“Hoofdstuk 7: Getuigen zien de gouden platen: 1829–1830,” Verhalen uit de Leer en Verbonden (2002), 31–33 “Hoofdstuk 7,” Verhalen uit de Leer en Verbonden, 31–33 Hoofdstuk 7 Getuigen zien de gouden platen (1829–1830) Joseph Smith en Oliver Cowdery maakten de vertaling van het Boek van Mormon af. Jezus Christus wilde dat de mensen het Boek van Mormon zouden lezen. Hij wilde dat zij zouden weten dat Joseph Smith over de gouden platen de waarheid sprak. Jezus wilde dat de mensen zouden weten dat de gouden platen echt bestonden. LV 17:4–5 Joseph Smith was de enige die de gouden platen had gezien. Jezus koos drie andere mannen om de gouden platen te zien. Deze mannen werden getuigen genoemd. Deze mannen waren Martin Harris, Oliver Cowdery en David Whitmer. LV 17:1 Joseph nam de drie getuigen mee naar het bos. Zij baden. Een engel kwam en toonde hun de gouden platen. Hij toonde hun de tekens op de platen. Jezus vertelde de drie getuigen de dingen die zij gezien hadden op te schrijven. LV 17:3, 5; Het Boek van Mormon: Het getuigenis van de drie getuigen Joseph was erg blij. De drie getuigen zouden andere mensen vertellen dat de gouden platen werkelijk bestonden. Nu zouden de mensen weten dat Joseph de waarheid had gesproken over de platen. Jezus vertelde Joseph de platen aan acht andere getuigen te laten zien. Die acht mannen hielden de platen in hun handen vast. Zij zagen de tekens op de platen. Het Boek van Mormon: Het getuigenis van de acht getuigen Alle getuigen schreven over de gouden platen. Zij zeiden dat zij de platen hadden gezien. Zij zeiden dat de gouden platen echt waren. De woorden die de getuigen schreven staan in het Boek van Mormon. Het Boek van Mormon: Het getuigenis van de drie getuigen; Het getuigenis van de acht getuigen Joseph Smith had de platen vertaald. De getuigen hadden ze gezien. Joseph had de platen niet langer nodig. De engel Moroni kwam naar Joseph. Joseph gaf de gouden platen aan Moroni terug. Nu was het Boek van Mormon klaar om gedrukt te worden. Joseph bracht het naar een drukker. Joseph had geen geld om de drukker te betalen. Martin Harris had veel geld. Jezus zei dat Martin Harris zijn geld moest geven om de drukker te betalen. LV 19:26,35 Satan wilde niet dat het Boek van Mormon zou worden gedrukt. Hij wilde niet dat de mensen het zouden lezen. Slechte mensen probeerden de drukker tegen te houden. De drukker werkte niet op zondag. Een van de slechte mannen ging op zondag naar de drukkerij. Hij stal enkele bladzijden van het Boek van Mormon. Hij drukte die bladzijden in een krant. Goede mensen verhinderden hem daarna nog meer bladzijden te stelen. Jezus wilde dat de mensen het Boek van Mormon zouden lezen. Slechte mensen kunnen het werk van Jezus niet tegenhouden. De slechte mannen konden de drukker niet verhinderen het Boek van Mormon te drukken. Eindelijk was het Boek van Mormon gedrukt. Nu konden vele mensen het lezen. Zij konden het evangelie van Jezus Christus leren kennen.