Acht slaan op de woorden van de profeten
Als priesterschapsdragers van de kerk is het onze plechtige plicht om onze profeet te volgen.
Geliefde broeders van de priesterschap, ik ben dankbaar dat ik op deze historische dag deze bijeenkomst van de algemene conferentie kan bijwonen.
Wij hebben bewondering voor hen die hun leven op het spel zetten om mensen in nood te helpen.1 Toen ik eind vorig jaar tijdens de verwoestende branden in Zuid-Californië was, vielen me twee dingen op. Ten eerste de manier waarop de leden van de kerk de mensen in nood hielpen. Ten tweede hun dankbaarheid voor de brandweerlieden. Een huiseigenaar beschreef wat hij de brandweerlieden zag doen. Hij maakte ons attent op de warme wind uit de woestijn die richting de oceaan blaast. Als het vuur eenmaal begint, blaast deze hete woestijnwind de vlammen met een snelheid van zo’n honderd kilometer per uur verder. De huiseigenaar beschreef zijn dankbaarheid en bewondering voor de brandweerlieden die met hun brandslangen achter een vrijgemaakt gebied drie meter hoge vlammen bestreden, die met die hoge snelheid op hen afkwamen. Deze moedige mannen en vrouwen konden mensen en huizen redden terwijl ze zelf voortdurend in gevaar verkeerden.
Zo af en toe gaan wij als persoon en als kerk door moeilijke en gevaarlijke perioden heen. Sommige verspreiden zich zo snel als een brand. Andere zijn subtiel en bijna niet te herkennen totdat ze heel dichtbij zijn. Sommige vereisen heldhaftige daden, maar de meeste zijn minder spectaculair. De manier waarop wij reageren, is essentieel. Het is vanavond mijn doel om de priesterschapsdragers aan te moedigen gehoor te geven aan de woorden van de profeten. Dat is één zekere manier om de verschillende lichamelijke en geestelijke gevaren het hoofd te bieden. Wellicht hebt u iets aan enkele voorbeelden.
Velen van u hebben aan trektochten deelgenomen om de redding van de handkarrenkonvooien Willie en Martin te gedenken en te waarderen. Als tiener hoorde ik voor het eerst over deze reddingsactie. Mijn moeder gaf me een boek van Orson F. Whitney, die later apostel werd.2 Door het boek van ouderling Whitney vernam ik van de heldhaftige actie in opdracht van Brigham Young om de handkarrenkonvooien te redden. Ze waren op de hoogvlakten in Wyoming door zwaar winterweer overvallen. Sommigen waren omgekomen en anderen lagen op sterven. Brigham Young werd op de hoogte gesteld van hun benarde omstandigheden, en tijdens de algemene oktoberconferentie in 1856 gaf hij de heiligen de opdracht om alles te laten liggen en die mensen op de vlakten te redden.3
Er werd massaal op de oproep gereageerd. Ouderling Whitney schreef: ‘Moedige mannen werden helden — want ze riskeerden hun eigen leven in dat winterweer op de vlakten. Ze vereeuwigden zichzelf en verdienden de onvergankelijke dankbaarheid van honderden die door hun tijdige actie ongetwijfeld van de dood werden gered.’4
Een van de redenen dat mijn moeder me het boek had gegeven, was dat ouderling Whitney mijn overgrootvader noemde, David Patten Kimball, die op 17-jarige leeftijd aan de reddingsactie had deelgenomen. Tijdens de reddingsactie vochten de hulpverleners zich door de diepe sneeuw en de ijzige kou. David en zijn metgezellen brachten grote offers om veel pioniers over de ijskoude rivier de Sweetwater te dragen.5 Dit verslag van een waar gebeurd verhaal maakte veel indruk op me. Ik wilde ook op spectaculaire wijze de Heer mijn toewijding bewijzen. Maar tijdens een bezoek aan mijn grootvader legde deze mij uit dat toen president Brigham Young zijn vader, David, en de andere jonge mannen op pad had gestuurd, president Young had gezegd dat ze al het mogelijke moesten doen om het handkarrenkonvooi te redden, ook al zou het hun leven kosten.6 Zij verrichtten hun moedige daden met name om ‘de profeet Brigham Young te volgen’ en op die manier hun geloof in de Heer, Jezus Christus, te tonen. Mijn grootvader vertelde me dat consequente, getrouwe toewijding aan de raad van een profeet de ware les is die ik van het offer van mijn overgrootvader moest leren. Hoe heldhaftig het van David en zijn metgezellen ook was om de pioniers te redden, het is ook nu heldhaftig om de raad van onze profeet op te volgen.
