Seminarie
Unit 19: Dag 2, Alma 36


Unit 19: Dag 2

Alma 36

Inleiding

Nadat Alma terug was gekeerd van zijn zending onder de Zoramieten, riep hij zijn drie zonen bij zich en gaf hij ieder van hen persoonlijke raad (zie Alma 35:16). Zijn raad aan Helaman staat opgetekend in Alma 36–37, zijn raad aan Shiblon in Alma 38 en zijn raad aan Corianton in Alma 39–42. Alma getuigde tot Helaman dat God zou bevrijden wie hun vertrouwen in Hem stellen. Ter illustratie van die waarheid beschreef Alma hoe hij jaren daarvoor van de pijn van zijn zonden was bevrijd. Nadat hij de naam van Jezus Christus had aangeroepen, werd hij uit God geboren en met vreugde vervuld. Daarna arbeidde hij om anderen tot Jezus Christus te brengen.

Alma 36:1–5

Alma leert zijn zoon Helaman over Gods macht om ons in onze moeilijkheden bij te staan

Denk erover na in welk opzicht het getuigenis of een bepaalde lering van een familielid, vriend(in) of kerkleider jou tot zegen is geweest.

Lees Alma 36:1–5 en probeer je in Helaman te verplaatsen terwijl hij luisterde naar zijn vaders getuigenis. Wat mocht Helaman van Alma niet vergeten? (Zie vers 2.) Wat wilde Alma dat Helaman zou leren? (Zie vers 3.)

Noteer het volgende beginsel naast Alma 36:3 in je Schriften: Wanneer we ons vertrouwen in God stellen, zal Hij ons bij onze moeilijkheden en beproevingen helpen. Denk aan moeilijkheden uit je verleden. Schrijf in de beschikbare ruimte een paar manieren op waarop God je in die tijd heeft geholpen.

Alma 36:6–22

Alma beschrijft zijn opstandigheid en legt uit hoe hij vergeving ontving

Afbeelding
The Conversion of Alma

Alma vertelt zijn zoon Helaman hoe God hem van de pijn van zijn zonden had bevrijd. Lees in Alma 36:6–10 wat er met Alma in zijn jeugd was gebeurd toen hij met de zoons van Mosiah de kerk trachtte te vernietigen.

In het Boek van Mormon wordt drie keer verslag gedaan van het bezoek van de engel aan Alma en de zoons van Mosiah. Alma 36 is het meest gedetailleerde verslag van wat Alma in de drie dagen en nachten dat hij niet kon bewegen of spreken, meemaakte. (Zie Mosiah 27 en Alma 38 voor de andere verslagen.) Lees Alma 36:11–16 en markeer woorden of zinsneden waarmee Alma de angst of pijn beschreef die hij na het bezoek van de engel voelde.

President Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de betekenis van gepijnigd en verscheurd toegelicht:

Afbeelding
President Boyd K. Packer

Gepijnigd betekent “gemarteld”. Vroeger werden mensen op een raamwerk of pijnbank gelegd waarbij de polsen en de enkels aan een as werden vastgemaakt die kon draaien om ondraaglijke pijn te veroorzaken.

‘Ze hadden vroeger ook raamwerken met spijkers die over de grond werden getrokken om de aarde los te maken of te scheuren. In de Schriften wordt herhaaldelijk gesproken over zielen die door gewetenswroeging worden “verscheurd”.’ (Zie ‘De hand van de Meester’, Liahona, juli 2001, p. 25.)

  1. Noteer in je Schriftendagboek waarom Alma volgens jou zulke krachtige termen gebruikte om zijn gevoelens te beschrijven. Schrijf ook op in hoeverre deze woorden het schuldgevoel en de pijn beschrijven van iemand die heeft gezondigd en zich niet heeft bekeerd.

Je zou de volgende waarheid naast Alma 36:11–16 in je Schriften kunnen noteren: Zonde kan tot spijt en pijn leiden.

Lees Alma 36:17–18 en zoek op wat Alma zich van zijn vaders profetieën kon herinneren. Let op wat Alma deed toen hij zich herinnerde wat zijn vader hem had geleerd.

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende over Alma’s ervaring gezegd: ‘Alma was door de leringen van zijn vader geraakt, maar het is vooral belangrijk dat de profetie die hij zich herinnerde degene was over “de komst van een zekere Jezus Christus, een Zoon van God, om voor de zonden der wereld verzoening te doen”. (Alma 36:17.) Dat is de naam en dat is de boodschap die iedereen moet horen. Alma hoorde die boodschap, en hij riep vanuit de smart van een hel die hem bleef pijnigen en een geweten dat niet wilde genezen. “O Jezus, Zoon van God, wees barmhartig jegens mij.” (Alma 36:18.) […] Wat voor andere gebeden we ook uitspreken, wat voor behoeften we ook hebben, ze zijn allemaal van die smeekbede afhankelijk: “O Jezus, Zoon van God, wees barmhartigheid jegens mij.” Hij is bereid om die barmhartigheid te tonen. Hij heeft zelfs zijn leven gegeven om die te kunnen verlenen.’ (However Long and Hard the Road [1985], p. 85.)

  1. Denk terug aan een tijd dat je bad om de zegeningen van de verzoening van Jezus Christus te mogen ontvangen, waaronder de zegen van vergeving van een zonde. Schrijf in je Schriftendagboek op waarom het volgens jou belangrijk is de Heer om de zegeningen van de verzoening in je leven te vragen.

