“Hoofdstuk 5: Joseph Smith en Oliver Cowdery: februari–april 1829,” Verhalen uit de Leer en Verbonden (2002), 22–25 “Hoofdstuk 5,” Verhalen uit de Leer en Verbonden, 22–25 Hoofdstuk 5 Joseph Smith en Oliver Cowdery (februari–april 1829) Joseph en Emma Smith woonden op een kleine boerderij bij Harmony in Pennsylvania. Josephs vader kwam hen opzoeken. Zij waren blij hem te zien. Josephs vader was een goed mens. Jezus gaf Joseph een openbaring voor zijn vader. Die openbaring vertelde hoe de mensen Jezus konden helpen. Zij moesten Jezus liefhebben. Zij moesten hun uiterste best doen om het evangelie te onderwijzen. Zij moesten andere mensen liefhebben en helpen. LV 4:2–6 Mensen die zendeling willen worden en Jezus willen helpen moeten studeren en leren. Zij moeten geloof hebben. Zij moeten bidden. Jezus zei dat mensen die Hem helpen gezegend zullen worden. LV 4:5–7 Josephs vader ging weer naar huis. Hij probeerde te doen wat Jezus hem gezegd had. Joseph moest op zijn boerderij werken. Ook moest hij de gouden platen vertalen. Hij had het te druk. Joseph bad en vroeg God om hulp. God verhoorde zijn gebed. Hij zond een man naar Joseph die Oliver Cowdery heette. Oliver Cowdery wilde meer over de gouden platen weten. Joseph vertelde Oliver over Moroni, de platen en het Boek van Mormon. Oliver geloofde Joseph. Oliver zei dat hij Joseph zou helpen de gouden platen te vertalen. Joseph las de woorden voot. Oliver schreef ze op papier. Joseph en Oliver werkten hard. Jezus leerde Joseph en Oliver een heleboel. Hij zei dat zij niet moesten proberen rijk te worden. Zij moesten meer over God leren. Hij zei dat zij de mensen moesten helpen het evangelie te leren kennen. Jezus zei dat zij geloof moesten hebben en goede dingen moesten doen. Als zij dit deden zouden zij later voor eeuwig bij hun Hemelse Vader kunnen wonen. LV 6:7–8, 11, 13 Jezus zei dat Oliver altijd Josephs vriend moest blijven. Hij moest Joseph altijd helpen. Jezus zei dat Oliver evenals Joseph zou kunnen leren vertalen. De Heilige Geest zou Oliver helpen de woorden van het Boek van Mormon te lezen, maar Oliver moest dan wel geloof hebben. En hij moest de woorden ook heel goed overdenken. LV 6:18, 25; 8:1–2 Oliver probeerde te vertalen. Hij dacht dat het gemakkelijk zou zijn. Hij dacht echter niet over de woorden na. Hij wilde dat God hem de woorden zou vertellen. Hij kon niet vertalen. LV 9:1, 5, 7 Oliver probeerde het Boek van Mormon niet meer te vertalen. Joseph vertaalde de platen. Oliver schreef de woorden voor Joseph op. Jezus zei dat Oliver hard moest werken als hij Joseph hielp. Dan zou Jezus Oliver zegenen. LV 9:14 Jezus zei dat Oliver God niet op de juiste manier om hulp had gevraagd. Jezus vertelde Joseph Smith hoe Oliver en alle mensen hulp konden krijgen van God. LV 9:7 Wanneer mensen hulp nodig hebben moeten zij nadenken over wat zij zouden moeten doen. Zij moeten beslissen wat goed is. LV 9:8 Dan moeten zij God vragen of het juist is. Als het goed is, zullen zij een fijn gevoel in hun hart krijgen. Dan zullen zij weten dat het goed is. LV 9:8 Als het niet goed is zullen zij geen fijn gevoel in hun hart krijgen. LV 9:9