Dit beginsel komt tot uitdrukking in een vaak verteld verslag uit het Oude Testament. Naäman, een vooraanstaand leider in Aram, was melaats. Hij hoorde dat de profeet Elisa in Israël hem wellicht kon genezen. Elisa stuurde een boodschap dat Naäman zich zeven keer in de Jordaan moest wassen. Aanvankelijk werd Naäman boos over die raad. Maar zijn dienstknechten zeiden: ‘Had de profeet u iets moeilijks opgedragen, zoudt gij dat dan niet doen?’ Toen volgde Naäman de raad van de profeet Elisa op en werd hij genezen.7
Net als Naäman willen jullie, jonge priesterschapsdragers, wellicht ‘iets moeilijks’ doen, of aan iets spectaculairs deelnemen, zoals het redden van het handkarrenkonvooi. Maar jullie moeten je voornemen om de raad van de profeet op te volgen. Het Eerste Presidium heeft opnieuw bevestigd dat de vereisten voor jonge mensen die op zending willen gaan, verscherpt zijn. Het is een goed doel om jezelf van de zonden van de wereld te vrijwaren en te voldoen aan de hoge vereisten voor een zending. Als je je voorbereidt om het evangelie te prediken en enkele kinderen van onze hemelse Vader geestelijk te redden, is dat veelbetekenend en heldhaftig. Jullie kunnen die opdracht vervullen.
Door de geschiedenis heen hebben een liefdevolle Vader in de hemel en zijn Zoon, Jezus Christus, die aan het hoofd van de kerk staat, ons gezegend met profeten die ons raad geven en ons voor toekomstige gevaren waarschuwen.8 In Leer en Verbonden 21 zegt de Heer specifiek aangaande de profeet:
‘Gij (…) zult acht slaan op al zijn woorden en geboden die hij u zal geven wanneer hij ze ontvangt, wandelend in alle heiligheid voor mijn aangezicht;
want zijn woord zult gij aanvaarden, alsof uit mijn eigen mond, in alle geduld en geloof.’9
We hebben vanmorgen de kans gehad om in een plechtige samenkomst president Thomas S. Monson steun te verlenen als onze profeet, ziener en openbaarder, en als de zestiende president van de kerk in deze bedeling. Later in deze priesterschapsbijeenkomst van de conferentie kunnen we naar zijn eerste conferentietoespraak als president van de kerk luisteren. We zullen hem met ons hart en ons gedrag steunen als we zorgvuldig aandacht besteden aan wat hij zegt en aan wat wij voelen.
Mijn liefde en waardering voor onze vorige profeet, president Gordon B. Hinckley, zijn diep in mijn hart gegrift en zullen daar voor eeuwig blijven. Maar net als er voldoende ruimte in ons hart is voor al onze kinderen, hebben we dezelfde liefde voor en toewijding aan iedere profeet die de Heer roept om zijn kerk te leiden.
Profeten zijn geïnspireerd om ons profetische prioriteiten te geven, om ons voor gevaar te behoeden. President Heber J. Grant, de profeet van 1918 tot 1945, was bijvoorbeeld geïnspireerd om nadruk te leggen op gehoorzaamheid aan het woord van wijsheid,10 het beginsel met een belofte dat de Heer aan de profeet Joseph Smith had geopenbaard.11 Hij zei hoe belangrijk het was om niet te roken of te drinken, en hij gaf de bisschoppen de opdracht om deze beginselen tijdens tempelaanbevelingsgesprekken door te nemen.
In die tijd was roken in de samenleving algemeen aanvaard, zelfs aantrekkelijk. De medische wereld accepteerde roken omdat de wetenschappelijke onderzoeken die roken met veel verschillende soorten kanker in verband brachten nog ver in de toekomst lagen. President Grant sprak zich er krachtig tegen uit, en we werden bekend als het volk dat niet rookt en drinkt.
Tegen het eind van de jaren 1960 nam in de hele wereld het drugsgebruik explosief toe. Hoewel sommige leden in opstand kwamen, waren de meeste jongeren van de kerk in staat om het vernietigende drugsgebruik te vermijden.
Gehoorzaamheid aan het woord van wijsheid, vooral onder onze jongeren, gaf onze leden een preventieve inenting tegen drugsgebruik en de daaruit voortvloeiende gezondheidsproblemen en morele gevaren. Helaas neemt het drugsgebruik de laatste tijd weer toe. Als jullie het woord van wijsheid naleven, zullen jullie vrij zijn van de ernstigste gevaren die je in je leven kunt tegenkomen.
Soms leren de profeten ons profetische prioriteiten die ons nu en in de toekomst kunnen beschermen. President David O. McKay was de profeet van 1951 tot 1970. Een van de gebieden waar hij veel nadruk op legde, was het gezin. Hij leerde ons dat geen enkel succes opweegt tegen falen in het gezin.12 Hij moedigde de leden aan om hun gezin te versterken door de godsdienstige beginselen na te leven. Zijn leringen waren een bescherming tegen de afbraak van het huwelijk die na zijn dood plaatsvond.13 Door de leringen van president McKay versterkten de heiligen hun toewijding aan het gezin en het eeuwig huwelijk.
