2008
Bezorgd om die ene
Mei 2008


Bezorgd om die ene

Jezus Christus is ons grote voorbeeld. Hij werd door menigten omgeven en Hij sprak tot duizenden. Toch had Hij altijd oog voor die ene.

Elder Joseph B. Wirthlin

Ik ben dankbaar dat ik vandaag in dit prachtige Conferentiecentrum bij u kan zijn. Hoe groot deze groep mensen ook is, stemt het mij nederig dat zij slechts een fractie van de miljoenen mensen is die de woorden van deze geweldige conferentie zullen horen en lezen.

Uiteraard missen we onze dierbare president Gordon B. Hinckley. We zijn door zijn invloed allemaal betere mensen geworden. De kerk is onder zijn leiding sterker geworden. De wereld is door een leider als Gordon B. Hinckley een betere plek geworden.

Ik wil graag enkele woorden over ons nieuwe Eerste Presidium zeggen.

Ik ken president Monson al erg lang. Hij is een groot man in Israël die was voorbestemd om deze kerk te presideren. Hij staat bekend om zijn fascinerende verhalen en gelijkenissen, maar wie hem goed kent, weet dat heel zijn leven een toonbeeld en toepassing van die verhalen is. Hoewel het een compliment voor hem is dat veel grote en machtige mensen op aarde hem kennen en eren, is het wellicht een groter compliment dat hij ‘vriend’ wordt genoemd door veel mensen die laag op de sociaaleconomische ladder staan.

President Monson is uitermate vriendelijk en barmhartig. Zijn woorden en daden zijn een bewijs van zijn bezorgdheid om die ene.

President Eyring is wijs, onderlegd en geestelijk ingesteld. Hij wordt niet alleen in de kerk erkend en gerespecteerd, maar ook door mensen die geen lid van onze kerk zijn. Hij is een man waar iedereen naar luistert wanneer hij spreekt. Hij heeft de naam Eyring gestalte gegeven.

Ik kende president Uchtdorf al toen ik gebiedspresident in Europa was. Vanaf het moment dat ik hem ontmoette, herkende ik in hem een man met onmetelijke geestelijke diepgang en grote vaardigheden. Ik wist dat de Heer hem indachtig was. 23 jaar geleden had ik het genoegen om hem uit naam van de Heer te roepen als ringpresident in Frankfurt. Ik heb in de loop der jaren gezien dat alles onder zijn leiding een succes wordt. De Heer is met hem. Als ik aan president Uchtdorf denk, komen er twee woorden in mijn gedachten: ‘Alles wohl’ — ‘alles wel’.

Ware discipelen van Jezus Christus zijn altijd bezorgd om die ene. Jezus Christus is ons grote voorbeeld. Hij werd door menigten omgeven en Hij sprak tot duizenden. Toch had Hij altijd oog voor die ene. ‘Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te behouden’1, zei Hij. ‘Wie van u, die honderd schapen heeft en er één van verliest, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?’2

Deze instructie is van toepassing op iedereen die Hem volgt. Ons is geboden om op zoek te gaan naar hen die verloren zijn. Wij zijn onzer broeders hoeder. We mogen deze opdracht van onze Heiland niet veronachtzamen. Wij moeten bezorgd zijn om die ene.

Vandaag wil ik het hebben over de verlorenen — sommigen omdat ze anders zijn, sommigen omdat ze vermoeid zijn en sommigen omdat ze zijn afgedwaald.

Sommige verlorenen zijn anders. Ze hebben het gevoel dat ze er niet bij horen. Misschien dwalen ze af van de kudde omdat ze anders zijn. Misschien zien ze er anders uit, gedragen ze zich anders en denken en spreken ze anders dan de mensen om hen heen. Daardoor kunnen ze het gevoel krijgen dat ze er niet bij horen.

Bij die misvatting hoort de onjuiste opvatting dat alle leden van de kerk er hetzelfde moeten uitzien, over hetzelfde moeten praten en op elkaar moeten lijken. De Heer heeft de aarde niet bevolkt met een groots orkest om alleen de piccolospelers tot hun recht te laten komen. Ieder instrument is waardevol en draagt bij aan het prachtige geheel van het symfonieorkest. Alle kinderen van onze hemelse Vader zijn min of meer anders, en toch heeft iedereen zijn eigen, prachtige geluid om het geheel diepte en klank te geven.

