Verhalen uit de Schriften
Woorden om te kennen


“Woorden om te kennen,” Verhalen uit de Leer en Verbonden (2002), 238–41

“Woorden om te kennen,” Verhalen uit de Leer en Verbonden, 238–41

Woorden om te kennen

Aanbidden:

Iemand aanbidden betekent hem liefhebben en gehoorzamen. Satan wilde dat Mozes hem zou aanbidden. Satan wilde dat Mozes hem zou liefhebben en gehoorzamen.

Aanvallen:

Een groep slechte mannen viel de heiligen aan. De slechte mannen gingen met de heiligen vechten.

Adopteren:

Joseph en Emma adopteerden een tweeling. De tweeling werd een deel van hun gezin.

Alcohol:

In bier en wijn zit alcohol. Alcohol is niet goed voor ons.

Apostel:

Een apostel is een leider in de kerk van Jezus Christus. Jezus vertelde Joseph Smith dat er 12 apostelen moesten komen.

Arresteren:

De soldaten arresteerden Joseph Smith en stopten hem in de gevangenis.

Avondmaal:

Wij nemen van het avondmaal om aan Jezus te denken. We nemen van het brood en het water om aan Jezus te denken.

Afbeelding
sacrament tray
Begiftiging:

Een begiftiging is een bijzondere belofte of gave van de Heer.

Begraven:

Moroni begroef de gouden platen. Hij stopte de platen in een gat in de grond. Hij bedekte ze met aarde.

Bekeren:

Als we iets verkeerds doen moeten we ons bekeren. Als we iets verkeerds doen moeten we er spijt van hebben en het niet meer doen.

Beschermen:

De mannen hadden geweren om de mensen te beschermen. De mannen hadden geweren om te zorgen dat de mensen veilig waren. De Heer beschermde Joseph Smith. De Heer zorgde dat Joseph Smith veilig was.

Besloten:

Emma en Joseph vroegen zich af of ze naar Pennsylvania moesten gaan of in New York moesten blijven. Zij besloten naar Pennsylvania te gaan.

Bidden:

Bidden is praten met onze Hemelse Vader. Joseph Smith bad tot onze Hemelse Vader. Joseph Smith praatte met onze Hemelse Vader. De pioniers baden voordat zij naar bed gingen.

Bisschop:

De bisschop is de leider van een wijk in de kerk. In een gemeente wordt de leider gemeentepresident genoemd.

Blokhut:

Een blokhut is een huisje dat van boomstammen gemaakt is.

Bouwen:

De pioniers bouwden hun huizen van hout.

Conferentie:

Een conferentie is een grote vergadering. Veel leden van de kerk gaan naar de conferentie.

Dam:

De heiligen bouwden een dam in de rivier. Een dam houdt het water tegen.

Afbeelding
dam
Delen:

Delen is iets van wat we hebben aan een ander geven.

Diakenen:

Jongens kunnen een diaken worden als zij twaalf jaar zijn. Diakenen mogen het avondmaal ronddienen.

Discipel:

Een discipel is iemand die Jezus volgt en probeert als Jezus te zijn.

Doopvont:

Er zijn doopvonten in kerkgebouwen en tempels. De ‘ mensen worden gedoopt in een doopvont.

Dopen:

Wij worden gedoopt als wij lid van de kerk worden. Wij worden ondergedompeld in water en weer uit het water geheven.

Drukker:

Een drukker is iemand die boeken drukt.

Eerlijk:

Mensen die eerlijk zijn vertellen geen leugens. Eerlijke mensen nemen geen dingen die niet van hun zijn.

Eeuwig:

Eeuwig betekent altijd. Wij kunnen eeuwig bij onze Hemelse Vader wonen, als wij zijn geboden gehoorzamen.

Engel:

Een engel is een helper van God. De engel Moroni sprak met Joseph Smith.

Afbeelding
angel
Evangelie:

Het evangelie is wat Jezus ons leert te doen. De heiligen geloven in het evangelie van Jezus Christus.

Excommuniceren:

Leden van de kerk die slechte dingen doen kunnen worden geëxcommuniceerd. Ze zijn dan geen lid meer van de kerk.

