Seminarie
Unit 6: Dag 2, 2 Nephi 6–8


Unit 6: Dag 2

2 Nephi 6–8

Inleiding

Nephi’s verslag van het eerste deel van een toespraak van zijn jongere broer Jakob kunnen we vinden in 2 Nephi 6–8. (De rest van Jakobs toespraak is opgetekend in 2 Nephi 9–10.) Jakob profeteerde dat de Joden in gevangenschap waren weggevoerd en verstrooid waren sinds de tijd dat Lehi Jeruzalem had verlaten vanwege hun goddeloosheid. De Heer zou de Joden echter weer genadig terug vergaderen naar Jeruzalem. Jakob profeteerde tevens dat de Joden voor een tweede maal verstrooid zouden worden nadat zij de Heiland hadden verworpen gedurende zijn aardse bediening. De Heer zou opnieuw genade tonen en hen in de laatste dagen vergaderen wanneer zij tot kennis van de Heiland zouden komen. Daarnaast haalde Jakob Jesaja’s profetieën aan waarin zowel de getrouwheid van de Heiland aan zijn verbondsvolk naar voren komt, als zijn genade en de grootsheid van zijn beloften aan de getrouwen.

2 Nephi 6

Jakob profeteert aangaande de verstrooiing en vergadering van Israël

Wat zou jij doen als mensen die je dierbaar zijn jou onvriendelijk zouden behandelen? Wat als ze door hun daden en houding lieten zien dat jullie relatie niet belangrijk meer voor hen was? Denk erover na of jij je ooit zo ten opzichte van de Heer gedragen hebt. In 2 Nephi 6–8 leert Jakob hoe de Heer reageert op wie zich, door hun houding en daden, van Hem hebben afgekeerd.

Lees 2 Nephi 6:3–5; 9:1, 3 en zoek naar redenen waarom Jakob deze toespraak gaf.

Zoek bij je studie van vandaag uit hoe jij door Jakobs leringen beter kunt ‘leren en de naam van […] God […]verheerlijken’ (2 Nephi 6:4), je begrip kunt vergroten van de verbonden die je met de Heer hebt gesloten (zie 2 Nephi 9:1) en je kunt verheugen en je hoofd voor eeuwig op kunt heffen (zie 2 Nephi 9:3).

  1. Beantwoord de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Jakob begint zijn toespraak met profeteren over wat er met de Joden gebeurd was nadat Lehi Jeruzalem verlaten had omdat ze de Heer verworpen hadden. Hoe beschreef hij dit in 2 Nephi 6:8?

    2. Lehi, Jeremia en andere profeten profeteerden over deze vernietiging. Toen de Babyloniërs de Joden in ongeveer 587 v.C. overmeesterden, werden velen vermoord en werden anderen gevankelijk naar Babylon gevoerd. De Joden verzachtten uiteindelijk hun hart ten opzichte van de Heer. Wat zou er volgens de eerste zin van 2 Nephi 6:9 uit Jakobs profetie met hen gebeuren?

    3. Jakob profeteerde dat de Heiland zijn sterfelijk leven zou leiden onder de Joden nadat zij terugkeerden uit hun ballingschap. Hoe zouden de Joden zich volgens 2 Nephi 6:9–10 jegens de Heiland gedragen en voelen?

    4. Wat zou er volgens 2 Nephi 6:10–11 gebeuren met de Joden die de Heiland zouden verwerpen?

Lees 2 Nephi 6:11, 14 en zoek naar zinsneden die de gevoelens van de Heer beschrijven jegens het huis Israëls ondanks dat het Hem verwierp. Je zou de zinsneden ‘barmhartig jegens hen’ en ‘om hen terug te winnen’ in je Schriften kunnen omcirkelen.

  1. Noteer in je Schriftendagboek je antwoord op de volgende vragen:

    1. Wat betekent het om iemand of iets ‘terug te winnen’?

    2. Hoe toont de gewilligheid van de Heer om Israël voor een tweede keer terug te winnen zijn barmhartigheid aan?

In dezelfde verzen leert Jakob wat de Joden moeten doen om deze zegeningen van de Heer te ontvangen. Lees 2 Nephi 6:11, 14 nog een keer en zoek de zinsnede ‘wanneer zij zullen’ in ieder vers op. Markeer de woorden die de zinsnede afmaken. Hoe zal Israël volgens deze verzen voldoen aan de vereisten voor de barmhartigheid van de Heer? Uit deze verzen komt het volgende beginsel naar voren: De Heer is barmhartig jegens hen die tot Hem terugkeren.

  1. Overpeins hoe jij de barmhartigheid van de Heer en zijn gewilligheid om hen te vergeven die tot Hem terugkeren hebt aanschouwd. Schrijf in je Schriftendagboek: Ik weet dat de Heer barmhartig is, omdat […]. Vul daarna de uitspraak aan met je eigen gedachten en gevoelens. Je kunt deze oefening herhalen door verschillende manieren te bedenken waarop de Heer zijn barmhartigheid heeft getoond.

2 Nephi 6 bevat een grote belofte van hoop voor Israël — die op ons allemaal van toepassing is. Lees 2 Nephi 6:17–18 en maak de volgende belofte van de Heiland af:

‘De machtige God zal ’ (2 Nephi 6:17).

‘Alle vlees zal weten dat ’ (2 Nephi 6:18).

2 Nephi 7–8

Jakob haalt Jesaja’s profetie aan dat de Heiland trouw is aan zijn verbondsvolk en dat Hij in staat is ons te verlossen.