Die verscheidenheid in de schepping is op zich al een getuigenis dat de Heer al zijn kinderen waardeert. Hij acht de ene mens niet hoger dan de andere, maar Hij ‘nodigt hen allen uit om tot Hem te komen en deel te hebben aan zijn goedheid; en Hij verwerpt niemand die tot Hem komt, zwarte en blanke, slaaf en vrije, man en vrouw (…) allen zijn voor God gelijk.’3

Zo herinner ik mij een lichamelijk en geestelijk gehandicapte jongen uit mijn jeugd. Hij had een spraakgebrek en hij liep slecht. De jongens lachten hem altijd uit. Ze plaagden en tergden hem totdat hij soms in huilen uitbrak.

Ik hoor nog zijn stem: ‘Je bent niet aardig tegen mij’, zei hij. En toch bleven ze hem kleineren, omver duwen en bespotten.

Op een dag kon ik het niet langer aanzien. Hoewel ik pas zeven jaar was, gaf de Heer me de moed om mijn vriendjes tegen te spreken.

‘Blijf van hem af’, zei ik tegen ze. ‘Pest hem niet steeds. Wees aardig voor hem. Hij is een kind van God!’

Mijn vriendjes deinsden terug en liepen weg.

Ik vroeg me toen af of mijn doortastende optreden mijn vriendschap met ze in gevaar had gebracht. Maar het tegenovergestelde gebeurde. Vanaf die dag was mijn vriendschap met hen hechter. Ze hadden meer begrip voor de jongen. Ze werden betere mensen. Voor zover ik weet hebben ze hem nooit meer gepest.

Broeders en zusters, als we wat meer begrip zouden opbrengen voor de mensen die anders zijn dan wij, zouden we daarmee veel ellende en verdriet in de wereld voorkomen. Daar zouden ons gezin en onze kerk heiliger en hemelser van worden.

Sommige verlorenen zijn vermoeid. Het valt niet mee om niet ontmoedigd te raken. Door alle verwachtingen en eisen die er aan ons worden gesteld en de stress waar we iedere dag mee te maken krijgen, is het niet verwonderlijk dat we moe worden. Veel mensen voelen zich ontmoedigd omdat ze zich gebrek aan kwaliteit verwijten. Anderen voelen zich te zwak om een bijdrage te leveren. En terwijl de kudde zich geleidelijk en haast onmerkbaar voortbeweegt, blijven sommigen achter.

Iedereen heeft zich weleens moe en lusteloos gevoeld. Daar heb ik nu meer last van dan vroeger. Joseph Smith, Brigham Young en zelfs Jezus Christus wisten wat het betekende om vermoeid te zijn. Ik wil de last op de schouders van de leden van de kerk geenszins onderschatten, noch hun emotionele en geestelijke beproevingen bagatelliseren. Ze kunnen zwaar en vaak moeilijk te dragen zijn.

Maar ik heb wel een getuigenis van de vernieuwende kracht van het evangelie van Jezus Christus. De profeet Jesaja heeft gezegd: ‘[De Heer] geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte.’4 Als ik vermoeid ben, denk ik aan de woorden van de profeet Joseph Smith:

‘Zullen wij niet voorwaarts gaan in zo’n groot werk? Gaat voorwaarts en niet achterwaarts! Houdt moed, broeders; en op, op naar de overwinning! Laat uw hart zich verheugen en buitengewoon verblijd zijn. Laat de aarde in gezang uitbarsten. (…)

‘(…) Laten de wouden en alle bomen des velds de Heer loven; en gij vaste rotsen, weent van vreugde!’5

Er zijn kerkleden die, doordat zij zich incapabel voelen op de achtergrond blijven. Die wil ik aanmoedigen om op de voorgrond te treden, hun handen uit de mouwen te steken en aan de slag te gaan. Ook als u denkt dat u met uw kracht maar een kleine bijdrage kunt leveren, heeft de kerk u nodig. De Heer heeft u nodig. Vergeet niet dat de Heer vaak zwakke dingen uit de wereld gebruikt om zijn doelen te bereiken.6

Iedereen die vermoeid is kan troost vinden in deze opbeurende woorden van de Heiland: ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’7 Laten we op die belofte vertrouwen. De macht van God kan onze geest en ons lichaam met energie en kracht vervullen. Ik moedig u aan om naar deze zegen van de Heer te streven.