Gaven:

Gaven worden aan mensen gegeven. De Heilige Geest geeft rechtvaardige mensen gaven.

Geboden:

Goede mensen gehoorzamen Gods geboden. Goede mensen doen wat God wil dat ze doen.

Gebouw:

Een tempel is een groot gebouw.

Gedrukt:

De woorden in dit boek zijn op het papier gedrukt.

Geest:

Een geest heeft geen lichaam van vlees en beenderen.

Gehoorzamen:

Gehoorzamen is doen wat je gezegd wordt. Wij horen Gods geboden te gehoorzamen.

Geloof:

Geloof hebben betekent weten dat iets waar is. Wij geloven in Jezus Christus en wij gehoorzamen Hem.

Geloven:

Geloven betekent denken dat iets waar is. Veel mensen geloven het evangelie van Jezus Christus.

Gepeupel:

Slechte mensen die proberen andere mensen kwaad te doen.

Getuigen:

De getuigen zagen de gouden platen. Zij zeiden dat de gouden platen echt waren.

Getuigenis:

Een getuigenis is een gevoel dat het evangelie waar is. De man had een getuigenis dat het evangelie waar was.

Gevangenbewaarders:

De gevangenbewaarders letten op de mensen in de gevangenis zodat die niet weg kunnen.

Gevangenis:

De mannen werden in de gevangenis gestopt. Ze werden opgesloten zodat ze niet weg konden.

Afbeelding
jail
Gouden platen:

Metalen platen waarop tekens geschreven zijn.

Gouverneur:

Een gouverneur is de leider van een staat.

Heiland:

Een Heiland is iemand die anderen verlost. Jezus Christus is onze Heiland.

Heilig:

De tempel is een heilig gebouw. De tempel is van God.

Heilige:

Een lid van de kerk van Jezus Christus.

Inwijden:

Als we iets inwijden, zegenen we het om het voor Gods werk te gebruiken. De heiligen wijdden de tempel in.

Kapitein:

Een kapitein is een leider.

Keuzen:

Onze Hemelse Vader laat ons keuzen maken. Hij laat ons beslissen wat we willen doen.

Kiezen:

God laat ons kiezen of we goed of slecht willen zijn. Wij kiezen mensen om ons te leiden. God koos Brigham Young om de heiligen te leiden.

Koninkrijk:

God woont in het koninkrijk der hemelen.

Kruisigen:

Jezus werd gekruisigd. Jezus werd vermoord. Hij werd aan een kruis genageld en hing daar tot Hij stierf.

Afbeelding
Jesus was crucified
Kwakkels:

Kwakkels zijn vogels.

Afbeelding
quail
Leden:

De mensen waren leden van de kerk. De mensen waren gedoopt en hoorden bij de kerk.

Leiden:

Mensen leiden is hun laten zien of vertellen wat ze moeten doen. De profeet leidt de kerk.

Leider:

De profeet is de leider van de kerk.

Lenen:

Als we iets lenen, vragen we iemand of we het mogen gebruiken. De man leende het paard van zijn vriend. De ma: vroeg zijn vriend of hij zijn paard mocht gebruiken.

Lijden:

We lijden als we pijn hebben. Joseph Smith en zijn vrienden leden in de gevangenis.

Oceaan:

Een oceaan is een heel groot water.

Openbaring:

Een openbaring is een boodschap van de Heer aar zijn profeet of aan andere leden van de kerk.

Opgewekt:

Jezus werd opgewekt. Hij was dood. Nu leeft Hij weer.

Opscheppen:

De gevangenbewaarders schepten op over wat ze hadden gedaan. Ze waren er blij om.

Ordenen:

Ordenen is het priesterschap verlenen. Joseph Smith ordende de mannen. Joseph Smith gaf de mannen het priesterschap.

Ossen:

Ossen zijn dieren.

Afbeelding
oxen
Ouderlingen:

Ouderlingen zijn mannen die het priesterschap dragen.

Patriarch:

Een patriarch geeft mensen bijzondere zegens. De vader van Joseph Smith was een patriarch.

