“Hoofdstuk 33: Een openbaring over Jezus Christus: mei 1833,” Verhalen uit de Leer en Verbonden (2002), 126–27 “Hoofdstuk 33,” Verhalen uit de Leer en Verbonden, 126–27 Hoofdstuk 33 Een openbaring over Jezus Christus (mei 1833) Op een dag sprak Jezus met de profeet Joseph Smith. Hij vertelde Joseph Smith over zichzelf. Jezus zei dat de mensen zijn aangezicht kunnen zien en Hem leren kennen. Eerst moeten zij dan ophouden slechte dingen te doen. Zij moeten tot God bidden en zijn geboden gehoorzamen. Dan zullen zij eens Jezus kunnen zien. LV 93:1 Jezus zei dat Hij het licht van de wereld is. Een licht wijst ons welke kant wij op moeten gaan. Jezus is het licht van de wereld omdat Hij ons laat zien hoe wij op de juiste manier kunnen leven. LV 93:2 Jezus woonde voordat de aarde werd gemaakt bij onze Hemelse Vader. Jezus maakte de aarde. Hij heeft alle dingen op aarde gemaakt. LV 93:7–10 In het begin was Jezus niet als zijn Hemelse Vader. Hij wist niet alles wat zijn Vader wist. Hij had niet alle macht en glorie die zijn Vader had. Hij probeerde hard om als zijn Vader te worden. Toen werd Hij als God, de Vader. Jezus had macht en glorie. LV 93:12–17 Jezus zei dat wij Gods geboden moeten gehoorzamen. Dan leren wij de waarheid kennen. Wij zullen dan alles leren kennen. Dan kunnen wij als God, onze Vader worden. Wij kunnen dan macht en glorie hebben. LV 93:20, 27–28 Jezus zei dat satan niet wil hebben dat de mensen als God worden. Hij wil niet dat zij de waarheid leren kennen. Jezus vertelde Joseph dat hij zijn gezin de waarheid moest leren. LV 93:39, 47–48 Jezus zei dat Sidney Rigdon en Frederick G. Williams hun gezin moesten leren Gods geboden te gehoorzamen. Dan kon satan niet verhinderen dat hun gezin de waarheid zou leren kennen. LV 93:40–44