Nader tot Hem en Hij zal tot u naderen, want Hij heeft beloofd: ‘Maar wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat.’8

Als wij begaan zijn met hen die vermoeid zijn, geven we gehoor aan de oproep: ‘Kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën.’9 Zorgzame kerkleiders zijn zich bewust van persoonlijke beperkingen, maar willen de leden graag naar hun krachten en talenten inzetten. Leiders onderwijzen en helpen, maar zij zetten leden niet onder druk om harder te lopen of te werken dan zij kunnen.10

Bedenk dat degenen die traag van start gaan uiteindelijk soms het verst komen.

Sommige verlorenen zijn afgedwaald. Met uitzondering van de Heer maken we allemaal fouten. Het gaat er niet om of we al dan niet struikelen en vallen, maar hoe we daarop reageren. Sommige mensen dwalen af als ze fouten hebben begaan. Dat is betreurenswaardig. Weet u niet dat de kerk een plek is waar onvolmaakte mensen — met al hun zwakheden — bij elkaar komen om betere mensen te worden? Iedere zondag zien we wereldwijd in alle kerkgebouwen sterfelijke, onvolmaakte mannen, vrouwen en kinderen die in broederschap en liefde bij elkaar komen om betere mensen te worden, om door de Geest geïnspireerd te worden en om anderen aan te moedigen en te steunen. Bij mijn weten is er geen enkel kerkgebouw met een bord op de deur: ‘Alleen toegang voor volmaakte mensen.’

Wegens onze onvolmaaktheden hebben we de kerk van de Heer nodig. Juist daar worden zijn verlossende leerstellingen verkondigd en zijn verlossende verordeningen verricht. De kerk moedigt ons aan en motiveert ons om beter en gelukkiger te worden. De kerk is ook een plek waar we ons in de dienst van anderen kunnen verliezen.

De Heer weet dat we vergissingen zullen begaan. Daarom heeft Hij voor onze zonden geleden. Hij wil dat we opnieuw opstaan en beter ons best doen. Er is vreugde onder de engelen van God als een zondaar zich bekeert.

Als u bent afgedwaald omdat u bent beledigd, kunt u uw pijn en boosheid dan aan de kant zetten? Kunt u uw hart met liefde vervullen? Er is hier een plek voor u. Kom terug naar de kudde en wijdt uw vaardigheden en talenten toe. U wordt er een beter mens van en anderen zullen door uw voorbeeld worden gezegend.

Wij kunnen ons niet verontschuldigen voor de waarheid als u door leerstellige aangelegenheden bent afgedwaald. We kunnen de leerstellingen die de Heer heeft gegeven niet verloochenen. Op dit punt kunnen we geen compromis sluiten.

Ik begrijp dat mensen het soms niet met de leer eens zijn. Ze noemen de leer soms dwaas. Maar ik herhaal de woorden van de apostel Paulus, die zei dat geestelijke zaken in de ogen van de mens soms dwaas kunnen lijken. Maar ‘het dwaze van God is wijzer dan de mensen.’11

Geestelijke zaken worden door de Geest geopenbaard. ‘Een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.’12

Wij getuigen dat het evangelie van Jezus Christus op aarde is. Hij zei over de leer van zijn Vader: ‘Indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek.’13

Ik weet dat een ieder van u wel een dierbare heeft om wie u zich zorgen maakt. Geef ze aanmoedigingen, hulp en steun. Heb ze lief. Wees aardig voor ze. In sommige gevallen zullen ze terugkeren. In andere gevallen niet. Maar laten we in alle gevallen de naam waardig zijn die we op ons hebben genomen, namelijk die van Jezus Christus.

Tot iedereen die op deze mooie aarde woont, verhef ik mijn stem en getuig ik plechtig dat God leeft en dat Jezus de Christus is, onze Heiland en Koning! Hij heeft zijn waarheid en zijn evangelie door middel van de profeet Joseph Smith hersteld. Hij spreekt tot zijn profeten en apostelen. President Thomas S. Monson is de gezalfde van de Heer en leidt diens kerk nu. Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Matteüs 18:11.

  2. Lucas 15:4.

  3. 2 Nephi 26:33.

  4. Jesaja 40:29.

  5. LV 128:22–23.

  6. LV 1:19.

  7. Matteüs 11:28.

  8. Jesaja 40:31.

  9. LV 81:5.

  10. LV 10:4.

  11. 1 Korintiërs 1:25; zie ook vs. 18.

  12. 1 Korintiërs 2:14.

  13. Johannes 7:17.