verbaast hen dat wij eensgezind onze leiders kunnen volgen en toch onafhankelijk kunnen zijn in wat wij weten.

Misschien is het uit te leggen door erop te wijzen dat ieder van ons twee kanalen naar God heeft. Wij hebben een kanaal van bestuur dat via onze profeet en andere leiders loopt. Dat kanaal, dat te maken heeft met leerstellingen, verordeningen en geboden, resulteert in gehoorzaamheid. Maar wij hebben ook een kanaal van ons persoonlijke getuigenis, en dat is een rechtstreeks kanaal. Dat kanaal heeft te maken met zijn bestaan, onze relatie met Hem, en de waarheid van zijn herstelde evangelie. Dat kanaal resulteert in kennis. Deze twee kanalen versterken elkaar wederzijds. Kennis bevordert gehoorzaamheid (zie Deuteronomium 5:27; Mozes 5:11), en gehoorzaamheid versterkt kennis (zie Johannes 7:17; LV 93:1).

Wij allen handelen naar of gehoorzamen aan kennis. Of het nu in wetenschap of in godsdienst is, onze gehoorzaamheid is niet blind als we handelen naar kennis die past bij het onderwerp van onze handeling. Een wetenschapper handelt naar de waarheidsbevinding aangaande de inhoud of omstandigheden van een bepaald experiment. In godsdienstige aangelegenheden is de bron van kennis van een gelovige geestelijk, maar het principe is hetzelfde. In het geval van heiligen der laatste dagen, als de Heilige Geest onze ziel een getuigenis van de waarheid van het herstelde evangelie of van de roeping van een hedendaags profeet geeft, is onze keus om die leringen te volgen geen blinde gehoorzaamheid.

In al ons getuigen moeten we arrogantie en hoogmoed vermijden. We dienen te denken aan de vermaning in het Boek van Mormon aan het adres van een volk dat zo hoogmoedig was over het grotere goed dat God hun had gegeven, dat zij hun buren ermee lastig vielen (zie Jakob 2:20). Jakob noemde dit ‘een gruwel […] voor Hem die alle vlees heeft geschapen’ omdat ‘het ene wezen […] in zijn ogen even kostbaar is als het andere’ (Jakob 2:21). Later waarschuwde Alma: ‘Gij zult niet het ene vlees hoger achten dan het andere, ofwel de ene mens zal zichzelf niet boven een ander schatten’ (Mosiah 23:7).

Ik besluit met mijn getuigenis. Ik weet dat wij een hemelse Vader hebben met een plan om ons naar de aarde te brengen en die de condities en bestemming van onze eeuwige reis verschaft. Ik weet dat wij een Heiland hebben, Jezus Christus, wiens leringen het plan definiëren en wiens verzoening ons de verzekering van onsterfelijkheid en de mogelijkheid van het eeuwige leven geeft. Ik weet dat de Vader en de Zoon aan de profeet Joseph Smith zijn verschenen om in deze laatste tijd de volheid van het evangelie te herstellen. En ik weet dat wij in deze tijd geleid worden door een profeet, president Thomas S. Monson, die de sleutels draagt om priesterschapsdragers de bevoegdheid te geven voor het verrichten van verordeningen die nodig zijn voor onze vooruitgang naar het eeuwige leven. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie The Teachings of Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball, p. 138.

  2. Zie bijvoorbeeld Jeanne Newman, ‘Het geluid van de bazuin’, De Ster, augustus—september 1985, pp. 21–23.