“Hoofdstuk 41: Moeilijkheden in Kirtland: 1837,” Verhalen uit de Leer en Verbonden (2002), 158–60
“Hoofdstuk 41,” Verhalen uit de Leer en Verbonden, 158–60
Hoofdstuk 41
Moeilijkheden in Kirtland
(1837)
Enkele ouderlingen verlieten Kirtland. Zij gingen de mensen het evangelie prediken. Veel mensen luisterden naar de ouderlingen en werden lid van de kerk.
Toen begonnen in Kirtland de moeilijkheden. De heiligen hadden een bank. Zij zetten hun geld op die bank.
Sommige heiligen wilden veel geld hebben. Een man die bij de bank werkte was niet eerlijk. Hij stal een deel van het geld.
Joseph Smith zei tegen de andere mannen dat zij goed voor het geld moesten zorgen. Maar de mannen gehoorzaamden Joseph niet. De bank moest worden gesloten. Al het geld was verdwenen. De heiligen konden hun geld niet meer terugkrijgen.
Veel heiligen waren boos. Zij zeiden dat het Joseph Smiths schuld was dat de bank was gesloten. Enkele van Josephs beste vrienden vertelden gemene dingen over hem. Enkelen van hen wilden Joseph zelfs vermoorden.
Ook enkele leiders van de kerk waren boos. Zij wilden niet langer lid van de kerk zijn. Zij werden vijanden van de kerk. Zij werden slecht. Joseph Smith was erg bedroefd.
Andere leiders van de kerk hielden van Joseph en hielpen hem. Zij wisten dat de kerk van Jezus Christus waar was. Brigham Young was een van die rechtvaardige leiders. Brigham vertelde de heiligen dat hij wist dat Joseph een profeet van God was.
De vijanden van de kerk waren boos op Brigham Young. Hij moest Kirtland verlaten omdat zij hem kwaad wilden doen.
De vijanden van de kerk veroorzaakten in Kirtland veel moeilijkheden. Zij drongen de tempel binnen en deden slechte dingen.
De tempel was niet langer heilig. Hij kon het huis des Heren niet meer zijn. Joseph was bedroefd omdat de mensen zulke slechte dingen deden. Al die moeilijkheden maakten hem verdrietig.