  2. Lees Alma 36:19–22 en markeer woorden en zinsneden die de verandering beschrijven die Alma na zijn gebed om barmhartigheid onderging. Noteer enkele van die woorden en zinsneden in je Schriftendagboek en leg uit wat je er over de verzoening van de Heiland door leert.

Afbeelding
Jesus the Christ

Uit deze Schriftteksten kunnen we het volgende beginsel halen: Als wij geloof in Jezus Christus en zijn verzoening oefenen, zal Hij ons van de pijn van onze zonden verlossen en ons met vreugde vervullen. Denk erover na wat jij kunt doen om meer geloof in Jezus Christus te oefenen zodat je net als Alma van de pijn of spijt wegens je zonden kunt worden bevrijd.

Lees de volgende situatie en overweeg hoe je zou reageren: Een vriend(in) heeft het Boek van Mormon gelezen en vraagt jouw hulp om Alma’s woorden in Alma 36:19 te begrijpen. Je vriend(in) vraagt: ‘Betekent het dat ik niet vergeven ben als ik me mijn zonden nog kan herinneren en me er nog steeds schuldig over voel?’

Lees de volgende uitspraak van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium en onderstreep zinnen die jouw vriend(in) zouden helpen:

‘Satan probeert ons ervan te overtuigen dat onze zonden niet vergeven zijn, omdat wij ze ons nog kunnen herinneren. Satan is een leugenaar; hij probeert ons inzicht te vervagen en ons weg te leiden van het pad van bekering en vergeving. God heeft niet beloofd dat wij ons onze zonden niet meer zullen herinneren. Als we ze ons herinneren, zullen we dezelfde fouten niet snel meer maken. Maar als we trouw blijven, zal de herinnering aan onze zonden in de loop der tijd wel minder worden. Dat maakt deel uit van het noodzakelijke genezings- en heiligingsproces. Alma heeft getuigd dat toen hij Jezus om barmhartigheid had gevraagd, hij zich zijn zonden nog wel kon herinneren, maar dat de herinnering aan zijn zonden hem niet meer verscheurde en pijnigde, omdat hij wist dat hij vergeving had ontvangen (zie Alma 36:17–19).

‘Het is onze verantwoordelijkheid om alles te ontlopen wat oude zondige herinneringen terugbrengt. Als wij een ‘gebroken hart en een verslagen geest’ (3 Nephi 12:19) blijven hebben, kunnen we erop vertrouwen dat God niet meer aan onze zonden zal denken [LV 58:42].’ (‘Het punt van veilige terugkeer’, Liahona, mei 2007, p. 101.)

Het is ook belangrijk om in te zien dat Alma niet zei dat hij zich zijn zonden niet meer kon herinneren. Hij kon zich de pijn van zijn zonden niet meer herinneren en werd niet langer ‘verscheurd door’ de gedachte eraan (Alma 36:19). Door ware bekering worden de pijn en schuld van zonde weggevaagd (zie Enos 1:6–8).

  1. Noteer in je Schriftendagboek een antwoord op de vraag van je vriend(in) en maak daarbij gebruik van de inzichten uit president Uchtdorfs uitleg. Neem in je antwoord op waarom het volgens jou een zegen is dat we ons onze zonden nog kunnen herinneren, hoewel we na onze bekering niet meer worden ‘verscheurd door de gedachte aan [onze] zonden’ (Alma 36:19).

Alma 36:23–30

Alma legt uit waarom hij voortdurend arbeidt om anderen tot bekering te brengen

Wat voor gevoel krijg je als je iets lekkers met iemand deelt? Wat is het eerste dat je wilt doen nadat je geweldig nieuws hebt ontvangen? Waarom zouden veel mensen iemand anders vrijwel direct willen vertellen wat ze hebben gehoord? Lees in Alma 36:23–24 hoe de gevoelens in deze vragen in verband staan met Alma’s ervaring na zijn bekering. Wat wilde Alma andere mensen laten ervaren?

Lees Alma 36:25–26 en stel vast hoe Alma’s inspanningen om het evangelie te prediken hem en anderen beïnvloedden. Vul het volgende beginsel aan op basis van wat je uit deze verzen over het evangelie uitdragen hebt geleerd: Als wij het evangelie aan anderen uitdragen, ontvangen wij .

  1. Noteer de volledige zin in je Schriftendagboek en leg uit waarom dit beginsel volgens jou waar is. Je kunt in je uitleg ervaringen opnemen van de vreugde die je hebt beleefd door het evangelie aan anderen uit te dragen.

Denk aan iemand — een vriend(in), familielid of wijklid — die baat zou kunnen hebben bij jouw getuigenis van de Heiland en zijn herstelde evangelie. Denk erover na hoe jij tot die persoon van Jezus Christus en zijn macht om ons van pijn te verlossen en ons met vreugde te vervullen kunt getuigen. Je zou een brief of e-mail aan deze persoon kunnen schrijven, of je kunt een paar korte aantekeningen maken voor een bepaald tijdstip waarop je met die persoon kunt spreken.

Afbeelding
young woman writing
  1. Schrijf het volgende onderaan de opdrachten van vandaag in je Schriftendagboek:

    Ik heb Alma 36 bestudeerd en heb deze les afgerond op (datum).

    Aanvullende vragen, gedachten en inzichten die ik met mijn leerkracht wil bespreken:

Afdrukken