Zoals in 2 Nephi 7–8 is opgetekend, haalde Jakob Jesaja’s profetie aangaande het verlangen en vermogen van de Heer aan om Israël te verlossen van haar leed als gevolg van haar zonden. Lees 2 Nephi 7:1–2 en stel vast welke vragen de Heer aan Israël stelde die aantonen dat Hij nog steeds van haar hield en haar wilde verlossen.

Het is nuttig om te begrijpen dat de Heer in symbolen sprak met betrekking tot scheiden, slavernij en de sociale gewoontes van die tijd om ze op een indrukwekkende en gedenkwaardige manier te onderwijzen. De zinsneden ‘u weggezonden’, ‘de scheidbrief van uw moeder’ en ‘u verkocht’ roepen het idee op van het ontbinden of verbreken van een verbond. De vragen zouden als volgt geformuleerd kunnen worden: ‘Heb ik Mij van u afgekeerd? Heb Ik het verbond dat we hebben gesloten terzijde gelegd?’ Het antwoord is nee. De Heer zal zich nooit van ons afkeren of de verbonden vergeten die Hij heeft gesloten. Zijn vragen zijn een manier om te beklemtonen dat Hij zijn verbond met Israël nooit zal verbreken.

Onderstreep aan het einde van 2 Nephi 7:1 de verklaring van de Heer waarom Israël van God verwijderd was en in gevangenschap leed.

  1. Beantwoord een van de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Waarom is het belangrijk te begrijpen dat onze gedachten, keuzes en daden ons van God kunnen verwijderen?

    2. Waarom is het belangrijk voor jou om te weten dat de Heer ons nooit vergeet of in de steek laat, ondanks dat wij Hem vergeten of in de steek laten?

In 2 Nephi 7:2 stelde de Heer Israël een belangrijke vraag die op ons allemaal van toepassing is. Zoek en markeer die vraag.

Wat bedoelde de Heer toen Hij vroeg: ‘Is mijn hand dan werkelijk te kort om te verlossen?’ Als hulpmiddel bij het visualiseren stel je je voor dat jij je hand uitstrekt om iemand in nood te helpen. Als jij je hand nog verder zou kunnen uitstrekken, wat zou je dan voor die persoon in nood proberen te doen? Wat zou het over je verlangen om die persoon te helpen zeggen als je je hand terug zou trekken? Met dit in gedachte kun je de vraag van de Heer aan Israël nog anders formuleren: ‘Weiger ik of steek ik mijn hand niet naar u uit om u te verlossen?’

De zinsnede ‘is er in Mij geen kracht om te redden?’ nodigde Israël uit om haar geloof in de kracht van de Heer te overpeinzen om haar uit haar leed als gevolg van haar zonden te bevrijden.

In de rest van 2 Nephi 7–8 gaf Jesaja enkele voorbeelden van het verlangen en de kracht van de Heiland om zijn verbondsvolk te verlossen.

Lees 2 Nephi 7:5–7 en zoek in deze profetie naar zinsneden die aantonen wat de Messias zou doen en ervaren als onderdeel van zijn zoenoffer om ons te verlossen. In 2 Nephi 7:6, voetnoot a, zijn er kruisverwijzingen te vinden die de vervulling van deze profetie uitleggen en aantonen. Je kunt Matteüs 27:26 in de voetnoot markeren. Lees daarna Matteüs 27:26–31 en zoek naar manieren waarop Jesaja’s profetie werd vervuld.

  1. Beantwoord de volgende vraag in je Schriftendagboek: Welk verlangen en welke gewilligheid van de Heiland om ons te verlossen blijken uit 2 Nephi 7:2, 5–7?

Om je nog meer bewijs van de barmhartigheid en macht van de Heer in de rest van Jesaja’s profetie te ontdekken, moet je je voorstellen dat je in de kerk een toespraak moet houden over het beginsel: De Heiland wil zijn verbondsvolk verlossen en bezit daartoe ook alle macht. Lees ter voorbereiding van je toespraak 2 Nephi 8:3, 11–13, 16, 22 en kies zinsneden uit die volgens jou het verlangen en de macht van de Heer om ons te verlossen garanderen.

  1. Maak in je Schriftendagboek een opzet voor je toespraak door:

    1. Twee of drie zinsneden die er voor jou uitsprongen te noteren en uit te leggen hoe elke zinsnede een voorbeeld is van het verlangen van de Heiland om ons te verlossen en de macht die Hij daartoe bezit.

    2. Eén van die zinsneden te kiezen en te beschrijven hoe jij die zegen ofwel hebt ervaren ofwel zou willen ervaren in je leven.

Onthoud bij het afronden van deze les dat Jakob in de waarheden die je vandaag hebt bestudeerd onderwees ‘opdat gij zult leren en de naam van uw God zult verheerlijken’ (2 Nephi 6:4), ‘om u bekend te maken met de verbonden des Heren’ (2 Nephi 9:1), en ‘opdat gij u zult verheugen en uw hoofd voor eeuwig zult opheffen’ (2 Nephi 9:3). Zoek vandaag naar een gelegenheid om iemand over je waardering voor de Heer en zijn liefde voor jou te vertellen.

  1. Schrijf het volgende onderaan de opdrachten van vandaag in je Schriftendagboek:

    Ik heb 2 Nephi 6–8 bestudeerd en heb deze les afgerond op (datum).

    Aanvullende vragen, gedachten en inzichten die ik met mijn leerkracht wil bespreken:

Afdrukken