“Hoofdstuk 11: Meer mensen worden lid van de kerk: april–juni 1830 ,” Verhalen uit de Leer en Verbonden (2002), 46–47 “Hoofdstuk 11,” Verhalen uit de Leer en Verbonden, 46–47 Hoofdstuk 11 Meer mensen worden lid van de kerk (april–juni 1830) Vele weken gingen voorbij. Er waren zevenentwintig leden van de kerk. Zij woonden niet allemaal in dezelfde stad. Joseph Smith vroeg ze naar een conferentie te komen. Een conferentie is een bijzondere vergadering voor alle heiligen. Heiligen zijn leden van de kerk van Jezus Christus. De heiligen namen tijdens de conferentie deel aan het avondmaal. Enkele mannen werden geordend tot het priesterschap. De Heilige Geest zegende de heiligen. Zij waren blij en gelukkig. Er waren nog andere mensen op de conferentie. Zij waren geen leden van de kerk. Zij hoorden op de conferentie over het evangelie. Zij wilden ook lid van de kerk worden. Zij werden gedoopt. Na de conferentie ging Joseph Smith naar een andere stad. Enkele goede mensen daar wilden gedoopt worden. Joseph zei dat zij gedoopt konden worden in een riviertje in de buurt. De mensen bouwden een dam in het riviertje. Zij maakten een mooie plek om te worden gedoopt. Slechte mensen vernielden ‘s nachts de dam. De goede mensen bouwden de dam weer op. Toen begon Oliver Cowdery ze te dopen. Al spoedig kwam er een bende slechte mannen aan. Zij begonnen de goede mensen uit te schelden. De bende probeerde de goede mensen kwaad te doen. Maar de Heer beschermde ze. Satan wilde dat de bende het de kerk van Jezus Christus lastig zou maken. De slechte mensen vertelden leugens over Joseph Smith. Zij zeiden dat hij verkeerde dingen had gedaan. Joseph werd in de gevangenis opgesloten. Gemene mensen probeerden Joseph kwaad te doen. Zij spuugden naar hem. Zij wilden hem geen eten geven. Sommigen vertelden leugens over Joseph. Maar goede mensen vertelden de waarheid over Joseph. Zij zeiden dat Joseph een rechtvaardig mens was. Eindelijk werd Joseph vrijgelaten.