“Hoofdstuk 55: Meer moeilijkheden voor de heiligen: 1843–1844,” Verhalen uit de Leer en Verbonden (2002), 199–200 “Hoofdstuk 55,” Verhalen uit de Leer en Verbonden, 199–200 Hoofdstuk 55 Meer moeilijkheden voor de heiligen (1843–1844) De meeste mensen die in de omgeving van Nauvoo woonden waren geen lid van de kerk. Veel van die mensen hielden niet van de heiligen. Zij hadden liever niet dat de heiligen de leiders van de stad waren. Zij begonnen de leden van de kerk lastig te vallen. Zij verenigden zich in benden. Zij stalen de dieren van de heiligen. Zij verbrandden schuren en huizen. Zij probeerden de heiligen te dwingen Nauvoo te verlaten. De politie en de soldaten wilden de benden niet tegenhouden. De gouverneur wilde de heiligen niet helpen. Joseph Smith had de heiligen in Nauvoo al eerder verteld dat zij moeilijkheden moesten verwachten. De dingen die Joseph Smith had gezegd kwamen uit. Joseph wist dat de heiligen Nauvoo zouden moeten verlaten. Zij moesten naar een plaats gaan waar niemand ze meer lastig zou kunnen vallen. Joseph Smith had een vergadering met de apostelen en enkele andere mannen. Hij vertelde ze dat zij een plaats moesten vinden waar de heiligen konden gaan wonen. Joseph Smith keek naar de kaarten van het land. Op de kaart zag hij een plaats met hoge bergen en brede dalen. Joseph wist dat dat een goede plaats zou zijn voor de heiligen. Daar kon het gepeupel hen geen kwaad doen. Joseph hoopte dat de heiligen daar zouden kunnen wonen. Er waren ook mensen in Nauvoo die lid van de kerk geweest waren. Maar zij geloofden het evangelie niet meer. Zij haatten Joseph Smith. Zij wilden hem doden. Zij begonnen een krant uit te geven. Zij schreven daarin slechte dingen over Joseph en de heiligen. De leiders van Nauvoo waren boos om die krant. Enkelen van hen gingen naar het gebouw waar die krant werd gedrukt. Zij verbrandden de kranten. Zij vernielden de drukpers. De krant kon niet meer worden gedrukt.