Pelsjagers:

Pelsjagers zijn mensen die wilde dieren vangen. Zij verkopen de pelzen van de dieren.

Pionier:

Een pionier is iemand die over onbekend land trekt.

Plan van Zaligheid:

Een plan dat onze Hemelse Vader heeft gemaakt om de mensen te helpen weer bij Hem terug te komen.

Prediken:

Joseph Smith predikte het evangelie. Joseph Smith vertelde de mensen over het evangelie.

President:

Een president is een leider. De president van de kerk is de leider.

Presidium:

Het Presidium van de kerk bestaat uit de president en zijn raadgevers.

Priesters:

Priesters dragen het priesterschap. Priesters zijn mannen die in de kerk helpen.

Priesterschap:

Het priesterschap is het gezag of de macht van God.

Profeet:

Een profeet vertelt de mensen wat God wil dat ze weten. Joseph Smith was een profeet.

Raadgevers:

Raadgevers zijn mensen die een leider helpen. De profeet van de kerk heeft raadgevers.

Rechtvaardig:

Rechtvaardige mensen doen wat goed is. Zij gehoorzamen Gods geboden.

Sabbat:

De sabbat is de dag waarop we naar de kerk gaan. We behoren op de sabbat niet te werken. Zondag is de sabbatdag.

Scheppen:

Jezus Christus schiep de aarde. Jezus Christus maakte de aarde.

Soldaten:

Soldaten vechten in het leger.

Standaardwerken:

De standaardwerken zijn boeken die ons over God vertellen. De Bijbel, het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden en de Parel van Grote Waarde zijn de standaardwerken van de kerk.

Stelen:

Stelen is iets nemen dat niet van jou is. Slechte mensen stalen het vee van de heiligen. De slechte mensen namen het vee mee.

Tabak:

Sommige mensen roken of kauwen op tabak. Tabak is niet goed voor ons.

Teer:

Teer kleeft en is zwart.

Tempel:

Een tempel is het huis van God.

Tiende:

De tiende is het geld dat we aan God geven.

Uitverkoren:

Gekozen, bestemd om iets bijzonders te doen. Jezus had Emma Smith uitverkoren om iets belangrijks te doen.

Vasten:

Als je vast eet en drink je niet. De mensen vastten drie dagen. Ze aten en dronken drie dagen lang niets.

Verbond:

Een verbond is een belofte. Wij beloven God dat we iets zullen doen. Wij sluiten een verbond met God.

Verdienen:

Iets verdienen is iets krijgen door er voor te werken. De mannen werkten voor een boer. Zij verdienden.geld.

Vergeven:

Vergeven is de slechte dingen die iemand heeft gedaan vergeten. God zal ons vergeven als wij spijt hebben van de slechte dingen die we hebben gedaan en het nooit meer zullen doen.

Vergif:

Vergif is iets dat mensen kan doden als zij het eten of drinken.

Verleiden:

Satan probeert ons te verleiden. Satan probeert ons verkeerde dingen te laten doen.

Vernielen:

Vernielen is kapot maken. Het gepeupel vernielde de tempel.

Vertalen:

Joseph Smith vertaalde het Boek van Mormon. Joseph Smith schreef het Boek van Mormon in woorden die we kennen.

Vijand:

Een vijand is iemand die een ander haat. De vijanden van Joseph Smith probeerden hem te doden.

Visioen:

Een visioen is iets dat God ons laat zien. Joseph Smith zag onze Hemelse Vader en Jezus Christus in een visioen.

Vloeken:

Vloeken is slechte woorden zeggen. De gevangenbewaarders vloekten. Zij gebruikten slechte woorden.

Voorouders:

Onze voorouders zijn de mensen van onze familie die voor ons hebben geleefd.

Waarheid:

Jezus onderwijst mensen de waarheid. Jezus leert de mensen wat goed is.

Wederkomst:

De terugkomst van Jezus Christus.

Zendeling:

Een zendeling is iemand die op zending gaat.

Zending:

De apostel ging op zending. De apostel ging de mensen over het evangelie van Jezus Christus vertellen.

Afdrukken