“Hoofdstuk 37: Priesterschaps-leiders: februari 1835,” Verhalen uit de Leer en Verbonden (2002), 140–44 “Hoofdstuk 37,” Verhalen uit de Leer en Verbonden, 140–44 Hoofdstuk 37 Priesterschaps-leiders (februari 1835) Joseph Smith hield een belangrijke vergadering in Kirtland. Hij vroeg de mannen van het Kamp van Zion te komen. Joseph vertelde de mannen dat Jezus 12 apostelen wilde om te helpen de kerk te leiden. De Heer had Oliver Cowdery, David Whitmer en Martin Harris opgedragen de apostelen te kiezen. Tijdens de vergadering kregen Oliver, David en Martin een zegen van het Eerste Presidium van de kerk. Daarna knielden zij samen neer in gebed. Zij kozen 12 goede mannen. LV 18:37 De mannen werden geordend. Zij waren de twaalf apostelen. De apostelen zijn heel belangrijke mannen in de kerk. Zij weten dat Jezus onze Heiland is. Zij prediken het evangelie over de gehele wereld. LV 107:23–24 Enkele dagen daarna werden andere mannen gekozen om leiders in de kerk te zijn. Zij werden het Eerste Quorum der Zeventig genoemd. Het Eerste Quorum der Zeventig helpt de apostelen. Zij zijn de leiders van het zendingswerk in de kerk. LV 107:25, 34 Op een dag waren de twaalf apostelen in een vergadering bijeen. Zij waren zich aan het voorbereiden om op zending te gaan. Zij probeerden rechtvaardig te leven. Zij wilden dat hun Hemelse Vader hen zou helpen. De apostelen vroegen Joseph Smith te bidden om een openbaring die hen zou helpen op hun zending. Jezus gaf Joseph en de apostelen een grootse openbaring. Hij vertelde hen over het priesterschap. Het priesterschap is de macht van God. Het is de grootste macht op aarde. God geeft het priesterschap aan rechtvaardige mannen. De mannen gebruiken het priesterschap om Gods werk te doen. Er zijn twee priesterschappen in de kerk. Het ene is het Melchizedekse priesterschap. De kerkleiders hebben het Melchizedekse priesterschap. De leiders zijn de president van de kerk, zijn raadgevers, de twaalf apostelen en het eerste quorum der zeventig. LV 107:1, 22–26 De president van de kerk is Gods profeet. Hij vertelt de mensen wat Jezus wil dat zij doen. De profeet heeft mensen die hem helpen. Zij zijn raadgevers. De profeet en zijn raadgevers zijn het Eerste Presidium van de kerk. LV 107:22 Nog andere mannen in de kerk dragen het Melchizedekse priesterschap. Zij worden hogepriesters, zeventigen en ouderlingen genoemd. Hogepriesters kunnen patriarchen, ringpresidenten, hogeraadsleden en bisschoppen zijn. LV 107:5, 7, 9–10,17, 25, 39 Andere mannen worden gekozen om ouderlingen te zijn. Ouderlingen gaan op zending. LV 107:7; 133:8 Alle mannen die het Melchizedekse priesterschap dragen kunnen mensen een zegen geven. Zij kunnen mensen de gave van de Heilige Geest verlenen. LV 20:43; 107:18 Het andere priesterschap is het Aäronische priesterschap. Priesters, leraren en diakenen hebben het Aäronische priesterschap. Priesters kunnen mensen dopen. Zij zegenen het avondmaal. Zij helpen de ouderlingen. LV 20:46–52 Leraren helpen het avondmaal gereedmaken. Zij gaan op huisonderwijs. Zij helpen leden van de kerk een goed leven te leiden. LV 20:53–57 Diakenen brengen het avondmaal rond. Zij helpen de bisschop. Zij verzamelen de vastengaven. Jezus zei dat alle mannen die het priesterschap hebben behoren te leren wat God wil dat ze doen. Zij moeten hard werken. Dan zal hun Hemelse Vader ze zegenen. LV 107:99