Seminarie
Unit 30: Dag 2, Ether 6


Unit 30, Dag 2

Ether 6

Inleiding

Na het treffen van voorbereidingen volgens de geboden van de Heer gingen de Jaredieten aan boord van hun boten. Ze vertrouwden erop dat de Heer hen door hun moeilijke reis naar het beloofde land zou brengen. De Heer liet winden waaien die de boten heen en weer slingerden op de golven en ze vele malen in de zee begroeven. Dezelfde winden dreven hen echter voort in de richting van het beloofde land. Eenmaal gevestigd op het nieuwe land, koos het volk een koning ondanks de waarschuwingen van de broeder van Jared.

Ether 6:1–12

De Heer stuwt de Jareditische boten in de richting van het beloofde land

Er zijn momenten waarop we het weleens moeilijk vinden om te doen wat de Heer van ons vraagt, zoals een vriend(in) over het evangelie vertellen, zedelijk rein blijven, vriend(inn)en met hoge normen kiezen en de juiste prioriteiten stellen. Zijn er andere voorbeelden van situaties waarin het moeilijk is om te doen wat de Heer van je vraagt?

Het verhaal van de reis van de Jaredieten naar het beloofde land leert ons beginselen die je tot leidraad kunnen dienen wanneer je het moeilijk vindt om te doen wat de Heer je opdraagt. Lees in Ether 2:24–25 welke dingen de reis van de Jaredieten naar het beloofde land volgens de Heer zouden bemoeilijken.

De Jaredieten maakten de boten ‘dicht als een schotel’ (Ether 2:17), zodat ze bestand waren tegen die moeilijkheden. Ze maakten gaten in de boven- en onderkant met een stop die ze eruit konden halen om lucht te krijgen. Lees Ether 6:1–4 en kijk op welke andere manieren de Heer de Jaredieten zich liet voorbereiden op de moeilijkheden van de reis.

Het is misschien nuttig om te weten dat de zinsnede ‘zich toevertrouwend aan de Heer, hun God’ (Ether 6:4) inhoudt dat de Jaredieten zich toevertrouwden aan God voor hun welzijn en behoud.

  1. Beantwoord de volgende vragen in je Schriftendagboek:

    1. Waarom kan het voor de Jaredieten moeilijk zijn geweest om in deze situatie op de Heer te vertrouwen?

    2. Waarom zouden voorbereiding en zich aan de Heer toevertrouwen van essentieel belang zijn geweest?

Probeer je bij het lezen van Ether 6:5–11 voor te stellen hoe het moet zijn geweest om in een Jareditische boot te reizen.

  1. Beantwoord de volgende vragen in je Schriftendagboek om je te helpen evangeliebeginselen in dit verslag te herkennen:

    1. Hoe gaven de Jaredieten tijdens hun moeilijke reis blijk van hun vertrouwen in de Heer? (Zie Ether 6:7, 9.)

    2. Op welke manier werden zij gedurende hun reis door God gezegend?

De reis van de Jaredieten kwam na een jaar op het water eindelijk ten einde. Lees in Ether 6:12 hoe zij zich voelden toen zij in het beloofde land aankwamen. Vat samen wat je tot nu toe in deze les hebt geleerd door het volgende beginsel aan te vullen: Als we de Heer vertrouwen en zijn wil doen, zal Hij .

Dit beginsel kan onder andere met de volgende zinsnede worden aangevuld: ‘richting geven aan ons leven’. Denk om meer inzicht in dit beginsel te krijgen terug aan de situaties aan het begin van de les waarin we het weleens moeilijk vinden om te doen wat de Heer van ons vraagt. Zoals de Heer dat met de Jaredieten deed, bereidt Hij ons voor om moeilijkheden in ons leven te overwinnen door gebed, het volgen van de profeet en het onderhouden van de geboden.

  1. Noteer in je Schriftendagboek hoe iemand vertrouwen in de Heer kan tonen. Wat moeten we, met het voorbeeld van de Jaredieten in ons achterhoofd, doen wanneer we met een moeilijk gebod van de Heer te maken krijgen?

  2. Denk na over het volgende beginsel: Als we vertrouwen in de Heer, kunnen we door beproevingen en moeilijkheden vooruitgang maken en de beloofde zegeningen ontvangen. (Je kunt dit beginsel naast Ether 6:5–10 in je Schriften noteren.) Beantwoord in je Schriftendagboek de volgende vragen:

    1. In hoeverre heb je vooruitgang gemaakt en zegeningen ontvangen door je moeilijkheden met geloof te doorstaan?

    2. Hoe kun je de Heer meer vertrouwen en zijn aanwijzingen beter opvolgen in moeilijke situaties die je doormaakt?

Ether 6:13–18

De Jaredieten leren hun kinderen ootmoedig voor het aangezicht des Heren te wandelen

Stel je voor dat je net als de Jaredieten een oceaan bent overgestoken en in een totaal onbekend land bent aangekomen. Lees Ether 6:13–18 en denk na over de volgende vragen: Wat zijn enkele voorbeelden van ootmoedig voor het aangezicht des Heren wandelen? Hoe hebben je ouders en anderen je aangemoedigd om ootmoedig voor het aangezicht des Heren te wandelen? Wat is het verband tussen ootmoedig wandelen en vanuit den hoge geleerd worden? Wanneer werd je ‘vanuit den hoge geleerd’? (Ether 6:17.)

  1. Schrijf het volgende onderaan de opdrachten van vandaag in je Schriftendagboek:

    Ik heb Ether 6 bestudeerd en heb deze les afgerond op (datum).

    Aanvullende vragen, gedachten en inzichten die ik met mijn leerkracht wil bespreken:

Afdrukken