Seminarie
Unit 14: Dag 1, Mosiah 26


Unit 14: Dag 1

Mosiah 26

Inleiding

Zoals in Mosiah 26 is opgetekend, beïnvloedden sommige ongelovige Nephieten van het opkomend geslacht de leden van de kerk met hun vleiende woorden en leidden hen tot zonde. Alma bad om erachter te komen hoe hij deze leden naar Gods wil moest berechten. De Heer openbaarde aan Alma hoe hij leden van de kerk ter verantwoording moest roepen voor hun zonden. De Heer zette ook de voorwaarden voor bekering uiteen. Alma leerde aangaande Gods bereidheid om te vergeven wie zich bekeren.

Mosiah 26:1–6

Velen van het opkomend geslacht geloven niet en bedrijven zonde

Neem even de tijd om over de volgende vraag na te denken: Waarom zouden sommige jonge mensen geen getuigenis of geen sterk getuigenis hebben, hoewel zij wel naar profeten geluisterd hebben en onderwezen zijn door hun ouders?

Mosiah 26 verschaft hierover meer informatie. Bestudeer de verzen en beantwoord de vragen in het volgende overzicht (noteer je antwoorden in het cursistenboek):

Mosiah 26:1–2

In welke drie dingen geloofden velen van het opkomend geslacht niet?

Mosiah 26:3

Hoe kan het lezen van de Schriften of het luisteren naar de profeten met een houding van ongeloof van invloed op ons zijn?

Mosiah 26:4

Wat was een van de belangrijkste redenen waarom deze mensen geen geloof in de Heiland hadden en geen lid van de kerk werden?

Noteer één beginsel dat je geleerd hebt door deze verzen te bestuderen:

De zinsnede ‘overlevering van hun vaderen’ in Mosiah 26:1 verwijst naar evangeliewaarheden die van generatie op generatie werden overgedragen. De zinsnede verwijst soms ook naar valse denkbeelden (zie bijvoorbeeld Alma 9:16). Een beginsel dat we uit Mosiah 26:1–4 kunnen leren is het volgende: Een verlangen om te geloven en persoonlijke inspanning zijn noodzakelijk om een getuigenis te ontwikkelen.

Lees de volgende uitspraak van president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium, en onderstreep wat er nodig is voor het verkrijgen en onderhouden van een getuigenis:

Afbeelding
President Henry B. Eyring

‘Een getuigenis vergt verzorging met gelovige gebeden, hongeren naar het woord van God in de Schriften, en gehoorzaamheid aan de waarheid die we hebben ontvangen. Er schuilt gevaar in de verwaarlozing van gebed. Ons getuigenis loopt gevaar als we zo nu en dan vluchtig de Schriften lezen en bestuderen. Zij zijn noodzakelijke voedingsstoffen voor ons getuigenis. […]

‘Als je wil dat je getuigenis groeit en bloesemt, zul je je regelmatig en gelijkmatig moeten vergasten aan het woord van God, innig moeten bidden en de geboden moeten naleven.’ (‘Een levend getuigenis’, Liahona, mei 2011, p. 127.)

Let op dat in Alma’s tijd het opkomend geslacht niet de dingen deed die president Eyring opnoemde.

  1. Beantwoord de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Waarom is het belangrijk om een gelovige houding aan te nemen wanneer je bidt, de Schriften leest en ernaar streeft de geboden na te leven?

    2. Beschrijf een ervaring waarbij je getuigenis versterkt werd door een gelovig gebed, het lezen van de Schriften of gehoorzaamheid aan de geboden.

Overweeg of je weleens hebt gezien hoe mensen zonder een getuigenis leden van de kerk beïnvloedden. Lees Mosiah 26:5–6 en zoek op hoe de ongelovigen de mensen in de kerk beïnvloedden.

Het is voor de rest van je studie misschien nuttig om de betekenis van de volgende uitspraak uit Mosiah 26:6 te kennen: ‘Dat zij die tot de kerk behoorden en zonde bedreven, door de kerk werden terechtgewezen.’ Dit houdt in dat het voor de opstandige kerkleden noodzakelijk was om naar hun zonden geoordeeld te worden en de kans te krijgen zich te bekeren.

Mosiah 26:7–39

Alma vraagt hoe hij mensen die zondigen moet berechten

Afbeelding
young woman and bishop at his desk

Stel je ter voorbereiding op de rest van Mosiah 26 voor dat je bisschop van een wijk bent met enkele leden die ernstige zonden hebben begaan. Als bisschop heb je van de Heer de opdracht gekregen om deze leden verantwoordelijk te stellen en ze te helpen zich te bekeren. Hoe zou je deze leden behandelen en hoe zou je ze het beste kunnen helpen?

