Hoofdstuk 13
Zeniff
Zeniff verliet Zarahemla met een groep Nephieten. Ze verhuisden naar het land Nephi, waar vroeger andere Nephieten hadden gewoond.
Er woonden daar nu Lamanieten. Zeniff en vier van zijn mannen gingen de stad in om met de koning te praten. Ze vroegen koning Laman of ze in zijn land mochten wonen.
Koning Laman zei dat ze twee steden mochten hebben. De koning wilde dat ze in zijn land woonden, want dan konden ze zijn slaven worden.
Het volk van Zeniff bouwde huizen en herstelde de stadsmuren. Ze zaaiden allerlei soorten graan en vruchten. Ze hadden ook kudden dieren.
Na een tijd zei koning Laman tegen zijn volk dat de Nephieten te sterk werden. Veel Lamanieten begonnen de Nephieten aan te vallen. Ze stalen hun dieren en hun oogst.
De Nephieten vluchtten naar de stad Nephi. Zeniff bewapende de mensen met pijlen en bogen, zwaarden, knuppels en slingers. En ze vochten tegen de Lamanieten.
Voordat ze vochten, deden de Nephieten een gebed, waarin ze God om hulp vroegen. God zegende de Nephieten toen met meer kracht en ze versloegen de Lamanieten.
Na het gevecht zette Zeniff wachters rond de steden van de Nephieten. Hij wilde zijn volk en hun dieren tegen de Lamanieten beschermen.
De Nephieten leefden jarenlang in vrede. De mannen werkten op het land en de vrouwen sponnen en maakten kleren.
Koning Laman stierf en zijn zoon werd koning. Die nieuwe koning stuurde zijn leger om tegen de Nephieten te vechten.
Opnieuw maakte de Heer de Nephieten sterk. Ze doodden veel Lamanieten en de anderen vluchtten weg.