Als priesterschapsdragers van de kerk is het onze plechtige plicht om onze profeet te volgen. Wij steunen president Monson en zijn raadgevers, president Eyring en president Uchtdorf.
We willen dat jullie, jonge mensen, weten dat president Thomas S. Monson al vanaf zijn jeugd door de Heer is voorbereid om profeet te worden.14 Na zijn diensttijd in de marine tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog werd hij op 22-jarige leeftijd tot bisschop geordend en was hij vervolgens in een ringpresidium werkzaam. Toen hij 32 was, werd hij geroepen om met zijn lieve vrouw, Francis Monson, als zendingspresident naar Canada te gaan. En toen hij pas 36 was, werd hij door president McKay als apostel geroepen. Hij is de jongste man die in de afgelopen 98 jaar tot apostel is geroepen, en hij is al 44 jaar in die hoedanigheid werkzaam. De laatste 22 jaar is hij raadgever geweest van de presidenten Ezra Taft Benson, Howard W. Hunter en Gordon B. Hinckley.15
In afdeling 81 van de Leer en Verbonden staan de instructies voor een raadgever in het Eerste Presidium. Er staan belangrijke beginselen van het priesterschap in. De eerste instructie luidt: ‘in raadgeving getrouw’. President Monson heeft alle drie profeten met wie hij heeft samengewerkt trouw raad gegeven. De eenheid van het Eerste Presidium bij het nemen van belangrijke beslissingen is een voorbeeld voor ons allen als priesterschapsdragers in het uitoefenen van onze taken.
De tweede instructie is ‘de verkondiging van het evangelie’. President Monson is zijn hele leven een groot zendeling geweest. Zijn persoonlijke zendingswerk, zijn toezicht op de afdeling zendingswerk en de roeping en training van zendingspresidenten heeft hij met enthousiasme uitgevoerd. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de nieuwe leidraad voor de zendeling, Predik mijn evangelie. Naast de inhoudelijke bijdragen heeft hij het toevoegen van ware verhalen geïnspireerd om de gids levendiger te maken. Met zijn drukkersoog heeft hij het ontwerp en de indeling verbeterd. Hij is echt een groot zendeling.
De derde instructie luidt: ‘Welnu, wees getrouw; handel in het ambt waartoe ik u heb aangewezen; kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën.’16 Veel van onze broeders en zusters hebben te maken met verschrikkelijke problemen. Door onze christelijke hulpverlening kunnen we als priesterschapsleiders, ouders, vrienden en huisonderwijzers op de redders van het handkarrenkonvooi lijken.
De hulpverlening van president Monson is in dat opzicht altijd voorbeeldig. Als bisschop leerde hij hoe hij de leden van zijn wijk kon dienen. Hij is in contact gebleven met hun kinderen en kleinkinderen en heeft hen geholpen. Ondanks zijn veeleisende schema was hij in staat om op de begrafenis van alle 84 weduwen te spreken die in zijn wijk zaten toen hij bisschop was.
Hij heeft opmerkelijke persoonlijke hulp verleend aan mensen in nood. Hij heeft jarenlang toezicht gehouden op de humanitaire hulpverlening, waardoor mensen over de hele wereld zijn gezegend, zowel leden van de kerk als niet-leden. Zijn persoonlijke hulpverlening is altijd christelijk. Hij heeft veel mensen troost en gemoedsrust gebracht. Een vriend van mij die een kleinkind in een tragisch ongeluk was verloren, vertelde dat zijn verdriet bijna ondraaglijk was. Door de hulp van president Monson werd zijn bijna overweldigende leed omgezet in een gemoedsrust die alle begrip te boven gaat. Zijn inspanningen om zieken en behoeftigen persoonlijk van dienst te zijn, zijn buitengewoon.
President Monson heeft zijn uiterste best gedaan om gehoor te geven aan de oproep: ‘Kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën.’ Hij heeft zijn roeping als raadgever in het Eerste Presidium buitengewoon grootgemaakt. Hij heeft in de hele wereld moedig van de naam van Jezus Christus getuigd, wat de voornaamste verantwoordelijkheid van alle apostelen is.
Als junior lid van de Twaalf heb ik afgelopen februari in een bovenkamer in de Salt Laketempel mijn eerste reorganisatie van het Eerste Presidium meegemaakt. Ik heb de bevestiging van de Geest ervaren toen de Twaalf persoonlijk en unaniem president Monson steun verleenden als de profeet en president van de kerk.
Ik ben dankbaar voor onze Vader in de hemel, die ons liefheeft, en voor zijn Zoon, Jezus Christus. Hij is onze Heiland, en door de verzoening is Hij onze uiteindelijke Verlosser van de lichamelijke en geestelijke gevaren in het leven. Hij is onze Voorspraak bij de Vader. Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.