Een dergelijke situatie was moeilijk voor Alma. Hij had, evenals de huidige bevoegde priesterschapsleiders, de verantwoordelijkheid om leden van de kerk die ernstige zonden begaan hadden te helpen zich te bekeren, vergeving te ontvangen en terug te keren naar een actieve en eerzame status in de kerk. Lees Mosiah 26:7–14 en zoek op hoe Alma op deze situatie reageerde en wat hij deed om een antwoord van de Heer te ontvangen.

  1. Noteer in je Schriftendagboek waarom het belangrijk voor ons is om te weten dat priesterschapsleiders naar de leiding van de Heer zoeken en die ontvangen wanneer zij iemand trachten te helpen die gezondigd heeft.

Vergeet niet dat Alma voor zijn bekering een priester van de goddeloze koning Noach was. Lees Mosiah 26:15–18 en stel vast wat Alma en zijn volk gedaan hadden om terug te keren tot de Heer en welke zegeningen de Heer over hen uitstortte.

  1. Lees Mosiah 26:29–30. Reageer dan op het volgende:

    1. Leg uit waarom het volgens jou voor iedereen van groot belang is om het volgende beginsel te begrijpen, waaronder degenen die een ernstige zonde hebben begaan: De Heer vergeeft wie zich met een oprecht hart bekeren.

    2. Schrijf je getuigenis van het volgende beginsel op: De Heer vergeeft wie zich met een oprecht hart bekeren.

De Heer gaf Alma instructies nadat Alma om leiding had gebeden hoe hij de kerkleden die ernstige zonden hadden begaan moest helpen. Hij moest de leden de gelegenheid geven zich te bekeren, maar als zij zich niet bekeerden, zouden zij niet onder het volk van de Heer gerekend worden. Deze instructies geven een belangrijk inzicht in het beginsel van bekering. Lees Mosiah 26:21–31 en zoek naar inzichten in bekering.

  1. Beantwoord twee of meer van de volgende opdrachten in je Schriftendagboek om deze verzen te kunnen analyseren:

    1. Hoe zou je de woorden van de Heiland in Mosiah 26:23 kunnen samenvatten? Waarom is het volgens jou belangrijk om ons te realiseren dat de Heiland zelf de prijs voor onze zonden betaalde?

    2. Welke zinnen in Mosiah 26:21–31 tonen het vertrouwen van de Heiland in Alma als priesterschapsleider aan? Hoe zou de hulp van een priesterschapsleider mensen die worstelen met zonde en verleidingen kunnen steunen?

    3. Wat betekent het volgens jou dat iemand zich ‘met een oprecht hart’ bekeert? (Mosiah 26:29).

    4. Waarom zouden we andere mensen moeten vergeven om door de Heer vergeven te worden? (zie Mosiah 26:31).

Noteer in je eigen woorden een beginsel dat je gevonden hebt in Mosiah 26:21–31:

Hoewel je misschien een ander beginsel hebt gevonden, of andere woorden hebt gebruikt, is het volgende een voorbeeld van beginselen die uit Mosiah 26:21–31 naar voren komen:

  • Bisschoppen en gemeentepresidenten vertegenwoordigen de Heer wanneer ze ons helpen om ons te bekeren en vergeving te ontvangen.

  • Zonden belijden leidt tot vergeving. (Alle zonden moeten aan God beleden worden en ernstige zonden moeten aan een priesterschapsleider beleden worden, die iemand kan steunen in het bekeringsproces.)

  • We moeten anderen vergeven om vergeving van de Heer te krijgen.

  1. Lees de volgende voorbeelden om deze beginselen te analyseren. Kies één voorbeeld en noteer in je Schriftendagboek hoe mensen die zich in de beschreven situatie bevinden, baat kunnen hebben bij de verzen en beginselen die je vandaag bestudeerd hebt:

    1. Een jongevrouw heeft een ernstige zonde begaan, maar is bang om met haar bisschop te praten.

    2. Een jongeman wil zich bekeren, maar weet niet hoe.

    3. Een jongevrouw begaat dezelfde zonde nog eens en is bang dat de Heer haar niet meer zal vergeven.

    4. Een jongeman besluit zich te bekeren, maar wil een ander niet vergeven die hem iets heeft aangedaan.

  2. Kies een beginsel uit deze les uit en denk erover na hoe je dit beginsel kunt toepassen bij je eigen inspanningen om je te bekeren. Schrijf in je Schriftendagboek op hoe je dit beginsel gaat toepassen.

Lees Mosiah 26:37–39 om te ontdekken wat er gebeurde zodra Alma de raad van de Heer toepaste. De ervaring van Alma en zijn volk leert ons dat we vrede kunnen hebben en voorspoedig kunnen zijn als wij ons bekeren en rechtschapen leven.

  1. Schrijf het volgende onderaan de opdrachten van vandaag in je Schriftendagboek:

    Ik heb Mosiah 26 bestudeerd en heb deze les afgerond op (datum).

    Aanvullende vragen, gedachten en inzichten die ik met mijn leerkracht wil bespreken:

Afdrukken